Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Artikel 4 Aanmeldingsdrempels
Geldend
Geldend van 01-07-2023 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2023, PbEU 2023, L 167 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: 2023/1315)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Mededingingsrecht / Groepsvrijstellingen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Deze verordening is niet van toepassing op steun die de volgende drempels overschrijdt:
- (a)
voor regionale investeringssteun: voor een investering met 110 miljoen EUR of meer in aanmerking komende kosten zijn de steunbedragen per onderneming per investeringsproject als volgt:
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 10 %: 8,25 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 15 %: 12,38 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 20 %: 16,5 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 25 %: 20,63 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 30 %: 24,75 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 35 %: 28,88 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 40 %: 33 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 50 %: 41,25 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 60 %: 49,5 miljoen EUR;
- —
in zaken met een maximale regionale steunintensiteit van 70 %: 57,75 miljoen EUR;
- (b)
voor regionale stadsontwikkelingssteun: 22 miljoen EUR, zoals vastgesteld in artikel 16, lid 3;
- (c)
investeringssteun voor kmo's: 8,25 miljoen EUR per onderneming per investeringsproject;
- (d)
voor kmo-steun ten behoeve van advisering: 2,2 miljoen EUR per onderneming per project.
- (e)
voor kmo-steun ten behoeve van deelneming aan beurzen: 2,2 miljoen EUR per onderneming per jaar;
- e bis)
voor steun aan micro-ondernemingen in de vorm van overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, gas of warmte als bedoeld in artikel 19 quater: 200 000 EUR per begunstigde per kalenderjaar. Voor micro-ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, bedraagt dit maximum 25 000 EUR per begunstigde per kalenderjaar en voor micro-ondernemingen die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector, 30 000 EUR per begunstigde per kalenderjaar;
- e ter)
voor steun aan kmo's in de vorm van tijdelijke overheidsinterventies met betrekking tot de levering van elektriciteit, gas, of warmte uit aardgas of elektriciteit om de gevolgen van prijsstijgingen na de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne te verzachten, als bedoeld in artikel 19 quinquies: 2 miljoen EUR per begunstigde per kalenderjaar. Voor kmo's die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten bedraagt dit maximum 250 000 EUR per begunstigde per kalenderjaar en voor kmo's die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector 300 000 EUR per begunstigde per kalenderjaar. Steun aan ondernemingen die actief zijn in de verwerking en de afzet van landbouwproducten is afhankelijk van de voorwaarde dat deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten wordt doorgegeven;’;
- f)
voor steun aan ondernemingen die aan projecten voor Europese territoriale samenwerking deelnemen: voor steun uit hoofde van artikel 20: 2,2 miljoen EUR per onderneming per project; voor steun uit hoofde van artikel 20 bis: de in artikel 20 bis, lid 2, vastgestelde bedragen per onderneming, per project;
- g)
- h)
- i)
voor steun voor onderzoek en ontwikkeling:
- i)
indien het project overwegend fundamenteel onderzoek is: 55 miljoen EUR per onderneming per project. Dat is het geval wanneer meer dan de helft van de in aanmerking komende kosten van het project wordt gemaakt voor activiteiten die binnen de categorie ‘fundamenteel onderzoek’ vallen;
- ii)
indien het project overwegend industrieel onderzoek is: 35 miljoen EUR per onderneming per project. Dat is het geval wanneer meer dan de helft van de in aanmerking komende kosten van het project wordt gemaakt voor activiteiten die binnen de categorie ‘industrieel onderzoek’ vallen of binnen de beide categorieën ‘industrieel onderzoek’ en ‘fundamenteel onderzoek’ samen;
- iii)
indien het project overwegend ‘experimentele ontwikkeling’ is: 25 miljoen EUR per onderneming per project. Dat is het geval wanneer meer dan de helft van de in aanmerking komende kosten van het project wordt gemaakt voor activiteiten die binnen de categorie ‘experimentele ontwikkeling’ vallen;
- iv)
indien het project een Eureka-project is, wordt uitgevoerd in het kader van een gemeenschappelijke onderneming opgericht op grond van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag, of voldoet aan de voorwaarden als vastgesteld in artikel 25, lid 6, punt d), worden de in de punten i), ii) en iii) genoemde bedragen verdubbeld;
- v)
indien de steun aan onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten wordt toegekend in de vorm van terugbetaalbare voorschotten die, bij gebreke van een geaccepteerde methode om het bruto-subsidie-equivalent ervan te berekenen, worden uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten, en de maatregel erin voorziet dat, ingeval van een succesvolle uitkomst van het project als omschreven op basis van een redelijke en prudente hypothese, de voorschotten zullen worden terugbetaald, vermeerderd met een rente die ten minste gelijk is aan de op het tijdstip van de steunverlening toepasselijke disconteringsvoet, kunnen de in de punten i) tot en met iv) bedoelde bedragen worden verhoogd met 50 %;
- vi)
voor steun voor technische haalbaarheidsstudies ter voorbereiding van onderzoeksactiviteiten: 8,25 miljoen EUR per studie;
- vii)
voor steun aan kmo's ten behoeve van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die het kwaliteitslabel ‘Excellentiekeur’ hebben gekregen en die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 25 bis: het in artikel 25 bis bedoelde bedrag;
- viii)
voor steun aan Marie Skłodowska-Curieacties en ERC-Proof of concept-acties die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 25 ter: de in artikel 25 ter bedoelde bedragen;
- ix)
indien het steun betreft welke is vervat in gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 25 quater: de in artikel 25 quater bedoelde bedragen;
- x)
indien het steun betreft voor teamvormingsacties: de in artikel 25 quinquies bedoelde bedragen;
- xi)
voor steun in het kader van de cofinanciering van projecten die door het Europees Defensiefonds of het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie uit hoofde van artikel 25 sexies worden gesteund: 80 miljoen EUR per onderneming per project;
- j)
voor investeringssteun voor lokale onderzoeksinfrastructuur: 35 miljoen EUR per infrastructuur;
- j bis)
voor investeringssteun voor test- en experimenteerinfrastructuur: 25 miljoen EUR per infrastructuur;
- k)
voor steun voor innovatieclusters: 10 miljoen EUR per cluster;
- l)
innovatiesteun voor kmo's: 10 miljoen EUR per onderneming per project.
- m)
steun voor proces- en organisatie-innovatie: 12,5 miljoen EUR per onderneming per project.
- n)
voor opleidingssteun: 3 miljoen EUR per opleidingsproject;
- o)
voor steun voor de indienstneming van kwetsbare werknemers: 5,5 miljoen EUR per onderneming per jaar;
- p)
steun in de vorm van loonsubsidies ten behoeve van de tewerkstelling van werknemers met een handicap: 11 miljoen EUR per onderneming per jaar;
- q)
voor steun ter compensatie van de bijkomende kosten voor de tewerkstelling van werknemers met een handicap: 11 miljoen EUR per onderneming per jaar;
- r)
voor de compensatie van de kosten voor de begeleiding van kwetsbare werknemers: 5,5 miljoen EUR per onderneming per jaar;
- s)
voor investeringssteun voor milieubescherming, tenzij anders vermeld: 30 miljoen EUR per onderneming per investeringsproject;
- s bis)
voor steun voor in artikel 36, lid 4, bedoelde specifieke infrastructuur en opslag: 25 miljoen EUR per project;
- s ter)
- s quater)
- s quinquies)
voor steun voor het faciliteren van energieprestatiecontracten als bedoeld in artikel 38 ter: 30 miljoen EUR van de totale nominale uitstaande financiering per begunstigde;
- s sexies)
voor investeringssteun ten behoeve van energie-efficiëntieprojecten in gebouwen in de vorm van financiële instrumenten: de in artikel 39, lid 5, genoemde bedragen;
- s septies)
voor steun in vorm van de in artikel 44 bis bedoelde kortingen op milieubelastingen of -heffingen: 50 miljoen EUR per regeling per jaar;
- t)
Vervallen.
- u)
Vervallen.
- v)
voor exploitatiesteun ter bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, als bedoeld in artikel 42, en voor exploitatiesteun ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en hernieuwbare waterstof in kleine projecten en hernieuwbare-energiegemeenschappen, als bedoeld in artikel 43: 30 miljoen EUR per onderneming per project; de som van de steunmiddelen van alle onder artikel 42 vallende regelingen en de som van de steunmiddelen van alle onder artikel 43 vallende regelingen mogen respectievelijk niet meer dan 300 miljoen EUR per jaar bedragen;
- w)
voor steun ten behoeve van stadsverwarmings- of stadskoelingssystemen, als bedoeld in artikel 46: 50 miljoen EUR per onderneming per project;
- x)
voor steun ten behoeve van energie-infrastructuur, als bedoeld in artikel 48: 70 miljoen EUR per onderneming per project;
- y)
voor steun ten behoeve van de uitrol van vaste breedbandnetwerken toegekend in de vorm van een subsidie: 100 miljoen EUR van de totale kosten per project; voor steun ten behoeve van vaste breedbandnetwerken toegekend in de vorm van een financieel instrument waarvan het nominale bedrag van de totale financiering dat aan elke eindbegunstigde per project wordt toegekend, 150 miljoen EUR niet mag overschrijden;
- y bis)
voor steun ten behoeve van de uitrol van mobiele 4G- of 5G-netwerken toegekend in de vorm van een subsidie: 100 miljoen EUR van de totale kosten per project; voor steun ten behoeve van mobiele 4G- of 5G-netwerken toegekend in de vorm van een financieel instrument mag het nominale bedrag van de totale financiering die aan elke eindbegunstigde per project wordt toegekend, niet hoger zijn dan 150 miljoen EUR;
- y ter)
voor steun ten behoeve van bepaalde projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans- Europese infrastructuur voor digitale connectiviteit die in het kader van Verordening (EU) 2021/1153 wordt gefinancierd of waaraan uit hoofde van die verordening een kwaliteitslabel ‘Excellentiekeur’ is toegekend: 100 miljoen EUR van de totale kosten per project; voor steun ten behoeve van projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van trans-Europese infrastructuur voor digitale connectiviteit toegekend in de vorm van een financieel instrument mag het nominale bedrag van de totale financiering die aan elke eindbegunstigde per project wordt toegekend, niet hoger zijn dan 150 miljoen EUR;
- y quater)
voor steun in de vorm van connectiviteitsvoucherregelingen: het totale staatssteunbudget voor 24 maanden voor alle connectiviteitsvoucherregelingen in een lidstaat mag niet meer bedragen dan 50 miljoen EUR (totaalbedrag met inbegrip van nationale, regionale of lokale voucherregelingen);
- y quinquies)
voor steun ten behoeve van de uitrol van backhaulnetwerken toegekend in de vorm van een subsidie: 100 miljoen EUR van de totale kosten per project; voor steun ten behoeve van de uitrol van backhaulnetwerken toegekend in de vorm van een financieel instrument waarvan het nominale bedrag van de totale financiering dat aan elke eindbegunstigde per project wordt toegekend, 150 miljoen EUR niet mag overschrijden;
- z)
voor investeringssteun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed: 165 miljoen EUR per project; voor exploitatiesteun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed: 82,5 miljoen EUR per onderneming per jaar;
- aa)
voor steunregelingen voor audiovisuele werken: 55 miljoen EUR per regeling per jaar;
- bb)
voor steun voor sportinfrastructuur en multifunctionele recreatieve infrastructuur: 33 miljoen EUR of de totale kosten indien deze meer dan 110 miljoen EUR per project bedragen; exploitatiesteun voor sportinfrastructuur: 2,2 miljoen EUR per infrastructuurvoorziening per jaar;
- cc)
voor investeringssteun voor lokale infrastructuurvoorzieningen: 11 miljoen EUR of de totale kosten indien die meer dan 22 miljoen EUR bedragen voor dezelfde infrastructuurvoorziening;
- dd)
voor steun voor regionale luchthavens: de in artikel 56 bis vastgestelde steunintensiteiten en steunbedragen;
- ee)
voor steun voor zeehavens: 143 miljoen EUR aan in aanmerking komende kosten per project (of 165 miljoen EUR per project in een zeehaven opgenomen in het werkplan van een kernnetwerkcorridor als bedoeld in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1)); wat baggeren betreft, wordt een project omschreven als alle baggerwerkzaamheden uitgevoerd binnen één kalenderjaar;
- ff)
voor steun voor binnenhavens: 44 miljoen EUR in aanmerking komende kosten per project (of 55 miljoen EUR per project in een binnenhaven opgenomen in het werkplan van een kernnetwerkcorridor als bedoeld in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1315/2013); wat baggeren betreft, wordt een project omschreven als alle baggerwerkzaamheden uitgevoerd binnen één kalenderjaar;
- gg)
voor steun vervat in door het InvestEU-fonds ondersteunde financiële producten: de in deel 16 van hoofdstuk III vastgestelde bedragen;
- hh)
voor steun ten behoeve van kmo's voor kosten gemaakt door de deelname aan projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD): voor steun uit hoofde van artikel 19 bis: 2 miljoen EUR per onderneming per project; voor steun uit hoofde van artikel 19 ter: de in artikel 19 ter, lid 2, vastgestelde bedragen per project.
2.
De in lid 1 vastgestelde of bedoelde drempels worden niet omzeild door de steunregelingen of steunprojecten kunstmatig op te splitsen.
Voetnoten
Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).