Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 38 quater Algemene onderzoeken
Geldend
Geldend vanaf 30-12-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2022.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2175)
- Inwerkingtreding
30-12-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, PbEU 2019, L 334 (uitgifte: 27-12-2019, regelingnummer: 2019/2175)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Om haar taken op grond van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd:
- a)
alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
- b)
voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
- c)
alle in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
- d)
alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
- e)
overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2.
De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden ook de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 38 decies worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de geldboeten die overeenkomstig artikel 38 nonies worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen, onjuist of misleidend zijn.
3.
De in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van de ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 38 decies zijn opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
4.
Tijdig voorafgaand aan een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt de ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Op verzoek van de ESMA worden die gemachtigde personen bij de uitvoering van hun taken bijgestaan door functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5.
Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
6.
Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
- a)
het in lid 3 bedoelde door de ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
- b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure beschreven in Verordening (EU) nr. 1095/2010.