Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling
Artikel VI
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 503 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36423)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 503 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36423)
- Vakgebied(en)
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Vennootschapsbelasting / Beleggingsinstelling
1.
Voor de toepassing van de afdelingen 3.2 en 3.4, hoofdstuk 4 en de afdelingen 7.2, 7.3 en 7.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 behoeft het voordeel dat is behaald door een deelgerechtigde ter zake van de vervreemding van zijn bewijs van deelgerechtigdheid in een fonds voor gemene rekening als bedoeld in artikel IV, eerste lid, in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in het tweede lid niet in aanmerking te worden genomen indien die aandelenfusie uiterlijk op 31 december 2024 plaatsvindt en latere heffing is verzekerd. De eerste zin is niet van toepassing op een in het kader van een aandelenfusie genoten bijbetaling.
2.
Voor de toepassing van dit artikel en de artikelen VIII en IX is sprake van een aandelenfusie indien een vennootschap (verkrijgende vennootschap) tegen uitreiking van eigen aandelen of winstbewijzen, eventueel met bijbetaling, dan wel bij wijze van storting op de aandelen in die vennootschap, het bewijs van deelgerechtigdheid van de deelgerechtigde in het fonds voor gemene rekening, bedoeld in artikel IV, eerste lid, verwerft, tenzij:
- a.
de bijbetaling 10 percent van de nominale waarde van de uitgereikte aandelen te boven gaat;
- b.
de deelgerechtigde die een aanmerkelijk belang heeft in het fonds voor gemene rekening na het vervreemden van zijn bewijzen van deelgerechtigdheid in dat fonds aan de verkrijgende vennootschap in het kader van de fusie geen aanmerkelijk belang heeft in die verkrijgende vennootschap; of
- c.
de fusie per saldo resulteert in een vermogensverschuiving van de deelgerechtigde in het fonds voor gemene rekening naar een of meer andere aandeelhouders in of andere gerechtigden tot het vermogen van de verkrijgende vennootschap.
3.
Indien de deelgerechtigde in het fonds voor gemene rekening onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of het bewijs van deelgerechtigdheid van de deelgerechtigde in het fonds voor gemene rekening behoort tot het vermogen van een onderneming of van een werkzaamheid als bedoeld in de afdelingen 3.2 en 7.2, onderscheidenlijk 3.4 en 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, en het voordeel volgens het eerste lid buiten aanmerking blijft, wordt voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of de betreffende afdelingen van de Wet inkomstenbelasting 2001 door die deelgerechtigde de boekwaarde van de in het kader van de aandelenfusie verworven aandelen of winstbewijzen in de verkrijgende vennootschap gesteld op, dan wel wordt de boekwaarde van de aandelen in de verkrijgende vennootschap waarop in het kader van de aandelenfusie is gestort verhoogd met, de waarde waarvoor zijn bewijs van deelgerechtigdheid in het open fonds voor gemene rekening onmiddellijk voorafgaand aan het fusietijdstip te boek was gesteld.
4.
Indien de deelgerechtigde een aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of artikel 17, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in het fonds voor gemene rekening heeft en het voordeel volgens het eerste lid buiten aanmerking blijft, wordt voor de toepassing van genoemd hoofdstuk 4, onderscheidenlijk genoemd artikel 17, derde lid, onderdeel b, de verkrijgingsprijs van de in het kader van de aandelenfusie verworven aandelen of winstbewijzen in de verkrijgende vennootschap gesteld op, dan wel wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen in de verkrijgende vennootschap waarop in het kader van de aandelenfusie is gestort verhoogd met, de verkrijgingsprijs van het in het kader van de aandelenfusie vervreemde bewijs van deelgerechtigdheid in het fonds voor gemene rekening.
5.
De artikelen 13h en 13i van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zijn van overeenkomstige toepassing.