Einde inhoudsopgave
Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten Generaal 2021
Artikel 12.6 Interpellatie
Geldend
Geldend vanaf 31-03-2021
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Kamerstukken 2021, 35322 (uitgifte: 25-02-2021, kamerstukken: 35322-50)
- Inwerkingtreding
31-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2021, Stb. 2021, 34 (uitgifte: 28-01-2021, kamerstukken: 35654)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Ieder lid dat inlichtingen van een minister verlangt over een onderwerp, kan de Kamer verzoeken om hem toe te staan een interpellatie te houden. Het lid vermeldt hierbij de belangrijkste punten waarover hij bij de interpellatie vragen wil stellen.
2.
Het verzoek wordt toegekend indien het wordt gesteund door ten minste dertig leden.
3.
De Voorzitter bepaalt wanneer de interpellatie wordt gehouden.
4.
5.
In afwijking van artikel 8.12 voert tijdens de interpellatie slechts de interpellant het woord in ten hoogste twee termijnen en de andere leden het woord in ten hoogste één termijn.
6.
Indien bij een interpellatie zeer veel spoed is vereist en de minister aanwezig is, kan de Kamer besluiten dat een interpellatie meteen wordt gehouden. Het vierde lid is dan niet van toepassing, en de minister geeft meteen de gevraagde inlichtingen. Als dit niet mogelijk is, stelt de Kamer de verdere behandeling uit tot een later tijdstip.