Rb. Rotterdam, 06-10-2010, nr. 87858 / HA ZA 10-2543
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN9591
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
06-10-2010
- Magistraten
Mr. E.D. Rentema
- Zaaknummer
87858 / HA ZA 10-2543
- LJN
BN9591
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN9591, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 06‑10‑2010
Uitspraak 06‑10‑2010
Mr. E.D. Rentema
Partij(en)
Vonnis in hoofdzaak van 6 oktober 2010
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Sommelsdijk,
eiseres,
advocaat mr. E.G. Karel te Middelharnis,
tegen
- 1.
de vennootschap onder firma
V.O.F. TEGELHANDEL [X],
gevestigd te Sommelsdijk,
- 2.
[gedaagde 2],
wonende te Middelharnis,
- 3.
[gedaagde 3],
wonende te Middelharnis,
gedaagden,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge.
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden; gedaagden samen ‘[gedaagden]’. Gedaagde sub 1 afzonderlijk ‘de v.o.f.’.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het tussenvonnis van 21 juli 2010 en de daarin vermelde stukken;
- —
het proces-verbaal van comparitie van 14 september 2010.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
[betrokkene 1] is de op 29 maart 2009 overleden echtgenoot van [eiseres].
Het is hem bij vonnis d.d. 27 oktober 2008 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Middelharnis, verboden en geboden om respectievelijk een tussen hem en de v.o.f. (gedaagde sub 1) geldend non-concurrentiebeding te overtreden en zijn ondernemingsactiviteiten te staken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per dag. Aan die dwangsom is door de voorzieningenrechter een maximum van € 200.000,-- verbonden.
Dat vonnis is op 30 oktober 2008 door de v.o.f. aan [overleden echtgenoot eiseres] betekend en bij exploit van 2 maart 2009 is hernieuwd bevel aan [overleden echtgenoot eiseres] gedaan, onder opeising van € 200.000,-- te vermeerderen met (proces)kosten, in dat bevel omschreven als ‘Voormelde titel is op 30-10-2008 betekend met gelijktijdig bevel,om aan de inhoud daarvan te voldoen, aan welk bevel niet is voldaan, zodat na te melden dwangsommen verschuldigd zijn geworden.’
Bij arrest d.d. 17 maart 2009 heeft het Gerechtshof 's‑Gravenhage het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
Op 26 juni 2009 is door de v.o.f. executoriaal beslag op het woonhuis c.a. van [eiseres] gelegd (‘voor zich en in haar hoedanigheid van wettelijk erfgenaam …’) ter zake de verschuldigdheid van de maximale dwangsom.
[gedaagden] heeft de executie in afwachting van de uitkomst van deze procedure opgeschort.
3. De vordering
[eiseres] vordert van [gedaagden] om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] te verbieden om het vonnis van de Kantonrechter, rechtsprekende als Voorzieningenrechter, van 27 oktober 2008 onder zaak- en rolnummer 931288 / VV EXPL 08–10, ten uitvoer te leggen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 250.000,-- welke dwangsom zal zijn verschuldigd binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in geval [gedaagden] in strijd handelt met dit verbod;
[gedaagden] te gebieden om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot opheffing van het executoriale beslag op ‘het recht van erfpacht op de onroerende zaak (wonen), staande en gelegen te Sommelsdijk, gemeente Middelharnis, aan de [adres 1], kadastraal bekend: gemeente Sommelsdijk, sectie B, nummer 3218, groot 70 centiare; — het recht van erfpacht op de onroerende zaak (wegen), gelegen aan de [adres 2] ongenummerd, kadastraal bekend: gemeente Sommelsdijk, sectie B, nummer 3219, groot 32 centiare; — het recht van erfpacht op de onroerende zaak (berging-stalling) garage-schuur)), staande en gelegen te Sommelsdijk, gemeente Middelharnis, aan de [adres 2] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente Sommelsdijk , sectie B, nummer 3220, groot 63 centiare; behorende deze erfpachtsrechten toe voor de helft aan [eiseres] en voor de andere helft aan de gemeenschappelijke boedel, waarin genoemde [eiseres] was gehuwd met [overleden echtgenoot eiseres] en waarvan zij als erfgename gerechtigd is’, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag voor elke dag dat gedaagden in verzuim blijven met de opheffing en royement van het beslag in de daartoe bestemde registers van het kadaster;
[gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[eiseres] legt aan haar vorderingen, voor zover van belang, het navolgende ten grondslag.
[overleden echtgenoot eiseres] heeft het bij vonnis van 27 oktober 2008 door de voorzieningenrechter opgelegde verbod en/of gebod niet geschonden, zodat er ook geen dwangsommen verbeurd kunnen zijn.
[gedaagden] had een bodemprocedure moeten opstarten om de dwangsommen te innen, zodat [eiseres] daartegen verweer had kunnen voeren. [gedaagden] heeft tot nu toe niet aangegeven waarin de schendingen van het vonnis bestaan, zodat er geen bewijs voor haar stellingen is.
Ter comparitie heeft [eiseres] nog aangevoerd dat de aanspraak die [gedaagden] op dwangsommen maakt ex art 611g lid 1 Rv is verjaard.
4. Het verweer
[gedaagden] heeft verweer gevoerd inhoudende dat [overleden echtgenoot eiseres] vanaf het tijdstip van betekening (30 oktober 2008) dwangsommen is gaan verbeuren en dat hij op 6 december 2008 het maximum bedrag van de dwangsommen heeft verbeurd, door ondanks het vonnis in kort geding niettemin voort te gaan met het overtreden van het non-concurrentiebeding te Hoogvliet.
Na 6 december 2008 heeft, zo stelt [gedaagden], [overleden echtgenoot eiseres] ook nog steeds het vonnis van 27 oktober 2008 overtreden.
Tot het opstarten van een bodemprocedure was [gedaagden] geenszins gehouden, omdat met het vonnis van de voorzieningenrechter kan worden volstaan.
[eiseres] moet aantonen dat [overleden echtgenoot eiseres] het vonnis van de voorzieningenrechter niet heeft overtreden.
Van verjaring is geen sprake, omdat de executie in gang is gezet door middel van het executoriale beslag dat nog steeds voortduurt.
5. De beoordeling
Het door [eiseres] gedane beroep op verjaring ex art 611g lid 1 Rv. wordt gepasseerd.
Het vonnis van de voorzieningenrechter van 27 oktober 2008 is op 30 oktober 2008 betekend. Op 2 maart 2009 (circa vier maanden later) is herhaald bevel gedaan en op 25 juni 2009 (ruim drie maanden later) is door [gedaagden] executoriaal beslag gelegd.
Bepalend is of het gelegde executoriaal beslag moet worden bezien als een stuitinghandeling in de zin van art. 3:316 BW.
Dat is hier het geval want genoemd artikel bepaalt in lid 1 dat ‘De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschiedt.’
Het doen leggen van een executoriaal beslag (het sluitstuk van een gerechtelijke procedure) kan niet anders dan als zo'n daad van rechtsvervolging worden aangemerkt, zodat de verjaringstermijn is gestuit. Zolang het beslag ligt, is in dit geval geen nieuwe stuitinghandeling vereist, omdat het voor [eiseres] volstrekt duidelijk is gebleven dat [gedaagden] door handhaving van het gelegde beslag zijn rechten niet heeft willen prijs geven.
Aangezien de dwangsom ten tijde van de beslaglegging het maximum al had bereikt, is er ook geen vrees dat [eiseres] zonder het te weten nog meer zou verbeuren dan het bedrag dat op 25 juni 2009 al aan haar bekend was.
[eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagden] een bodemprocedure had moeten beginnen, maar ook die stelling wordt gepasseerd. Een vonnis van een voorzieningenrechter is immers voldoende om bij niet naleving van het daarin opgelegde de verkregen voorzieningen ten uitvoer te leggen.
De mededeling van [gedaagden] dat [overleden echtgenoot eiseres] na 6 december 2008 nog steeds het vonnis van de voorzieningenrechter heeft overtreden, is voor de beoordeling van de verschuldigdheid van de, immers gemaximeerde, dwangsommen niet relevant.
[eiseres] heeft gesteld dat [overleden echtgenoot eiseres] de overtredingen niet heeft begaan. Veel meer kan zij ook niet doen, want uit niets blijkt waar [gedaagden] de stelling dat de dwangsommen verschuldigd zijn op baseert.
In het exploit van 2 maart 2009, noch in het beslag exploit van 25 juni 2009 staat daarover veel vermeld. Ook in de conclusie van antwoord volstaat [gedaagden] met de blote mededeling dat [overleden echtgenoot eiseres] met ingang 28 oktober 2008 dwangsommen is gaan verbeuren.
Terecht heeft [gedaagden] aangevoerd dat [eiseres] moet bewijzen dat [overleden echtgenoot eiseres] geen overtredingen heeft begaan. De vraag rijst hoe zij dat kan als zij de feiten waarop de verbeurte van de dwangsommen is gestoeld niet kent. Het was aan [gedaagden] geweest om haar die feiten te verschaffen in de vorm van een gemotiveerd verweer met alle details over de vermeende inbreuken en wel per dag gespecificeerd.
Door dat niet te doen heeft [gedaagden] de stelling van [eiseres] onvoldoende gemotiveerd weersproken, waardoor de vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
6. De beslissing
De rechtbank, bij vervroeging uitspraak doende:
verbiedt [gedaagden] om het vonnis van de Kantonrechter, rechtsprekende als Voorzieningenrechter, van 27 oktober 2008 onder zaak- en rolnummer 931288 / VV EXPL 08–10, ten uitvoer te leggen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 250.000,-- welke dwangsom zal zijn verschuldigd binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in geval [gedaagden] in strijd handelt met dit verbod;
gebiedt [gedaagden] om binnen 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis over te gaan tot opheffing van het executoriale beslag op het recht van erfpacht op de onroerende zaak (wonen), staande en gelegen te Sommelsdijk, gemeente Middelharnis, aan de [adres 1], kadastraal bekend: gemeente Sommelsdijk, sectie B, nummer 3218, groot 70 centiare; — het recht van erfpacht op de onroerende zaak (wegen), gelegen aan de [adres 2] ongenummerd, kadastraal bekend: gemeente Sommelsdijk, sectie B, nummer 3219, groot 32 centiare; — het recht van erfpacht op de onroerende zaak (berging-stalling) garage-schuur)), staande en gelegen te Sommelsdijk, gemeente Middelharnis, aan de [adres 2] ongenummerd, kadastraal bekend gemeente Sommelsdijk , sectie B, nummer 3220, groot 63 centiare; behorende deze erfpachtsrechten toe voor de helft aan [eiseres] en voor de andere helft aan de gemeenschappelijke boedel, waarin genoemde [eiseres] was gehuwd met [overleden echtgenoot eiseres] en waarvan zij als erfgename gerechtigd is, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag voor elke dag dat gedaagden in verzuim blijven met de opheffing en royement van het beslag in de daartoe bestemde registers van het kadaster;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] begroot op:
— | dagvaarding | EUR | 103,64 |
— | betaald vast recht | 65,75 | |
— | in debet gesteld vast recht | 197,25 | |
— | salaris advocaat | 904,-- | |
Totaal | EUR | 1270,64, |
welk bedrag ingevolge art. 243 Rv dient te worden voldaan aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.688 t.n.v. MvJ Arondissement Rotterdam (545) onder vermelding van ‘proceskostenveroordeling’ en het zaak- en rolnummer;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op 6 oktober 2010.