Einde inhoudsopgave
Staatsregeling van Aruba
Artikel I.5
Geldend
Geldend vanaf 16-03-2007
- Redactionele toelichting
De datum van publicatie en de datum van afkondiging zijn gesteld op 01-01-1987.
- Bronpublicatie:
01-01-1987, Afkondigingsblad van Aruba 1987, GT 1 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-03-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-01-1987, Afkondigingsblad van Aruba 1987, GT 1 (uitgifte: 01-01-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Grondrechten
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Een ieder heeft op persoonlijk vrijheid en veiligheid. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, dan volgens bij of krachtens landsverordening te stellen regels in geval van:
- a.
rechtmatige gevangenishouding na veroordeling door een daartoe bevoegde rechters;
- b.
rechtmatige arrestatie of gevangenishouding, wegens weigering een overeenkomstig een wettelijke regeling door een rechter gegeven bevel op te volgen of ten einde de nakoming van een door een wettelijke regeling voorgeschreven uitdrukkelijke verplichting te verzekeren;
- c.
rechtmatige arrestatie of gevangenhouding teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er redelijke gronden zijn om te vermoeden, dat hij een strafbaar feit heeft begaan, of indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen, dat het noodzakelijk is hem te beletten:
- —
een strafbaar feit te begaan;
- —
te ontvluchten, nadat hij een strafbaar feit heeft begaan;
- —
het strafrechtelijk onderzoek in gevaar te brengen;
- d.
rechtmatige gevangenishouding van een minderjarige met het doel in te grijpen in zijn opvoeding of, in het geval van zijn rechtmatige gevangenhouding, ten einde hem voor het bevoegde gezag te geleiden;
- e.
rechtmatige gevangenhouding van personen ten einde hen te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of indien tegen hen een uitwijzigings-[lees: uitwijzings-] of uitleveringsprocedure hangende is.
2.
Een ieder, die gearresteerd is of gevangen wordt gehouden, overeenkomstig lid 1, onder c, van dit artikel, moet onverwijld voor een rechter worden geleid of voor een andere autoriteit die bij landsverordening bevoegd verklaard is om rechterlijke macht uit te oefenen, en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden, of hangende het proces, in vrijheid te worden gesteld.
3.
Een ieder die zijn vrijheid is ontnomen, heeft het recht:
- a.
voorziening te vragen bij de rechter, opdat deze op korte termijn beslist over de rechtmatigheid van zijn vrijheidsontneming en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de vrijheidsontneming onrechtmatig is;
- b.
onverwijld in een taal welke hij verstaat, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van zijn vrijheidsontneming, van zijn recht om zich te onthouden van antwoorden en van zijn bevoegdheid zich te doen bijstaan door een advocaat.
4.
Een ieder die het slachtoffer is geweest van een vrijheidsontneming in strijd met de bepalingen van dit artikel, heeft recht op schadeloosstelling.
5.
Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van grondrechten, voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdragen.