Einde inhoudsopgave
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001
Artikel 23 Buitenlands voordeel uit sparen en beleggen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2022, 540 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stb. 2022, 540 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
1.
Het buitenlandse voordeel uit sparen en beleggen bestaat uit het gezamenlijke bedrag van hetgeen de belastingplichtige als bestanddeel van het voordeel uit sparen en beleggen geniet als voordeel uit de rendementsgrondslag in het buitenland.
2.
De rendementsgrondslag in het buitenland bestaat enerzijds uit de waarde aan het begin van het kalenderjaar (peildatum) van de bezittingen in het buitenland en anderzijds uit de waarde op de peildatum van de met die bezittingen verband houdende schulden. Bezittingen in het buitenland zijn:
- a.
binnen het gebied van een andere Mogendheid gelegen onroerende zaken;
- b.
rechten die direct of indirect betrekking hebben op binnen het gebied van een andere Mogendheid gelegen onroerende zaken, en
- c.
rechten op aandelen in de winst van een onderneming waarvan de leiding binnen het gebied van een andere Mogendheid is gelegen, voorzover zij niet voortkomen uit effectenbezit of dienstbetrekking.
3.
Bezittingen als bedoeld in het tweede lid behoren alleen tot de rendementsgrondslag in het buitenland voorzover de daaruit genoten opbrengsten zijn onderworpen aan een belasting naar het inkomen die vanwege de andere Mogendheid waarin de bezittingen zijn gelegen, wordt geheven.
4.
Indien de in het tweede lid genoemde bezittingen en schulden niet het gehele jaar tot de rendementsgrondslag van de belastingplichtige behoren, wordt de naar tijdsgelang herleide waarde op de peildatum hiervan voor de vaststelling van de rendementsgrondslag in het buitenland in aanmerking genomen, waarbij gedeelten van kalendermaanden als volle maand worden beschouwd. Behoort de bezitting of de schuld op de peildatum niet tot de rendementsgrondslag, dan wordt voor de toepassing van de eerste volzin uitgegaan van de waarde op het tijdstip waarop de bezitting of de schuld tot de rendementsgrondslag gaat behoren.