Het misdrijf van artikel 111 van het Wetboek van Strafrecht heeft het oog op belediging van degene die als Koning regeert, ook indien deze een vrouw is, Kamerstukken II, 1979-1980, 16 032, nr. 1-3, p. 9-10.
HR, 11-06-2013, nr. 11/03064
ECLI:NL:HR:2013:CA2542
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-06-2013
- Zaaknummer
11/03064
- Conclusie
Mr. Harteveld
- LJN
CA2542
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:CA2542, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑06‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:CA2542
ECLI:NL:PHR:2013:CA2542, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑04‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:CA2542
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0251
Uitspraak 11‑06‑2013
Inhoudsindicatie
Belediging van de Koning, art. 111 Sr. 1. In ’s Hofs bewijsvoering ligt besloten dat het de verklaring van verdachte dat hij niet de Koningin maar de of een “koningin van de nacht” bedoelde niet aannemelijk heeft geacht. Dat oordeel is, mede gelet op hetgeen ttz. door verdachte voorts nog is verklaard, niet onbegrijpelijk. 2. V.zv. in cassatie een beroep wordt gedaan op de “linguïstieke uitingsvrijheid” van verdachte en dat deze uitingsvrijheid wordt beschermd door art. 10 EVRM, geldt dat een dergelijk beroep niet met vrucht voor het eerst in cassatie kan worden gedaan. Het Hof heeft het betoog van verdachte kennelijk niet als zodanig opgevat, hetgeen niet onbegrijpelijk is.
11 juni 2013
Strafkamer
nr. S 11/03064
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 juli 2011, nummer 22/003203-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. E. Tamas, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de verwerping van een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 14 september 2009 te Zoetermeer opzettelijk de Koningin, H.M. Beatrix Wilhelmina Armgard, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld, heeft beledigd doordat hij met witte verf de tekst "Lang leve de Koningin die kankerhoer" op een pand aan de [a-straat] heeft aangebracht."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2011 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ergens in de periode van 1 augustus 2009 tot 14 september 2009 heb ik op de muur van een pand aan de [a-straat] te Zoetermeer met witte verf de tekst "Lang leve de Koningin die kankerhoer" aangebracht.
U houdt mij voor dat deze woorden de eer en goede naam van iemand zouden kunnen aantasten. Dat is juist.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 september 2009 van de politie Haaglanden, nr. PL15J2/2009/3150-2, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, blz. 20 e.v. van het dossier. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 8 september 2009 ben ik, verbalisant [verbalisant 1], langsgereden bij het autobedrijf [A] aan de [a-straat] te Zoetermeer. Medewerkers hadden melding gemaakt van graffiti op een gebouw tegenover het autobedrijf. Het gebouw betreft een voormalig bedrijfspand en is vrij toegankelijk en zichtbaar vanaf de openbare weg. Dit gebouw is gekraakt door [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1968. Bij het gebouw aangekomen zag ik, verbalisant, diverse teksten staan aangebracht met verf.
Op 9 september 2009 zijn wij, verbalisanten, wederom naar de lokatie gegaan. Wij, verbalisanten, zagen dat de beledigende teksten ten aanzien van het koningshuis nog steeds aanwezig waren en hebben de teksten gefotografeerd.
3. Een geschrift, zijnde een kopie van een foto, blz. 24 van het dossier. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Met grote witte letters staat op de muur geschreven "Lang leve de koningin die kankerhoer"."
2.2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts nog het volgende overwogen:
"Naar het oordeel van het hof is het een feit van algemene bekendheid dat met Koningin wordt bedoeld, H.M. Beatrix Wilhelmina Armgard, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in als verklaring van de verdachte, voor zover hier van belang:
"Ergens in de periode van 1 augustus 2009 tot 14 september 2009 heb ik op de muur van een pand aan de [a-straat] te Zoetermeer met witte verf de tekst "Lang leve de Koningin die kankerhoer" aangebracht. Ik heb in dit pand van 28 oktober 2008 tot en met 6 januari 2010 gewoond. Er zijn foto's van de teksten gemaakt. Ik heb de tekst een keer eerder aangebracht. Ik zeg u, de enige koningin van de nacht is een hoer. U houdt mij voor dat deze woorden de eer en goede naam van iemand zouden kunnen aantasten. Dat is juist, maar er staat geen "Hare Majesteit". Er zijn meerdere koninginnen. Mensen die langslopen en niet weten wat ik met mijn teksten bedoel kunnen aanbellen en vragen stellen. Laatst stond er in de krant "koningin van de kaaskoppen". Ik kan mij voorstellen dat meerdere mensen verschillende ideeën over mijn teksten hebben, maar dit is mijn visie. Ik draag gedichten waarin ik het heb over de koningin van de nacht op aan Hare Majesteit. Mijns inziens heb ik niet onrechtmatig gehandeld. Ik heb het Haagse Wilhelmus geschreven. Ik laat zien hoe je kan spelen met de Nederlandse taal. Na 2009 heb ik met afwasbare stift nog dezelfde soort teksten geschreven. Ik heb dit zelfs gemeld bij de politie. Na mijn detentie heb ik deze teksten niet meer gezien."
2.4.1. In de door het Hof gebezigde bewijsvoering ligt besloten dat het Hof de verklaring van de verdachte dat hij niet de Koningin maar de of een "koningin van de nacht" bedoelde, niet aannemelijk heeft geacht. Dat oordeel is, mede gelet op hetgeen ter terechtzitting door de verdachte voorts nog is verklaard, niet onbegrijpelijk.
2.4.2. Voor zover in cassatie een beroep wordt gedaan op de "linguïstieke uitingsvrijheid" van de verdachte en dat deze uitingsvrijheid wordt beschermd door art. 10 EVRM, geldt dat een dergelijk beroep niet met vrucht voor het eerst in cassatie kan worden gedaan aangezien de beoordeling daarvan verweven is met waarderingen van feitelijke aard waarvoor in cassatie geen plaats is. Het Hof heeft het betoog van de verdachte kennelijk niet als zodanig opgevat, hetgeen niet onbegrijpelijk is.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 11 juni 2013.
Conclusie 09‑04‑2013
Mr. Harteveld
Partij(en)
Nr. 11/03064
Mr. Harteveld
Zitting 9 april 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 4 juli 2011 de verdachte wegens "opzettelijke belediging van de Koning"1. veroordeeld, maar met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel opgelegd.
2.
Namens de verdachte heeft mr. E. Tamas, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1.
Het middel klaagt over de verwerping van het verweer dat de verdachte met de term 'Koningin' niet Hare Majesteit de Koningin, maar de koningin van de nacht heeft bedoeld. Voorts wordt geklaagd dat het Hof heeft nagelaten de verwerping van het beroep op de linguïstieke uitingsvrijheid van de verdachte als dichter te motiveren.
3.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Ergens in de periode van 1 augustus 2009 tot 14 september 2009 heb ik op de muur van een pand aan de [a-straat] te Zoetermeer met witte verf de tekst "Lang leve de Koningin die kankerhoer" aangebracht. (...) Ik zeg u, de enige koningin van de nacht is een hoer. U houdt mij voor dat deze woorden de eer en goede naam van iemand zouden kunnen aantasten. Dat is juist, maar er staat geen "Hare Majesteit". Er zijn meerdere koninginnen. Mensen die langslopen en niet weten wat ik met mijn teksten bedoel kunnen aanbellen en vragen stellen. Laatst stond er in de krant "koningin van de kaaskoppen". Ik kan mij voorstellen dat meerdere mensen verschillende ideeën over mijn teksten hebben, maar dit is mijn visie. Ik draag gedichten waarin ik het heb over de koningin van de nacht op aan Hare Majesteit. Mijns inziens heb ik niet onrechtmatig gehandeld. Ik heb het Haagse Wilhelmus geschreven. Ik laat zien hoe je kan spelen met de Nederlandse taal."
3.3.
Ten laste van de verdachte heeft het Hof bewezenverklaard dat hij zich - kort gezegd - heeft schuldig gemaakt aan opzettelijke belediging van de Koningin, H.M. Beatrix Wilhelmina Armgard, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld door met witte verf de tekst "Lang leve de Koningin die kankerhoer" op een pand aan te brengen. Deze bewezenverklaring heeft het Hof doen steunen op (een deel van) voornoemde verklaring van de verdachte, een relaas van opsporingsambtenaren over het aantreffen van de tekst en een foto van de tekst. Voorts heeft het Hof overwogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat met Koningin wordt bedoeld, H.M. Beatrix Wilhelmina Armgard, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld.
3.4.
In de bestreden uitspraak ligt als kennelijk oordeel van het Hof besloten dat het Hof het niet aannemelijk acht dat de verdachte met 'Koningin' de koningin van de nacht bedoelde. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en behoefde gelet op de onderbouwing van het verweer geen nadere motivering. Voor het overige geldt dat het Hof hetgeen de verdachte heeft aangevoerd kennelijk niet heeft aangemerkt als een beroep op straffeloosheid in verband met de 'linguïstieke uitingsvrijheid' van de verdachte. Ook dat is gelet op hetgeen is aangevoerd niet onbegrijpelijk.Tot nadere motivering van zijn beslissing omtrent de strafbaarheid van het feit was het hof aldus niet gehouden, meer in het bijzonder niet op grond van art. 358, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
3.5.
Het middel faalt.
4.
Het middel kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest behoren te leiden.
5.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 09‑04‑2013