NJ 2020/429
Euthanasie op demente patiënt: cassatie in het belang der wet tegen beslissing CTG.
HR 21-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:713, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
19/05016 CW
- Conclusie
P-G mr. J. Silvis
- Noot
P.A.M. Mevis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS243380:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Gezondheidsrecht / Medische ethiek
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:713, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1339, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2019
- Wetingang
Essentie
Euthanasie op demente patiënt: cassatie in het belang der wet tegen beslissing Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG).
Het CTG is niet gebonden aan het oordeel van de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE). Ook als de tuchtrechtelijke procedure een vervolg is op het oordeel van een RTE dat de arts niet heeft gehandeld cfm. de zorgvuldigheidseisen van art. 2 lid 1 Wtl, heeft de tuchtrechter de taak tot een zelfstandig oordeel te komen over de vraag of het beroepsmatig handelen van de arts is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Onjuiste opvatting dat er ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.