Rb. Maastricht, 17-08-2011, nr. 141799 / HA ZA 09-800
ECLI:NL:RBMAA:2011:BT8383
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
17-08-2011
- Magistraten
Mr. E.J.M. Driessen
- Zaaknummer
141799 / HA ZA 09-800
- LJN
BT8383
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2011:BT8383, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 17‑08‑2011
Uitspraak 17‑08‑2011
Mr. E.J.M. Driessen
Partij(en)
Vonnis van 17 augustus 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres].,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
tegen
- 1.
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
- 2.
[gedaagde 2],
gevestigd te [woonplaats],
- 3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
- 4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. J. van Weerden te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres], [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
de dagvaarding,
- —
de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] en [gedaagde 3],
- —
het tussenvonnis van 19 augustus 2009,
- —
het proces-verbaal van de comparitie na antwoord,
- —
de akte uitlating van [eiseres],
- —
de conclusie van antwoord tevens akte uitlaten producties van gedaagden,
- —
de akte uitlaten voortprocederen van [eiseres],
- —
de conclusie van repliek,
- —
de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald en wel nader op heden.
1.3.
Dit vonnis wordt door een andere rechter gewezen dan de rechter ten overstaan van wie [eiseres], [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben gecompareerd.
1.4.
Het aanvankelijk verleende verstek tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 4] is gezuiverd.
2. De feiten
2.1.
Ter uitvoering van een vervoersovereenkomst tussen [eiseres] en DHL, heeft [eiseres] op 7 januari 2005 bij Nokia te Bochum (Duitsland) 4000 mobiele telefoons van het merk NOKIA type N1100 opgehaald. De telefoons moesten worden afgeleverd bij Bouygues Telecom SA te Savigny Le Temple (Frankrijk).
2.2.
De telefoons vertegenwoordigden een waarde van € 55,00 per stuk, derhalve € 220.000,00 in totaal.
2.3.
In strijd met de vervoersovereenkomst heeft de chauffeur van [eiseres] de telefoons niet rechtstreeks naar Frankrijk gebracht, maar in de nacht van 7 op 8 januari 2005 een tussenstop gemaakt in [woonplaats]. Op 7 januari 2005 omstreek 23.45 uur hebben twee chauffeurs van [eiseres] de trekker met oplegger, met daarin de partij mobiele telefoons van Nokia, geparkeerd op de afgesloten binnenplaats op het bedrijventerrein aan de [adres] te [woonplaats].
2.4.
In de nacht van 7 januari op 8 januari 2005 is de volledige lading mobiele telefoons gestolen. [eiseres] heeft ter zake aangifte gedaan
2.5.
Nokia heeft DHL en DHL heeft op haar beurt [eiseres] aansprakelijk gesteld voor de schade, te weten de totale waarde van de telefoonlading.
2.6.
Ter afwikkeling van de schade hebben DHL en [eiseres] de volgende regeling getroffen:
- —
[eiseres] betaalt uiterlijk 23 maart 2005 een bedrag van € 110.000,-- aan DHL;
- —
DHL houdt over de omzet van [eiseres] bij DHL in de periode februari tot en met december 2005 5% van de omzet in.
2.7.
[eiseres] heeft voormeld bedrag van € 110.000,-- gefinancierd middels een geldlening bij Rabobank met een looptijd van 3 jaar. DHL heeft voorts op de omzet van [eiseres] bij DHL in de periode van februari tot en met december 2005 een bedrag van € 5.638,-- ingehouden.
2.8.
[gedaagde 1] heeft een eenmanszaak, ‘The G.S.M. Store’ genaamd. Bij [gedaagde 1] zijn op 25 januari 2005 200, uit de gestolen lading afkomstige telefoons aangetroffen. [gedaagde 1] is bij vonnis van de rechtbank 's‑Gravenhage van 10 mei 2005 veroordeeld wegens schuldheling (artikel 417 bis Sr).
2.9.
[gedaagde 1] heeft de betreffende telefoons ter verkoop van [gedaagde 3] gekregen. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn vennoten van [gedaagde 2] te [woonplaats].
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert samengevat — hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van:
- —
€ 135.613,--, vermeerderd met de wettelijke rente;
- —
€ 2.450,-- als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- —
de proceskosten, inclusief de beslagkosten en te vermeerderen met de nakosten;
- —
de volledige advocaatkosten aan de zijde van [eiseres], nader op te maken bij staat.
3.2.1.
[eiseres] legt naast de vaststaande feiten aan haar vordering ten grondslag dat gedaagden als helers van de gestolen waar op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn voor de door haar als gevolg van de diefstal geleden schade. [gedaagde 1] is reeds strafrechtelijk wegens schuldheling veroordeeld. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zijn betrokken bij de heling van een deel van de gestolen telefoons. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] geven bovendien geen duidelijkheid over de herkomst van de telefoons. Zij voldoen dan ook niet aan de wegwijsplicht als bedoeld in artikel 3:87 BW. [eiseres] heeft als gevolg daarvan niet meer kunnen achterhalen waar de resterende mobiele telefoons zijn gebleven en houdt het er voor dat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] zelf bij de diefstal betrokken waren. Op grond daarvan is [eiseres] van mening dat gedaagden aansprakelijk voor de volledige schade. Op grond van artikel 6:166 BW zijn gedaagden hoofdelijk aansprakelijk.
3.2.2.
De door [eiseres] geleden schade bestaat uit:
— | schade aan het hekwerk | € | 225,-- |
— | eigen risico vervangen dak trailer | 2.000,-- | |
— | betaling aan DHL | 110.000,-- | |
— | inhouding jaaromzet door DHL | 5.638,-- | |
— | rente over lening (3 jaar vast ad 5 % per jaar) | 16.500,-- | |
— | afsluitprovisie | 1.250,-- | |
Totaal | € | 135.613,-- |
Er is sprake van causaal verband tussen de onrechtmatige gedragingen en de geleden schade.
3.2.3.
[eiseres] vordert de wettelijke rente over dit bedrag primair vanaf 25 januari 2005 (de datum waarop de 200 gestolen telefoons bij [gedaagde 1] zijn aangetroffen), subsidiair vanaf 23 maart 2005 (de datum waarop [eiseres] DHL heeft betaald), meer subsidair vanaf 6 april 2009 (de datum waarop gedaagden door [eiseres] aansprakelijk zijn gesteld) en uiterst subsidiair vanaf de datum van dagvaarden.
3.2.4.
Tot zekerheid voor de voldoening van haar vordering heeft [eiseres] op 20 mei 2009 conservatoir derdenbeslag gelegd op de onroerende zaken van [gedaagde 1] te [woonplaats] aan de [adres] en van [gedaagde 3] te [woonplaats] aan de [adres].
3.2.5.
De gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijk kosten voldoet volgens [eiseres] aan de dubbele redelijkheidstoets. Gelet op het karakter van het onrechtmatig handelen is [eiseres] van mening dat de advocaatkosten aan haar zijde volledig voor rekening en risico van gedaagden dienen te komen.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Ten aanzien van [gedaagde 1]
4.1.
De strafrechter heeft [gedaagde 1] ter zake reeds veroordeeld wegens schuldheling. Hiermee staat vast dat [gedaagde 1] onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank houdt hem dan ook aansprakelijk ten aanzien van 200 toestellen.
Ten aanzien van [gedaagde 3]
4.2.
[gedaagde 1] heeft verklaard dat hij de 200 bij hem aangetroffen mobiele telefoons ter verkoop van [gedaagde 3] heeft gekregen. Uit de verklaringen van [gedaagde 3] blijkt dat die 200 toestellen afkomstig zijn uit een partij van 250 telefoons die [gedaagde 3] naar eigen zeggen voor een bedrag van € 37,50 per toestel te goeder trouw op rechtmatige wijze heeft gekocht van twee hem onbekende personen die bij hem in de winkel waren gekomen en hem 500 toestellen te koop aanboden (zie zijn verklaring als getuige tijdens de strafzitting van [gedaagde 1]). Gelet op het feit dat onbekende personen zomaar bij [gedaagde 3] in de winkel kwamen en hem een partij van 500 mobiele telefoons onder de marktwaarde van € 55,00 per stuk aanboden en dat van deze partij kennelijk 250 toestellen meteen konden worden afgenomen, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde 3] wist dan wel had moeten weten dat hij mogelijk uit diefstal afkomstige goederen kocht. De rechtbank houdt [gedaagde 3] dan ook wegens heling van deze 250 toestellen aansprakelijk. Dat [gedaagde 3] kennelijk ter zake heling niet strafrechtelijk is vervolgd doet daar niet aan af.
Ten aanzien van [gedaagde 4]
4.3.
De betrokkenheid van [gedaagde 4] bij de heling van de 200 toestellen leidt de rechtbank af uit de verklaring die [gedaagde 1] bij de politie heeft afgelegd: ‘De toestellen zijn nog niet betaald aan Lauran (opmerking rechtbank: [gedaagde 3]). De compagnon van Lauren, Henk (opmerking rechtbank: [gedaagde 4]), was naar mij toegekomen en kwam tegelijk met de koper binnen. Hij heeft het hele verhaal meegehoord. Hij kwam het geld mee nemen, maar dit is nu dus niet gebeurd.’ [eiseres] heeft ten aanzien van de betrokkenheid van [gedaagde 4] uitdrukkelijk een beroep gedaan op deze verklaring en gesteld dat [gedaagde 4] degene was aan wie [gedaagde 1] het geld dat hij voor de verkochte telefoons kreeg moest overhandigen en dus betrokken was bij de heling. [gedaagde 4] heeft weliswaar gesteld dat hij de telefoons niet voor handen heeft gehad en dat hij niets met de heling te maken had, maar hij heeft de verklaring van [gedaagde 1] en de stelling van [eiseres] niet betwist. Mede gelet op het feit dat [gedaagde 4] samen met [gedaagde 3] vennoot is van [gedaagde 2], [gedaagde 3] heeft verklaard dat hij bij de aankoop van de gestolen telefoons handelde in die hoedanigheid en dat de telefoons hem in de winkel zijn aangeboden, acht de rechtbank het aannemelijk dat [gedaagde 4] wetenschap had van de wijze waarop de transactie met de onbekende verkopers tot stand is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 4] wist of had behoren te weten dat het mogelijk uit diefstal afkomstige goederen betrof. Ook [gedaagde 4] kan aansprakelijk worden gehouden wegens de heling van 250 toestellen.
Wegwijsplicht
4.4.1.
[eiseres] wil gedaagden echter niet (alleen) aansprakelijk houden wegens heling van de 200/250 toestellen, maar voor de diefstal van de volledige partij mobiele telefoons.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 3:87 BW lid 1 luidt als volgt: ‘Een verkrijger die binnen drie jaren na zijn verkrijging gevraagd wordt wie het goed aan hem vervreemdde, dient onverwijld de gegevens te verschaffen, die nodig zijn om deze terug te vinden of die hij ten tijde van de verkrijging daartoe voldoende mocht achten. Indien hij niet aan de verplichting voldoet, kan hij de bescherming die de artikelen 86 en 86a aan een verkrijger te goeder trouw bieden, niet inroepen’. De hier bedoelde ‘wegwijsplicht’ dient bezien te worden in het licht van artikel 437 Sr, waaruit volgt dat op degene die beroepsmatig goederen inkoopt een rechtsplicht rust om verantwoording van die inkopen af te (kunnen) leggen.
4.4.2.
Anders dan gedaagden menen, staat de ‘wegwijsplicht’ van artikel 3:87 BW los van de vraag wie de eigenaar is van de gestolen goederen. Naar het oordeel van de rechtbank strekt de bepaling immers ter bescherming van degenen die door vervreemding van goederen zijn benadeeld en niet alleen ter bescherming van de eigenaar.
4.4.3.
Vaststaat dat gedaagden bedrijfsmatig in mobiele telefoons handelen. Uit de stellingen van gedaagden volgt dat de 200 bij [gedaagde 1] aangetroffen mobiele telefoons zijn aankocht dan wel zijn verkregen met de bedoeling deze door te verkopen. [gedaagde 1] heeft verklaard dat hij de telefoons ter verkoop van [gedaagde 3] heeft verkregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde 1] in ieder geval aan de hiervoor bedoelde wegwijsplicht heeft voldaan en acht [gedaagde 1] reeds daarom niet aansprakelijk voor de diefstal van de volledig partij.
4.4.4.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2. en 4.3. is overwogen is de rechtbank van oordeel dat van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] mocht worden verwacht dat zij de gegevens van de leveranciers achterhaalden en registreerden. Vaststaat dat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] de namen van de leveranciers van de telefoons niet kunnen of willen noemen. Door de onwil of nalatigheid van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] kan niet [eiseres] niet achterhalen waar de resterende mobiele telefoons zijn gebleven en loopt zij de kans mis om haar resterende schade te kunnen verhalen.
4.4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank voert het echter te ver [gedaagde 3] en [gedaagde 4] wegens het niet voldoen aan de wegwijsplicht aansprakelijk te houden voor de diefstal van de volledige partij van 4.000 mobiele telefoons. Er is niet gebleken dat zij betrokken zijn bij de diefstal. De feiten en omstandigheden duiden er meer op dat gedaagden geplaatst moeten worden in het helerscircuit. De telefoons zijn immers pas enkele weken na de diefstal bij [gedaagde 2] te koop aangeboden en bij [gedaagde 1] aangetroffen. Bovendien heeft [eiseres] ter comparitie verklaard dat er ook nog vijftien gestolen toestellen zijn aangetroffen bij een persoon genaamd [betrokkene]. Niet gesteld of gebleken is dat deze persoon in verband gebracht kan worden met (een van) de gedaagden in deze zaak.
4.4.6.
De rechtbank acht het wel gerechtvaardigd [gedaagde 3] en [gedaagde 4] (als compagnon van [gedaagde 3] en mede-vennoot van [gedaagde 2]) wegens het niet voldoen aan de wegwijsplicht aansprakelijk te houden als helers van nog eens 250 toestellen. [gedaagde 3] heeft als getuige tijdens de strafzitting van [gedaagde 1] verklaard dat hij de volledige aangeboden partij van 500 toestellen had willen kopen en dat de resterende 250 toestellen later zouden worden geleverd. Gelet op het feit dat een substantieel deel van de aangeboden partij (250 van de 500 toestellen) afkomstig bleek te zijn uit de diefstal bij [eiseres], acht de rechtbank het aannemelijk dat de volledig aangeboden partij afkomstig was uit diezelfde diefstal. Vanwege het feit dat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] de namen van de leveranciers niet kunnen of willen noemen kan [eiseres] in ieder geval niet achterhalen waar de overige 250 aangeboden mobiele telefoons zijn gebleven en loopt zij de kans mis om haar schade ten aanzien van die telefoons te kunnen verhalen.
Groepsaansprakelijkheid
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] (en gelet op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de geleden schade ten aanzien van 200 toestellen. Groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW is geen aansprakelijkheid voor onrechtmatige daden van anderen (groepsgenoten) maar voor eigen onrechtmatig handelen dat daarin bestaat dat men deelneemt aan groepsoptreden terwijl — alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen — de mogelijkheid van het toebrengen van schade de deelnemers had behoren te weerhouden van hun gedragingen. [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] waren alle drie betrokken bij de concrete heling van 200 toestellen. Daarbij vormden zij een groep. [gedaagde 3] heeft de toestellen gekocht en aan [gedaagde 1] geleverd, terwijl [gedaagde 1] de toestellen zou doorverkopen en het geld dat hij daarvoor kreeg zou afdragen aan [gedaagde 4]. Hieruit blijkt dat gedaagden banden met elkaar onderhielden, met elkaar samenwerkten en van elkaar wisten of hadden behoren weten dat zij zich met de heling van gestolen telefoons bezig hielden. [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] wisten of behoorden te begrijpen dat hun handel in de (gestolen) mobiele telefoons het gevaar schiep voor het ontstaan van de schade zoals door [eiseres] gesteld. Geen van hen heeft er blijk van gegeven zich te willen onttrekken aan het plegen van de onrechtmatige gedragingen.
Ten aanzien van [gedaagde 2]
4.6.
De rechtbank van oordeel dat de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde 3] en [gedaagde 4] in het maatschappelijke verkeer als gedragingen van [gedaagde 2] moeten worden aangemerkt, nu uit de stellingen van partijen kan worden afgeleid dat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hebben gehandeld in de hoedanigheid van vennoot van [gedaagde 2]. [gedaagde 3] heeft gesteld dat hij namens [gedaagde 2] contact had met de verkopende partij. Bovendien betrof de verhandelde waar typisch de waar die [gedaagde 2] pleegt te verhandelen. De rechtbank houdt [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 2] dan ook hoofdelijk aansprakelijk wegens de heling van in totaal 500 (waaronder de 200 bij [gedaagde 1] aangetroffen) gestolen telefoons.
Concluderend ten aanzien van de aansprakelijkheid
4.7.
Uit bovenstaande volgt dat de rechtbank [gedaagde 1], [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 2] wegens de heling van 200 mobiele telefoons en [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 2] wegens de heling van nog eens 300 toestellen hoofdelijk aansprakelijk houdt.
Causaal verband
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat uit de vaststaande feiten afdoende volgt dat [eiseres] als gevolg van de diefstal van de mobiele telefoons schade heeft geleden.
Zonder diefstal geen heling en zonder heling geen diefstal. Deze strafbare handelingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] wisten of behoorden te begrijpen dat hun handel in de (gestolen) mobiele telefoons het gevaar schiep voor het ontstaan van de schade zoals door [eiseres] geleden. De dief is niet bekend. De schade is ontstaan door de diefstal, maar in stand gehouden door de helers, die — zoals uit bovenstaande volgt — wel bekend zijn. Dat [gedaagde 3] en [gedaagde 4] ter zake heling niet strafrechtelijk zijn ver volgd doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Het oorzakelijk verband tussen de onrechtmatige gedragingen van gedaagden en de door [eiseres] geleden schade ten aanzien van de diefstal van in totaal 500 toestellen staat daarmee vast.
Eigen schuld [eiseres]
4.9.1.
Gedaagden stellen zich verder op het standpunt dat [eiseres] eigen schuld heeft aan de diefstal, nu [eiseres] in strijd met de vervoersovereenkomst met DHL heeft gehandeld. Zonder de aan opzet grenzende bewuste roekeloosheid van de zijde van [eiseres] zou de diefstal volgens hen niet hebben plaatsgevonden en bovendien zou — als [eiseres] zich wel aan de afspraken had gehouden — zij zeer waarschijnlijk dekking hebben gekregen op grond van de verzekeringsovereenkomst.
4.9.2.
De rechtbank passeert het beroep op eigen schuld. Aan de plegers van strafbare feiten zoals diefstal en heling komt geen beroep op eigen schuld toe, uitzonderlijke situaties daargelaten. Dat in deze zaak sprake is van een uitzonderlijke situatie is niet gesteld of gebleken. De aanname van gedaagden dat (een van de medewerkers) van [eiseres] bij de diefstal is betrokken en dat de diefstal zonder de wanprestatie niet zou hebben plaatsgevonden is door [eiseres] voldoende gemotiveerd betwist. Bovendien zou er ook sprake zijn van schade als de diefstal had plaatsgevonden terwijl [eiseres] zich wel had gehouden aan de afspraken met DHL. In dat geval zou de verzekeraar gerechtigd zijn de schade op de aansprakelijke personen te verhalen.
Schade
4.10.
Gedaagden hebben de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet betwist. Nu de rechtbank gelet op bovenstaande gedaagden aansprakelijk acht wegens heling van een aantal toestellen en niet wegens de diefstal van alle toestellen, zal zij de gevorderde schade die direct gerelateerd is aan de diefstal, te weten de schade aan het hekwerk en het eigen risico voor het vervangen van de beschadigde daktrailer (in totaal € 2.250,--) afwijzen. De schade zal voor overige worden toegewezen ten aanzien van 200 respectievelijk 300 toestellen, te weten € 6.668,15 (€ 133.363,-- × 1/20) respectievelijk € 10.002,23 (€ 133.363,-- × 3/40).
4.11.
De wettelijke rente over de gevorderde schadevergoeding wordt toegewezen vanaf 25 januari 2005, zijnde de datum waarop de 200 gestolen telefoons bij [gedaagde 1] zijn aangetroffen.
4.12.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afwijzen. Uit de door [eiseres] gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.13.
Gedaagden zullen als de in het ongelijke gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten inclusief de beslagkosten. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, wordt een liquidatietarief gehanteerd dat beter past bij het uiteindelijk toegewezen bedrag. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
— | dagvaarding | € | 72,25 | |
— | betaald griffierecht | 2.938,-- | ||
— | beslagkosten | 441,92 | ||
— | salaris advocaat | 1.582,00 | (3,5 punt × tarief € 452,--) | |
Totaal | € | 5.034,17 |
4.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor toewijzing van de vordering tot vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
4.15.
De gevorderde veroordeling in nakosten moet worden afgewezen, nu in artikel 237 lid 4 Rv voor het verkrijgen van een titel voor het verhaal van deze kosten een bijzondere procedure is voorgeschreven.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.668,15, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 25 januari 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 10.002,23, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 25 januari 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten inclusief de beslagkosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 5.034,17, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Driessen en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011.