Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/24/EU betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2010
- Bronpublicatie:
16-03-2010, PbEU 2010, L 84 (uitgifte: 31-03-2010, regelingnummer: 2010/24/EU)
- Inwerkingtreding
20-04-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2010, PbEU 2010, L 84 (uitgifte: 31-03-2010, regelingnummer: 2010/24/EU)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Invordering (V)
Europees belastingrecht (V)
Richtlijn van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op de artikelen 113 en 115,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend overeenkomstig een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Wederzijdse bijstand tussen de lidstaten met het oog op het invorderen van uit belastingen, rechten en andere maatregelen voortvloeiende schuldvorderingen van de lidstaten en van de Unie draagt bij tot de goede werking van de interne markt. Wederzijdse bijstand is een garantie voor fiscale neutraliteit en maakt dat lidstaten kunnen afzien van discriminerende beschermende maatregelen die zij ter voorkoming van belastingfraude en derving van begrotingsmiddelen ten aanzien van grensoverschrijdende handelingen hadden genomen.
- (2)
Bij Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten, is voor het eerst een regeling voor wederzijdse bijstand bij invordering opgezet (3). Deze richtlijn is samen met haar wijzigingsbesluiten gecodificeerd bij Richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen (4).
- (3)
Ofschoon die regeling een eerste stap vormde naar betere invorderingsprocedures in de Unie doordat zij de toepasselijke nationale regels nader tot elkaar bracht, bleek zij echter niet langer te voldoen aan de eisen van de interne markt zoals deze zich in de afgelopen 30 jaar heeft ontwikkeld.
- (4)
Om de financiële belangen van de lidstaten en de neutraliteit van de interne markt beter te vrijwaren, is het noodzakelijk het toepassingsgebied van de wederzijdse invorderingsbijstand uit te breiden tot schuldvorderingen welke voortvloeien uit belastingen en rechten die er tot dusverre nog niet onder vielen; om aan het stijgende aantal verzoeken om bijstand te kunnen voldoen en betere resultaten te bereiken, moet de invorderingsbijstand efficiënter en effectiever worden georganiseerd en in praktisch opzicht gemakkelijker kunnen verlopen. Dit vergt belangrijke aanpassingen; een loutere wijziging van Richtlijn 2008/55/EG zou niet volstaan om de doelstellingen te verwezenlijken. Die richtlijn moet derhalve worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuw rechtsinstrument, dat op de resultaten van de vigerende richtlijn voortbouwt maar de regels waar nodig helderder en nauwkeuriger maakt.
- (5)
Verduidelijking van de regels zal de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten verruimen. Voorts is het de bedoeling dat alle natuurlijke en rechtspersonen in de Unie onder die regels komen te vallen, gelet op het steeds grotere scala aan juridische constructies, dat naast de gebruikelijke trusts en stichtingen ook nieuwe, door belastingplichtigen in de lidstaten gecreëerde rechtsfiguren kan omvatten. Ook kan dan rekening worden gehouden met alle verschijningsvormen die met belastingen, rechten, heffingen, restituties en interventies verband houdende vorderingen van publieke autoriteiten kunnen aannemen, met inbegrip van tegen de betrokken belastingplichtige of tegen een derde ingestelde geldvorderingen die in de plaats treden van de oorspronkelijke schuldvordering. Verduidelijking van de regels is eerst en vooral nodig om de rechten en plichten van de betrokken partijen beter af te bakenen.
- (6)
Deze richtlijn laat onverlet dat het de bevoegdheid van de lidstaten is te bepalen welke invorderingsmaatregelen er in hun interne recht ter beschikking staan. Het is echter zaak te beletten dat de naadloze werking van de regeling voor wederzijdse bijstand waarin deze richtlijn voorziet, in het gedrang komt door verschillen in nationaal recht of een gebrek aan coördinatie tussen bevoegde autoriteiten.
- (7)
Wederzijdse bijstand kan inhouden dat de aangezochte autoriteit enerzijds aan de verzoekende autoriteit de inlichtingen verstrekt, die deze nodig heeft om de in de verzoekende lidstaat ontstane schuldvorderingen in te vorderen, en aan de schuldenaar alle in de verzoekende lidstaat afgegeven documenten met betrekking tot die schuldvorderingen notificeert. Anderzijds kan de verzoekende autoriteit van de verzoekende autoriteit de schuldvorderingen invorderen die in de verzoekende lidstaat zijn ontstaan, of conservatoire maatregelen nemen om de invordering van deze schuldvorderingen te waarborgen.
- (8)
De vaststelling van een uniforme titel voor het nemen van executiemaatregelen in de aangezochte lidstaat en een uniform standaardformulier voor de notificatie van akten en beslissingen met betrekking tot de schuldvordering moet een einde maken aan de problemen omtrent de erkenning en vertaling van in andere lidstaten afgegeven titels, die de efficiëntie van de vigerende bijstandsregeling in sterke mate belemmeren.
- (9)
Er moet een rechtsgrondslag komen voor het zonder voorafgaand verzoek uitwisselen van inlichtingen over specifieke belastingteruggaven. De efficiëntie gebiedt voorts dat belastingambtenaren van een lidstaat aanwezig kunnen zijn. bij en kunnen deelnemen aan administratieve onderzoeken in een andere lidstaat. Ook moet de inlichtingenuitwisseling tussen diensten rechtstreekser kunnen verlopen, teneinde de bijstand sneller en efficiënter te maken.
- (10)
Gelet op de toenemende mobiliteit op de interne markt en de beperkingen die het Verdrag of andere wetgeving oplegt ter zake van de waarborgen welke kunnen worden verlangd van belastingplichtigen die niet op het nationale grondgebied zijn gevestigd, moeten de mogelijkheden om in een andere lidstaat verzoeken tot invordering of tot het nemen van conservatoire maatregelen in te dienen, worden uitgebreid. Aangezien het tijdstip van ontstaan van een schuldvordering van cruciaal belang is, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben een verzoek om wederzijdse bijstand in te dienen ook als nog niet alle nationale invorderingsmiddelen zijn aangewend, bijvoorbeeld wanneer de aanwending van die middelen in de verzoekende lidstaat tot onevenredige moeilijkheden zou leiden.
- (11)
Een algemene verplichting om verzoeken en documenten in digitale vorm en via een elektronisch netwerk te doen toekomen, in combinatie met precieze regels inzake de taairegeling voor verzoeken en documenten, moet het de lidstaten mogelijk maken verzoeken sneller en vlotter te behandelen.
- (l2)
Het kan gebeuren dat, terwijl de invorderingsprocedure in de aangezochte lidstaat loopt, de schuldvordering, de door de autoriteiten van de verzoekende lidstaat verrichte notificatie of de executoriale titel door de betrokkene wordt betwist. Bepaald moet worden dat de betrokkene in dergelijke gevallen een rechtsgeding aanhangig moet maken bij de bevoegde instantie van de verzoekende lidstaat en dat. de aangezochte autoriteit, tenzij de verzoekende autoriteit anders verzoekt, de door haar ingezette executieprocedure moet schorsen totdat de bevoegde instantie van de verzoekende lidstaat een beslissing heeft gegeven.
- (13)
Teneinde de lidstaten ertoe te bewegen voldoende middelen in te zetten voor de invordering van schuldvorderingen van andere lidstaten, moet de aangezochte lidstaat de aan de invordering verbonden kosten op de schuldenaar kunnen verhalen.
- (14)
De efficiëntie is er het meest mee gediend dat de aangezochte autoriteit die uitvoering geeft aan een verzoek om bijstand, de bevoegdheden kan aanwenden waarover zij krachtens haar nationale wetgeving beschikt voor uit dezelfde of soortgelijke belastingen of rechten voortvloeiende schuldvorderingen. Bij gebreke van soortgelijke belastingen of rechten zou de procedure die krachtens de nationale wetgeving van de aangezochte lidstaat geldt voor uit de inkomstenbelasting voortvloeiende schuldvorderingen het meest aangewezen zijn. Deze aanwending van de nationale wetgeving mag in de regel niet gelden met betrekking tot de preferentiële behandeling die wordt toegekend aan schuldvorderingen welke ontstaan in de aangezochte lidstaat. Wel zou het mogelijk moeten zijn de preferentiële behandeling op basis van een overeenkomst tussen de betrokken lidstaten tot schuldvorderingen van andere lidstaten uit te breiden.
- (15)
Wat verjaringskwesties betreft, is het noodzakelijk de bestaande regels te vereenvoudigen door te bepalen dat de schorsing, onderbreking of verlenging van verjaringstermijnen in het algemeen onderworpen is aan de rechtsregels die gelden in de aangezochte lidstaat, tenzij schorsing, stuiting of verlenging van de verjaringstermijn krachtens de in die lidstaat geldende rechtsregels niet mogelijk is.
- (16)
De efficiëntie gebiedt dat inlichtingen die in het kader van de wederzijdse bijstand zijn verstrekt, in de lidstaat die de inlichtingen ontvangt, mogen worden gebruikt voor andere doeleinden dan bepaald in deze richtlijn, mits dit is toegestaan bij de nationale wetgeving van zowel de lidstaat die de inlichtingen verstrekt als de lidstaat die de inlichtingen ontvangt.
- (17)
Deze richtlijn mag de vervulling van verplichtingen tot het verstrekken van ruimere bijstand uit hoofde van bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen niet verhinderen.
- (18)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).
- (19)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord ‘Beter wetgeven’ worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
- (20)
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de instelling van een uniforme regeling voor bijstand bij invordering op de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve wegens de vereiste uniformiteit, doeltreffendheid en doelmatigheid beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (21)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: