Hof Amsterdam, 24-11-2014, nr. 23-001863-14
ECLI:NL:GHAMS:2014:4951
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-11-2014
- Zaaknummer
23-001863-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:4951, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑11‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2660
Uitspraak 24‑11‑2014
Inhoudsindicatie
Opzetheling - gelet op al het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, hecht het hof geen geloof aan de verklaringen van de verdachte over de omstandigheden waaronder hij de boot in zijn bezit heeft gekregen. Het hof gaat er daarom van uit dat de ver
parketnummer: 23-001863-14
datum uitspraak: 24 november 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 april 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13/702695-13 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 november 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2013 tot en met 6 augustus 2013 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (motor)boot (merk Elan, type 15 SC) en/of een (buitenboord)motor (merk Suzuki, type DF 15), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair:hij op of omstreeks 07 augustus 2013 te Ter Heijde en/of gemeente Westland, in elk geval in Nederland, een (motor)boot (merk Elan, type 15 SC) en/of een (buitenboord)motor (merk Suzuki, type DF 15) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde opzetheling heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 augustus 2013 te Ter Heijde, een motorboot (merk Elan, type 15 SC) en een buitenboordmotor (merk Suzuki, type DF 15) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist, dat het door diefstal verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, tezamen met de hierna volgende
bewijsoverweging.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft aanvankelijk, bij de politie, verklaard dat hij, in bijzijn van zijn zoon, de boot op 3 augustus 2013 voor € 6.500,00 en tegen ontvangst van een aankoopbewijs heeft gekocht van een compagnon van zijn oom. De naam van die compagnon wil hij niet noemen. Voorts zou hij, voorafgaand aan de koop, op vrijdag 2 augustus 2013 bij de boot, die toen aan de Jupiterkade te Den Haag zou hebben gelegen, zijn gaan kijken.
Vervolgens verklaart de verdachte bij de rechter-commissaris dat het aankoopbewijs op naam staat van de compagnon van zijn oom, maar hij wil om hem moverende redenen nog steeds niet zeggen wie dat is.
De verdachte is, hoewel hij bij de politie voorts heeft verklaard dat hij “alles gewoon bij de rechter zou laten zien”, noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep ter terechtzitting verschenen om zijn verhaal te onderbouwen dan wel nader toe te lichten.
Ook is door de verdachte nimmer enig bewijs van de aankoop van de boot – noch schriftelijk, noch door middel van getuigen – naar voren gebracht.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de boot contant heeft betaald en het daarvoor benodigde geld heeft geleend en verder dat hij niet kan rondkomen van zijn WAO-uitkering. Het hof acht het niet aannemelijk dat iemand die zelf stelt niet rond te kunnen komen van de uitkering die hij ontvangt, een contant bedrag van € 6.500,00 zou kunnen lenen om daarmee een boot aan te schaffen. Ook het bestaan van die lening is door de verdachte op geen enkele wijze nader onderbouwd.
Ten slotte spreekt tegen de verklaring van de verdachte dat hij de boot op 2 augustus 2013 heeft bezichtigd dat, blijkens de opgave van de aangever in het schade aangifteformulier van de verzekering, de boot nog op 3 en 4 augustus 2013 door twee getuigen in de box in de jachthaven in Aalsmeer zou zijn gezien.
Gelet op al het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, hecht het hof geen geloof aan de verklaringen van de verdachte over de omstandigheden waaronder hij de boot in zijn bezit heeft gekregen. Het hof gaat er daarom van uit dat de verdachte, op het moment van het voorhanden krijgen van de boot, welbewust de geenszins als denkbeeldige kans heeft aanvaard - en aldus wetenschap heeft gehad - dat de boot van diefstal afkomstig was en acht daarom de ten laste gelegde opzetheling bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit feit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor de meer subsidiair ten laste gelegde schuldheling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (viertig) dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de meer subsidiair ten laste gelegde schuldheling zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich midden in het vaarseizoen schuldig gemaakt aan opzetheling van een motorboot en een buitenboordmotor. Dit zijn waardevolle goederen. Door gedrag als dat van de verdachte wordt diefstal lonend gemaakt. Het bewezenverklaarde is daarom een hinderlijk feit, dat ook in het algemeen bijdraagt aan gevoelens van onrust en onveiligheid bij degene die er de dupe van worden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 oktober 2014 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor diefstal, eveneens een vermogensdelict.
Het hof ziet voorts, gelet op de omstandigheid dat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de advocaat-generaal, aanleiding om af te wijken van de eis van de advocaat-generaal.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf in dit geval passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde opzetheling heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. W.H. van Benthem en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van P. Draijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2014.
=========================================================================
[.]