Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering BES
Artikel 2.10 Geen aanspraak
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
Verzekering / Kapitaalverzekering
1.
Een student heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES:
- a.
indien hij is ingeschreven aan een opleiding waarvan de duur, daaronder begrepen ten hoogste 12 vakantieweken, korter is dan 1 jaar,
- b.
indien hij niet is ingeschreven voor een voltijdse opleiding in het beroepsonderwijs of het hoger onderwijs,
- c.
indien hij aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000,
- d.
indien hij in het betreffende studiefinancieringstijdvak aanspraak maakt op een tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud, studie, overtocht en huisvesting die door de daarvoor verantwoordelijke autoriteit van een ander land wordt verstrekt.
2.
De aanspraak op de opstarttoelage vervalt indien de student niet voor het einde van het eerste studiejaar van de betreffende opleiding is ingeschreven voor het volgen van het onderwijs, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid.
3.
De aanspraak van een student die vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs volgt, vervalt over het tijdvak waarover hij de inlichtingen, bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, niet verstrekt. Zolang hij die inlichtingen over een studiejaar niet verstrekt, heeft hij tevens geen aanspraak op studiefinanciering BES voor de daarop volgende studiejaren. Indien hij die inlichtingen alsnog verstrekt, herleeft de aanspraak over de periode waarop de inlichtingen betrekking hebben.