Einde inhoudsopgave
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Artikel 30 Plichten gericht op inschakeling in de arbeid
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
14-06-2014, Stb. 2014, 216 (uitgifte: 24-06-2014, kamerstukken: 33818)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2014, Stb. 2014, 274 (uitgifte: 17-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Re-integratie
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Uitkeringsvoorwaarden
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verplichtingen
1.
De verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering is verplicht:
- a.
passende arbeid te verrichten indien hij daartoe in de gelegenheid wordt gesteld;
- b.
in voldoende mate te trachten passende arbeid te verkrijgen; en
- c.
geen eisen te stellen in verband met door hem te verrichten arbeid die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
2.
De verzekerde die zijn resterende verdiencapaciteit als bedoeld in paragraaf 7.2 niet volledig benut en die recht heeft op een WGA-uitkering, is verplicht zich als werkzoekende bij het UWV te laten registreren, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en het UWV of de eigenrisicodrager hem dit opdraagt.
3.
De verzekerde die recht heeft op een loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkering en arbeid in dienstbetrekking verricht is verplicht:
- a.
zich te onthouden van verwijtbaar gedrag dat aangemerkt kan worden als een dringende reden in de zin van artikel 678 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
- b.
de dienstbetrekking niet door of op zijn verzoek te laten beëindigen zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd.
4.
Onder passende arbeid als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passend wordt beschouwd arbeid op grond van een dienstbetrekking als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening en arbeid op grond waarvan men niet als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet wordt aangemerkt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het begrip passende arbeid.
5.
Het door de verzekerde, bedoeld in het derde lid, niet voeren van verweer tegen of het instemmen met een beëindiging van de dienstbetrekking door of op verzoek van de werkgever leidt niet tot overtreding van de verplichting, bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel a.