AB 2011/137
Aanvang redelijke termijn. Dies a quo vormt het moment waarop vanwege het betrokken bestuursorgaan jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd. In casu vormen noch het mondelinge bevel tot stillegging van het werk noch de schriftelijke kennisgeving daarvan dergelijke concrete handelingen jegens appellante. Evenmin kon aan het geven van de cautie aan belanghebbende in redelijkheid de verwachting ontleend worden dat een boete zal worden opgelegd.
ABRvS 16-02-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4746
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
16 februari 2011
- Magistraten
Mrs. M. Vlasblom, C.W. Mouton, B.P. Vermeulen
- Zaaknummer
201007381/1/H3
- LJN
BP4746
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2011:BP4746, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 16‑02‑2011
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; Awb art. 3:4 lid 1, 4:84
Essentie
Aanvang redelijke termijn. Dies a quo vormt het moment waarop vanwege het betrokken bestuursorgaan jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd. In casu vormen noch het mondelinge bevel tot stillegging van het werk noch de schriftelijke kennisgeving daarvan dergelijke concrete handelingen jegens appellante. Evenmin kon aan het geven van de cautie aan belanghebbende in redelijkheid de verwachting ontleend worden dat een boete zal worden opgelegd.
Samenvatting
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer ABRvS 14 maart 2007, AB 2007/213 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.