ABRvS, 04-11-2019, nr. 201903549/2/A3
ECLI:NL:RVS:2019:3686
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
04-11-2019
- Zaaknummer
201903549/2/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2019:3686, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 04‑11‑2019
Uitspraak 04‑11‑2019
Inhoudsindicatie
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2019 in zaak nr. 18/2436. Het gaat om de afwijzing van een aanvraag van [appellant] voor een exploitatievergunning voor horecabedrijf café [naam] aan de [locatie] in Utrecht.
201903549/2/A3.
Datum beslissing: 4 november 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2019 in zaak nr. 18/2436 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Utrecht.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2019 in zaak nr. 18/2436. Het gaat om de afwijzing van een aanvraag van [appellant] voor een exploitatievergunning voor horecabedrijf café [naam] aan de [locatie] in Utrecht.
De burgemeester heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de volgende stukken:
- 1. Politiescreening d.d. 13 februari 2017 (hierna: antecedentenlijst);
- 2. Justitiescreening d.d. 22 februari 2017 (hierna: uittreksel van de Justitiële Informatiedienst);
- 3. Bijlage bij Bibob-advies d.d. 8 december 2017.
Overwegingen
1. De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Ter motivering van zijn verzoek heeft de burgemeester aangevoerd dat de antecedentenlijst politiegegevens bevat als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg). De artikelen 7 en 19 van de Wpg staan in de weg aan het verstrekken van deze gegevens. Er zijn dus gewichtige redenen in de zin van artikel 8:29 van de Awb, aldus de burgemeester. Hieraan heeft hij nog toegevoegd dat de antecedentenlijst inzicht geeft in de wijze van opsporing en strafrechtelijk optreden, in verband waarmee het zonder meer vrijgeven hiervan niet gewenst is. Het uittreksel van de Justitiële Informatiedienst en de bijlage bij het Bibob-advies kunnen volgens de burgemeester door hem niet worden verstrekt op grond van artikel 52, eerste lid, van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) en artikel 28, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob). Volgens de burgemeester bevatten de besluiten voldoende concrete informatie waartegen [appellant] zich kan verweren.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. Overwogen wordt dat het feit dat in een stuk politiegegevens zijn opgenomen niet zonder meer betekent dat er gewichtige redenen zijn als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb (vergelijk de uitspraak van 31 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:287). Dat laat onverlet dat aan het feit dat sprake is van politiegegevens bij de beoordeling van een verzoek als bedoeld in artikel 8:29 en de daarbij te maken belangenafweging betekenis toekomt. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg wordt onder politiegegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt. De Afdeling heeft kennis genomen van de antecedentenlijst. Zij stelt vast dat deze lijst, die in het kader van de uitoefening van de politietaak is opgemaakt, behalve die van [appellant], geen namen bevatten van personen dan wel gegevens die herleidbaar zijn tot een bepaalde persoon. Van politiegegevens in de zin van de Wpg is daarom geen sprake, zodat reeds hierom hetgeen de burgemeester heeft aangevoerd over de aanwezigheid van politiegegevens geen grond vormt voor inwilliging van zijn verzoek om beperking van de kennisneming van de antecedentenlijst. De Afdeling stelt verder vast dat de antecedentenlijst blijkende opsporingsmethoden zo algemeen van aard zijn, dat aan het door de burgemeester tevens naar voren gebrachte belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten in dit geval slechts een gering gewicht toekomt. Naar het oordeel van de Afdeling weegt dit belang daarom minder zwaar dan het belang dat [appellant] kennis neemt van de antecedentenlijst. Daarbij acht de Afdeling ook van belang dat niet gebleken dat sprake is van een lopend strafrechtelijk onderzoek.
4. Ook het enkele feit dat in de Wjsg een geheimhoudingsplicht en de Wet Bibob een regeling omtrent geheimhouding is opgenomen, betekent niet zonder meer dat gewichtige redenen aanwezig zijn als bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Awb die beperking van de kennisneming rechtvaardigen. De in artikel 51 van de Wjsg opgenomen geheimhoudingsplicht kan worden doorbroken door een wettelijke regeling, zoals in dit geval artikel 8:29 van de Awb. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb moet ook in dit geval worden beoordeeld of zodanig gewichtige redenen aanwezig zijn dat uitsluitend de bestuursrechter kennis mag nemen van het uittreksel van de Justitiële Informatiedienst en de bijlage bij het Bibob-advies. Bij deze beoordeling dient evenwel gewicht te worden toegekend aan het uit de Wjsg en de Wet Bibob blijkende belang bij geheimhouding van die gegevens. (Vergelijk de uitspraak van 15 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1177). Gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb heeft de burgemeester niet naar voren gebracht. De in het uittreksel van de Justitiële Informatiedienst opgenomen justitiële gegevens hebben betrekking op [appellant]. De Afdeling gaat er daarom van uit dat deze gegevens bij hem bekend zijn. Daarom valt niet in te zien waarom gewichtige redenen zich tegen kennisneming ervan door hem verzetten. Het verzoek om beperking van de kennisneming komt in zoverre evenmin voor inwilliging in aanmerking. De bijlage bij het Bibob-advies ziet op zowel [appellant] als op andere personen. In het besluit op bezwaar is vermeld dat de weigering van de door [appellant] gevraagde exploitatievergunning niet op het Bibob-advies is gebaseerd, terwijl in de besluitvorming de feiten en omstandigheden zijn beschreven die ten grondslag liggen aan de weigering. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat 8:29 van de Awb in samenhang met artikel 28, eerste lid, van de Wet Bibob aan de verstrekking van de gegevens in deze procedure in de weg staat. Het verzoek om beperking van de kennisneming komt in zoverre voor inwilliging in aanmerking.
5. Indien de burgemeester geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel III. aangeduide verzoek om de stukken waarvan het verzoek om geheimhouding is afgewezen, toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe wat betreft: 3. Bijlage bij het Bibob-advies;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. verzoekt de burgemeester van Utrecht binnen veertien dagen na heden de stukken waarvan geheimhouding is afgewezen aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Daalder w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2019