HR, 09-12-2011, nr. 11/02492
ECLI:NL:HR:2011:BT7188
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
09-12-2011
- Zaaknummer
11/02492
- Conclusie
Mr. J. Spier
- LJN
BT7188
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BT7188, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑12‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT7188
ECLI:NL:PHR:2011:BT7188, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT7188
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑12‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 81 RO. Cassatie tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad van eerdere beslissing wat betreft daarin uitgesproken veroordeling tot ontruiming.
9 december 2011
Eerste Kamer
11/02492
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 773357\RL EXPL 08-17454 van de kantonrechter te 's-Gravenhage van 20 mei 2009;
b. het arrest in de zaak 200.036.529/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 juli 2010 en de beslissing van het hof op de voet van art. 32 Rv. van 15 maart 2011.
Het arrest en voornoemde beslissing van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beslissing van het hof van 15 maart 2011 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de herstelexploten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiseres] heeft op 21 oktober 2011 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. Schendel en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 9 december 2011.
Conclusie 07‑10‑2011
Mr. J. Spier
Partij(en)
Verkorte conclusie inzake
[Eiseres]
tegen
[Verweerder]
1.
Het cassatieberoep richt zich tegen het arrest van het Haagse Hof waarbij het arrest van datzelfde Hof, waartegen het middel in de zaak met rolnummer 10/005433 zich kant, uitvoerbaar bij voorraard is verklaard. Het beroep is tijdig ingesteld.
2.
Blijkens de s.t. van de cassatiebezorger onder 1.7 heeft de ontruiming inmiddels plaatsgevonden.
3.
De kernklacht voert, naar ik (uit de s.t. onder 3.1 en 3.2 en onderdeel 3) begrijp, aan dat art. 7:272 lid 1 BW categorisch in de weg staat aan een uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Dit categorisch blijkt uit het onderstreepte woordje ‘kunnen’ in onderdeel 3. Deze zo algemene stelling berust evenwel op een onjuiste rechtsopvatting; zie T&C Burgerlijk Wetboek, Boeken 6, 7 en 8 (Huydecoper) art. 7:272 aant. 3. Het middel behelst niet de klacht dat in casu voor zodanige uitvoerbaar verklaring bij voorraard geen plaats was, noch ook dat het Hof zijn oordeel niet (toereikend) heeft gemotiveerd.
4.
Onderdeel 7 betoogt dat geen termijn kon worden vastgesteld die al was verstreken. Die klacht mist belang omdat de ontruiming volgens de eigen stellingen van [eiseres] inmiddels heeft plaatsgevonden na het wijzen van het thans bestreden arrest, terwijl aan 's Hofs veroordeling geen dwangsom is verbonden.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal