Einde inhoudsopgave
Wet arbeidsmarkt in balans
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-06-2019
- Bronpublicatie:
29-05-2019, Stb. 2019, 219 (uitgifte: 19-06-2019, kamerstukken: 35074)
- Inwerkingtreding
20-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2019, Stb. 2019, 219 (uitgifte: 19-06-2019, kamerstukken: 35074)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie en Veiligheid
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Premieheffing / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten om de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten te wijzigen om een nieuwe ontslaggrond in te voeren, de mogelijkheden om een flexibele arbeidsovereenkomst aan te gaan te verruimen waar de aard van het werk dit vereist, de proeftijd te verlengen, de transitievergoeding voor langdurige arbeidsovereenkomsten te verlagen en tegelijkertijd vanaf de eerste dag recht op transitievergoeding te laten ontstaan, regels te stellen ter voorkoming van permanente beschikbaarheid van werknemers met oproepcontracten, te bewerkstelligen dat concurrentie op arbeidsvoorwaarden bij payrolling wordt voorkomen, een WW-premie in te voeren waarvan de hoogte afhankelijk is van de contractvorm en de sectorpremies af te schaffen, teneinde de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: