Wet verbetering rechtspositie verzetsmilitairen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1990
- Bronpublicatie:
27-06-1990, Stb. 1990, 324 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21512 Overheid.nl: 21512)
- Inwerkingtreding
01-07-1990
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-1990, Stb. 1990, 324 (uitgifte: 01-01-1990, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 21512Overheid.nl: 21512)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ziekten of gebreken in verband met of tengevolge van deelname aan het verzet of het zich in gevangenschap bevinden, als is bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, feitelijke krijgsgevangenschap daaronder niet begrepen, worden ten aanzien van de verzetsmilitair en de ondergedoken militair voor de toepassing van de Algemene militaire pensioenwet en de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet aangemerkt als ziekten of gebreken ten aanzien waarvan verband bestaat met de uitoefening van de militaire dienst.
2.
Het verband met of het gevolg van deelname aan het verzet of het zich in gevangenschap bevinden, bedoeld in het eerste lid, wordt in elk geval geacht aanwezig te zijn, indien de verzetsmilitair of de ondergedoken militair:
- a.
tijdens de bezetting of in aansluiting daarop in verband met het verzet of het zich onttrekken aan krijgsgevangenschap drie maanden of langer in gevangenschap heeft doorgebracht dan wel naar het oordeel van Onze Minister van Defensie, de Pensioen- en Uitkeringsraad op de voet van artikel 4, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Stb. 1947, H313) gehoord, in verband met de aard van zijn verzetsactiviteiten aan buitengewoon zware en langdurige spanningen heeft blootgestaan en
- b.
voor ten minste zestig procent invalide is en deze invaliditeit niet duidelijk uit andere oorzaken dan het verzet is ontstaan.
3.
Bij toepassing van het tweede lid wordt rekening gehouden met de inzichten en ervaringen van de medische wetenschap met betrekking tot de relatie tussen het verzet en de geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand.