Rb. Haarlem, 12-09-2011, nr. 15/700430-11 en 15/700601-08
ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8797
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
12-09-2011
- Zaaknummer
15/700430-11 en 15/700601-08
- LJN
BS8797
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8797, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 12‑09‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 12‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Promis; poging doodslag; poging zware mishandeling; voorwaardelijk opzet; recidive; vordering benadeelde partij; vordering tot tenuitvoerlegging. Verdachte heeft zich in de nacht van 2 juni 2011 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een poging tot zware mishandeling door twee personen te verwonden met een kapot geslagen bierflesje. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij de situatie waaruit deze misdrijven zijn voortgevloeid zelf en zonder enige reden heeft doen ontstaan door zich hinderlijk te gedragen in het uitgaansgebied van Purmerend. Het gedrag als door verdachte tentoongespreid heeft vervolgens niet alleen geleid tot letsel bij de direct betrokkenen, maar draagt tevens bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt bij de strafbepaling ten nadele van verdachte in aanmerking dat hij, ondanks zijn nog jonge leeftijd en relatief korte verblijf in Nederland, reeds een gevangenisstraf van enkele jaren heeft uitgezeten wegens soortgelijke, zeer ernstige misdrijven en ten tijde van het in casu bewezen verklaarde in een proeftijd liep, welke omstandigheden hem kennelijk niet weerhouden hebben van het wederom veroorzaken van lichamelijk letsel bij totaal willekeurige mensen. De rechtbank is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf hierop in beginsel de enige passende en geboden reactie is.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/700430-11 en 15/700601-08 (tul)
Uitspraakdatum: 12 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Mogadishu (Somalië),
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 02 juni 2011 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een kapot geslagen flesje, althans een scherp voorwerp, met een zwaaiende beweging met kracht in/op (de richting van) zijn hals heeft geslagen/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 02 juni 2011 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een kapot geslagen flesje, althans een scherp voorwerp met een zwaaiende beweging met kracht in/op (de richting van) zijn hals of in zijn kin heeft geslagen/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 02 juni 2011 te Purmerend opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met een kapot geslagen flesje, althans een scherp voorwerp, in zijn hals of kin heeft gestoken althans geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, te weten een snijwond in zijn kin;
2. primair
hij op of omstreeks 02 juni 2011 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kapot geslagen flesje richting het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
subsidiair
hij op of omstreeks 02 juni 2011 te Purmerend opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met een kapot flesje in zijn arm en/of hand heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, te weten een snijwond in zijn hand en/of arm;
3.
hij op of omstreeks 02 juni 2011 te Purmerend opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), met een (zwaar) voorwerp tegen zijn keel en/of nek heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
- 2.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zal worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie gevorderd dat de flessenhals zal worden onttrokken aan het verkeer en de overige voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Ten aanzien de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15/700601-08 heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zal worden toegewezen.
4.
Bewijs
4.1
Vrijspraak
Met betrekking tot hetgeen verdachte onder 3. ten laste is gelegd, bevat het dossier een aangifte van [slachtoffer 3], inhoudende dat hij in de nacht van 2 juni 2011 over de Wilhelminalaan te Purmerend fietste toen hij ineens een negroïde, jonge man met een zwarte jas die onder het bloed zat op de weg zag staan en dat die man op hem af kwam en hem met iets zwaars in zijn keel en/of nek sloeg, hem daarbij de woorden toevoegend "Ik word achtervolgd, ik kan jou ook nog wel hebben". Daarnaast bevat het dossier een weergave van de waarneming van een verbalisant dat [slachtoffer 3] die nacht meerdere lichte krassen of striemen ter hoogte van zijn keel had. Hoewel het signalement dat [slachtoffer 3] van zijn aanvaller gaf, overeenkomt met het signalement van verdachte en verdachte blijkens het dossier die nacht te Purmerend inderdaad achtervolgd is door een grote groep mensen, bevat het dossier echter geen bewijsmiddel waaruit direct afgeleid kan worden dat verdachte de persoon is over wie [slachtoffer 3] heeft verklaard. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, kan naar het oordeel van de rechtbank ook de getuigenverklaring van [getuige 1] hiertoe niet dienen, aangezien uit haar verklaring inhoudende dat zij op 2 juni 2011 een man heeft gesproken die vertelde dat hij door een negroïde man van zijn [de rechtbank begrijpt: fiets] af geslagen was en dat de negroïde man daarbij dingen had geroepen als: "Jij bent ook een blanke, jij moet mij ook hebben, er lopen 170 gasten achter mij aan" niet zonder meer kan worden geoordeeld dat verdachte de bedoelde negroïde man was.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3. ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
4.2
Redengevende feiten en omstandigheden1
In de nacht van 2 juni 2011 vonden te Purmerend twee gewelddadige confrontaties plaats waarbij telkens een negroïde man betrokken was.
Bij de eerste confrontatie, tussen [slachtoffer 1] en een negroïde man, zag [slachtoffer 1] dat de man boos en agressief was en met een half bierflesje in zijn hand dreigend op hem af kwam. Plotseling haalde de man met kracht met het kapotte bierflesje naar [slachtoffer 1] uit, waardoor [slachtoffer 1] een klap en een pijnscheut voelde. Hij voelde dat de man hem had geraakt op zijn kin en voelde veel bloed uit zijn kin komen. De man liep vervolgens plotseling weg, maar werd later aangehouden door de politie. [slachtoffer 1] benadrukt dat de politie de juiste man heeft aangehouden.2 Dit voorval is waargenomen door getuige [getuige 1], die zag dat een negroïde man op [slachtoffer 1] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]] afliep met in beide handen een kapot geslagen bierflesje en daarmee stekende bewegingen richting [slachtoffer 1] maakte. Vervolgens zwaaide de man zijn rechterarm met kracht naar achteren en maakte hij opzettelijk en met kracht een zwaaiende beweging in de richting van de hals van [slachtoffer 1], waardoor [slachtoffer 1] werd geraakt door het kapotte bierflesje en direct begon te bloeden uit zijn kin. Even later werd de man aangehouden door de politie.3
Bij de tweede confrontatie, tussen [slachtoffer 2] en een negroïde jongen, kwam de jongen op [slachtoffer 2] af rennen met een witte fles in zijn rechterhand en sloeg hij deze fles kapot op een brug. Vervolgens stond de jongen op twee meter afstand van [slachtoffer 2] en maakte hij stekende bewegingen in diens richting. Om deze stekende bewegingen te kunnen ontwijken, moest [slachtoffer 2] meerdere flinke stappen achteruit maken. Tevens hield hij zijn handen voor zich. Voordat hij het wist, werd [slachtoffer 2] in zijn rechterhand geraakt, die vervolgens onder het bloed zat en nadien gehecht moest worden.4 Dit voorval is waargenomen door getuige [getuige 2], die zag dat een Somalische jongen aan kwam rennen met een soort van stukgeslagen bierflesje in zijn handen en stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] maakte, welke stekende bewegingen [slachtoffer 2] probeerde af te weren met zijn handen. Even later zag [getuige 2] dat [slachtoffer 2] in zijn hand gestoken was. [getuige 2] is achter de jongen aan gerend en kwam ongeveer tegelijk met de politie bij de jongen aan.5
De jongen die vervolgens werd aangehouden, nadat ter plaatse gekomen verbalisanten meerdere personen hadden horen schreeuwen "Daar loopt ie, daar gaat ie", voldeed aan het eerder bij de melding opgegeven signalement van de negroïde persoon6 en bleek later verdachte te zijn.7
Hoewel verdachte ten stelligste heeft ontkend iemand te hebben gestoken of geslagen met een bierflesje of enig ander wapen, is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke handelingen die aan hem ten laste zijn gelegd op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank overweegt daarbij nog dat hetgeen de raadsman bij pleidooi heeft aangevoerd ten aanzien van het signalement van de dader en de plaats delict, geen aanleiding geeft te twijfelen aan de verklaringen dat de juiste persoon is aangehouden, welke verklaringen overigens afzonderlijk van elkaar zijn afgelegd.
Ten aanzien van de vraag of de door verdachte tegen [slachtoffer 1] uitgevoerde handelingen een poging tot doodslag opleveren, zoals onder 1. primair ten laste gelegd, overweegt de rechtbank als volgt. Naar algemene ervaringsregels levert het met een zwaaiende beweging en met kracht een kapot geslagen bierfles steken of slaan in de halsstreek, waar zich vitale lichaams(slag)aderen bevinden, de aanmerkelijke kans op dat [slachtoffer 1] daaraan kan komen te overlijden. Tevens is het met een kapot geslagen bierfles in de halsstreek steken of slaan naar uiterlijke verschijningsvorm gericht op de dood van die [slachtoffer 1]. Door aldus te handelen heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, minst genomen, bij verdachte het voorwaardelijk opzet aanwezig is geweest op de dood van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de vraag of de door verdachte tegen [slachtoffer 2] uitgevoerde handelingen een poging tot zware mishandeling opleveren, zoals onder 2. primair ten laste gelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op het bepaalde in artikel 82 Wetboek van Strafrecht, namelijk dat onder zwaar lichamelijk letsel wordt begrepen voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van iemands beroepsbezigheden. [slachtoffer 2] is volgens zijn verklaring timmerman van beroep en heeft door toedoen van verdachte zijn werk enige tijd niet kunnen uitvoeren. Aangenomen kan worden dat [slachtoffer 2] zijn beroep helemaal niet meer zou hebben kunnen uitvoeren als de stekende beweging van verdachte de spieren en pezen in de hand ernstig hadden beschadigd. Gelet op hiervoor omschreven gedraging jegens het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat die naar uiterlijke verschijningsvorm was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust aanvaard en is bij hem het voorwaardelijk opzet aanwezig geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2].
- 4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat
- 1.
primair
hij op 2 juni 2011 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht met een kapot geslagen flesje met een zwaaiende beweging in/op (de richting van) die [slachtoffer 1]s hals heeft geslagen/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 2.
primair
hij op 2 juni 2011 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kapot geslagen flesje richting het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5.
Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
- 1.
primair
poging tot doodslag;
- 2.
primair
poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6.
Strafbaarheid van verdachte
In het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP), in de persoon van mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, van 25 augustus 2011 staat beschreven dat bij verdachte sprake is van acculturatieproblematiek en een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale trekken. Tevens lijkt sprake van misbruik van cannabis. Van deze psychische problematiek lijkt sprake te zijn geweest ten tijde van de bewezen verklaarde feiten, maar aangezien verdachte deze feiten met grote stelligheid ontkent, is het voor rapporteur niet mogelijk een uitspraak te doen over een eventueel verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en het bewezen verklaarde en over de (mate van) toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Er is tijdens het onderzoek ter terechtzitting echter geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7.
Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
7.1
Hoofdstraf
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de nacht van 2 juni 2011 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een poging tot zware mishandeling door twee personen te verwonden met een kapot geslagen bierflesje. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij de situatie waaruit deze misdrijven zijn voortgevloeid zelf en zonder enige reden heeft doen ontstaan door zich hinderlijk te gedragen in het uitgaansgebied van Purmerend. Het gedrag als door verdachte tentoongespreid heeft vervolgens niet alleen geleid tot letsel bij de direct betrokkenen, maar draagt tevens bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank neemt bij de strafbepaling ten nadele van verdachte in aanmerking dat hij, ondanks zijn nog jonge leeftijd en relatief korte verblijf in Nederland, reeds een gevangenisstraf van enkele jaren heeft uitgezeten wegens soortgelijke, zeer ernstige misdrijven en ten tijde van het in casu bewezen verklaarde in een proeftijd liep, welke omstandigheden hem kennelijk niet weerhouden hebben van het wederom veroorzaken van lichamelijk letsel bij totaal willekeurige mensen. De rechtbank is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf hierop in beginsel de enige passende en geboden reactie is.
De rechtbank neemt echter ook in aanmerking dat verdachte na zijn daden door een grote groep mensen is achtervolgd en ook zelf is mishandeld.
De rechtbank is er bovendien van overtuigd dat verdachte gelet op zijn achtergrond en hetgeen hij in zijn nog relatief korte leven heeft meegemaakt, alsmede door zijn persoonlijkheid zoals hierboven onder 6. uiteengezet, begeleiding en hulp nodig heeft teneinde zijn leven een positieve wending te geven en de kans op herhaling te verkleinen. Met het oog op de noodzakelijke bescherming van de samenleving zal de rechtbank dan ook bepalen dat een deel van de op te leggen vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarbij acht de rechtbank verplicht contact met Palier forensische & intensieve zorg noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal dan ook aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Tot slot merkt de rechtbank op dat zij het wenselijk acht dat het contact met Palier reeds tijdens de detentie van verdachte wordt opgestart, zoals aangegeven in het reclasseringsadvies van 19 augustus 2011.
7.2
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven flessenhals dient te worden verbeurd verklaard nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van dat voorwerp zijn begaan.
8.
Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 250,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2. ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
Gelet op de vraagtekens die bij lezing van het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting zijn gerezen over eventuele medeschuld van de benadeelde partij is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen.
9.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 31 maart 2009 in de zaak met parketnummer 15/700601-08 heeft de meervoudige strafkamer in deze rechtbank verdachte ter zake van tweemaal poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en mishandeling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van 7 maart 2011 in de zaak met parketnummer 15/700810-10 heeft de politierechter in deze rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van deze straf gelast, in dier voege dat drie maanden gevangenisstraf ten uitvoer zijn gelegd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat de resterende negen maanden gevangenisstraf eveneens ten uitvoer zullen worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3. is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de volgende feiten opleveren: 'poging tot doodslag' en 'poging tot zware mishandeling'.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- -
verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- -
verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Palier forensische & intensieve zorg, zolang die instelling dat nodig acht, ook indien dit inhoudt dat verdachte zal meewerken aan
- *
een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en, indien door die instelling geïndiceerd, een behandeling bij Centrum '45,
- *
een behandeling bij Brijder Verslavingszorg of een soortgelijke instelling en
- *
het realiseren van een dagbesteding, zoals deelname aan Actief Talent.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- -
1.00 STK Glas Kl: groen
flessenhals 96433
flessenhals en glasscherf
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- -
1.00 STK Pet Kl: blauw
LA baseball 96420
- -
1.00 STK Vest Kl: grijs
AKADEMIKS 96421
- -
1.00 STK Kleding Kl: wit
NIKE sport 96423
Manchester United
- -
1.00 STK Jas Kl: zwart
JACK & JONES 96424
maat 1
- -
1.00 STK Overhemd Kl: geel
BLEND 96425
geruit bruin oranje geel
- -
1.00 STK Kleding Kl: grijs
AIRWALK sport 96426
blauwe letter opdruk
- -
1.00 STK Vest Kl: rood
COOLCAT 96427
- -
1.00 STK Overhemd Kl: paars
- 96428.
Cc houble maat m
- -
1.00 STK Vest Kl: zwart
- 96429.
paars/zwart scamm
- -
1.00 PR Schoeisel
VTY sport 96419
- -
1.00 STK Broek Kl: blauw
CCAT 96422
Ccat industrial made
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/700601-08 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 31 maart 2009.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, voorzitter,
mrs. E.P.W. van de Ven en J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. de Mos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2011.
mr. Ten Voorde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
- 1.
De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
- 2.
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 2 juni 2011, dossierpagina 35 (eerste alinea van de verklaring), 36 (vijfde alinea) en 37 (eerste tot en met vijfde alinea).
- 3.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 2 juni 2011, dossierpagina 43 (eerste alinea van de verklaring) en 44 (eerste en derde alinea).
- 4.
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina 58 (eerste en derde alinea van de verklaring) en 59 (eerste tot en met derde alinea).
- 5.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 28 juni 2011, los opgenomen.
- 6.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2011, dossierpagina 9 (eerste en vierde alinea van de bevindingen) en 10 (eerste en tweede alinea).
- 7.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2011, dossierpagina 19 (vijfde tot en met zevende alinea van de bevindingen).