CBb, 29-08-2013, nr. AWB 11/43
ECLI:NL:CBB:2013:339
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
29-08-2013
- Zaaknummer
AWB 11/43
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2013:339, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 29‑08‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig, Tussenuitspraak bestuurlijke lus)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2014/299 met annotatie van M.A.M. Dieperink
Uitspraak 29‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak. Nieuw energieonderzoek? Opinie van deskundige over aangevraagd project had voor reactie voorgelegd moeten worden aan Adviescommissie energieonderzoek. Zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Opdracht herstel gebrek.
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Zaaknummer: 11/43
27333
Tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 29 augustus 2013 in de zaak tussen
Econtech B.V., appellante
(gemachtigde: dr.dr.ir. A. Kronberg),
en
Minister van Economische Zaken, verweerder
(gemachtigde: mr.drs. R.F. Jassies).
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2010 heeft verweerder de aanvraag van appellante om subsidie voor het project Liquid ring compression reactor afgewezen.
Bij besluit van 3 december 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2013.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor appellante is niemand verschenen.
Het College heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder verzocht binnen zes weken een reactie te geven op een gedingstuk.
Bij brief van 6 juni 2013 heeft verweerder gereageerd.
Bij brief van 19 juli 2013 heeft appellante hierop gereageerd.
Met toestemming van partijen is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
Het College heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.
In de Subsidieregeling energie en innovatie (Stcrt. 2009, 20455, nadien gewijzigd; hierna Subsidieregeling) is, voor zover hier van belang, bepaald:
“Art. 2.1.1
In deze paragraaf wordt verstaan onder:(…)- nieuw energieonderzoeksproject: een nieuw, planmatig geheel van activiteiten, bestaande uiteen haalbaarheidsstudie, fundamenteel of industrieel onderzoek, of een combinatie vanfundamenteel en industrieel onderzoek, met een betrekking tot een innovatief, niet-conventioneel idee voor energie-techniek, dat een duurzame energiehuishouding stimuleert,dat kan leiden tot een nieuw onderzoeksgebied of een nieuwe richting binnen een bestaandonderzoeksgebied en dat een hoge technologische risicograad heeft.”
2.
Op 19 juli 2010 heeft appellante een subsidieaanvraag ingediend op grond van de Subsidieregeling voor het project “Liquid ring compression reactor”. Bij besluit van 14 september 2010 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze afwijzing gehandhaafd, omdat het project niet is aan te merken als een nieuw energieonderzoeksproject in de zin van de Subsidieregeling.
3.
Ter beoordeling staat of verweerder op goede gronden het project niet heeft aangemerkt als een nieuw energieonderzoeksproject in de zin van de Subsidieregeling. Het College overweegt daartoe als volgt.
4.
Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en het verweerschrift op het standpunt gesteld dat het project niet kan worden aangemerkt als nieuw energieonderzoek, omdat het idee van het produceren van syngas door middel van een compacte compressie bekend is, zodat niet gesproken kan worden van een niet of nauwelijks onderzocht idee of onderzoek dat afwijkt van de gebaande paden. Dat de door appellante te ontwikkelen machine in tegenstelling tot reeds bestaande machines gebruik maakt van een rotatietechniek, betreft volgens verweerder een geringe aanpassing van de machine die niet maakt dat het idee als nieuw en onconventioneel moet worden beoordeeld. De bij verweerder (bij email van 25 november 2010) ingediende opinie van prof. dr. ir. W.P.M. van Swaaij, hoogleraar thermo-chemische conversie van biomassa aan de Universiteit Twente (hierna: Van Swaaij), brengt hier geen verandering in, nu deze opinie volgens verweerder te algemeen van aard is om een rol te kunnen spelen.
Het College stelt evenwel vast dat Van Swaaij in zijn opinie uitgebreid en gedetailleerd op door verweerder gestelde vragen over het project heeft geantwoord en heeft geconcludeerd dat in zijn visie het idee dat in het project wordt ontwikkeld nieuw is en zeker niet conventioneel terwijl het ook een hoog technologisch risico inhoudt. Dat deze opinie te algemeen van aard is om een rol in de beoordeling van het project te kunnen spelen is derhalve niet staande te houden.
Ter zitting is voorts gebleken dat de opinie van Van Swaaij door verweerder niet aan deskundigen is voorgelegd. Gelet hierop heeft het College het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder verzocht een inhoudelijke reactie op de opinie van Van Swaaij van deskundigen op dit gebied aan het College te doen toekomen.Verweerder heeft bij brief van 6 juni 2013 een reactie gegeven, waarin is aangegeven dat de opinie van Van Swaaij is besproken met ir. J.R. Reijnders, drs. A.T. de Boer en dr. F.M. Witte, allen werkzaam bij Agentschap NL. Verweerder concludeert dat in het project wordt gezocht naar een alternatieve techniek om hetzelfde te bereiken (een beheersbaar snel compressiesysteem) en dat dit geen onconventioneel onderzoek is; het gaat om de toepassing van een andere, maar bekende (deel)techniek – de liquid ring afdichting – op het pulsed reactor concept. De pulsed reactor is een concept waaraan al jaren onderzoek wordt verricht en waar de kernproblemen niet op het gebied van de afdichting liggen. Het project kan daarom niet leiden tot een nieuw onderzoeksgebied of een nieuwe richting binnen een bestaand onderzoeksgebied.
Het College overweegt dat in deze reactie weliswaar – voor de eerste keer in de procedure – inhoudelijk wordt gereageerd op de opinie van Van Swaaij, maar is niet tot de overtuiging gekomen dat daarmee diens conclusies afdoende zijn weerlegd. Hierbij is van belang dat niet duidelijk is of de drie door verweerder geraadpleegde medewerkers deskundig zijn op dit specifieke terrein en dat de in de reactie gebezigde argumenten vrij algemeen van aard zijn en ten dele refereren aan eerdere besluiten van verweerder over subsidieaanvragen van appellante voor andere projecten. Het zou naar het oordeel van het College in de rede hebben gelegen dat verweerder de opinie van Van Swaaij had voorgelegd aan de Adviescommissie lange termijn energieonderzoek en nieuw energieonderzoek en deze commissie om een reactie op deze opinie had verzocht in het licht van de definitie van nieuw onderzoek in artikel 2.1.1 van de Subsidieregeling.
Nu verweerder dit heeft nagelaten is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust het niet op een deugdelijke motivering, zodat het in strijd komt met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.
Ingevolge artikel 19, zesde lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan het College het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het College ziet in het belang van een definitieve beëindiging van het geschil aanleiding verweerder op te dragen het hiervoor geconstateerde gebrek te herstellen. Het College zal verweerder hiervoor een termijn van tien weken geven. Vervolgens zal appellante op de voet van artikel 8:51b, derde lid, van de Awb, in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Daarna zal het College einduitspraak doen, waarbij ook zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
Het College
- draagt verweerder op binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak het
geconstateerde gebrek te herstellen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.R. Winter, voorzitter, mr. E. Dijt en mr. T.P.J.N. van Rijn, in aanwezigheid van mr. L.C. Bannink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2013.
w.g. R.R. Winter De griffier is verhinderd te ondertekenen.