Rb. Gelderland, 07-02-2020, nr. C/05/365806/ FA RK 20/281
ECLI:NL:RBGEL:2020:1718
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
07-02-2020
- Zaaknummer
C/05/365806/ FA RK 20/281
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2020:1718, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 07‑02‑2020; (Beschikking)
- Wetingang
art. 8:12 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Uitspraak 07‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Beschikking wijziging machtiging verplichte zorg Wvggz. Ten aanzien van betrokkene is op 20 januari 2020 reeds een zorgmachtiging afgegeven. De in de zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg volstaan niet langer, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. De rechtbank wijst het verzoek toe, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid zoals door de Officier van Justitie is verzocht.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/365806/ FA RK 20/281
Datum mondelinge uitspraak: 7 februari 2020
Beschikking wijziging machtiging verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] te [woonplaats],
verblijfadres: Pro Persona, afdeling BIC, te Wolfheze, op grond van een zorgmachtiging geldend tot en met uiterlijk 9 juli 2020,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D. Kotterman te Arnhem, waarnemend voor mr. J. Steenbrink.
1. Procesverloop
1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 4 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 20 januari 2020 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020, in de accommodatie Pro Persona, afdeling BIC.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
betrokkene, bijgestaan door mr. D. Kotterman;
mr. J. Veenendaal, officier van justitie;
dhr. [naam], als psychiater verbonden aan Pro Persona (hierna: de behandelaar);
mw. [naam], als persoonlijk begeleidster verbonden aan Pro Persona.
2. Beoordeling
2.1.
Ten aanzien van betrokkene is op 20 januari 2020 een zorgmachtiging afgegeven. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van haar advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. Gebleken is namelijk dat betrokkene bezoek verwachtte van zijn vader. De vader belde te laat aan bij de afdeling en met de vader is besproken dat hij niet meer op bezoek kon. De vader had een koffer met spullen meegebracht. De begeleiding van de afdeling heeft aangeboden om de koffer aan betrokkene te overhandigen. Nadat betrokkene vernam dat zijn vader niet meer de afdeling op mocht, liep de agitatie op. Betrokkene schreeuwde, dreigde door te stormen naar de voordeur, over het hek te klimmen en begeleiding wat aan te doen als hij zijn vader niet mocht zien. Daarnaast eiste betrokkene, op dreigende toon, dat de koffer aan hem zou worden overhandigd. Op basis hiervan is besloten door de begeleiding om het koffer niet meteen aan betrokkene te overhandigen, maar om deze koffer eerst te controleren op contrabande. Betrokkene bleef dreigementen uiten. Uiteindelijk is door de dienstdoende arts besloten om betrokkene te separeren, waarna hij in de separeer door de arts is beoordeeld en besloten is dat betrokkene in de separeer moest overnachten. Vanwege de mate van agitatie is middels cameratoezicht de veiligheid van betrokkene bewaakt. Uit het onderzoek van de koffer is gebleken dat er een substantiële hoeveelheid cannabis in de koffer zat. Gezien de hoeveelheid is besloten via terreinbeveiliging de drugs aan de politie te geven, zodat bepaald kon worden of de hoeveelheid strafbaar is. Door de afdeling is bepaald dat de vader van betrokkene tot nader order niet meer op bezoek mag komen.
2.2.
Teneinde deze noodsituatie af te wenden heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vormen van verplichte zorg toegepast:
- -
insluiten;
- -
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- -
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- -
het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
2.3.
De behandelaar heeft ter zitting toegelicht dat betrokkene ook met zijn mobiele telefoon foto’s maakt van personeelsleden van de afdeling en deze als WhatsApp profielfoto gebruikt. Ook heeft betrokkene via zijn telefoon pornografisch materiaal naar een minderjarige (zijn zoontje?) verstuurd. Er is een relatie waarneembaar tussen het psychische toestandsbeeld van betrokkene, zijn gedragsproblemen en het wel of niet willen inleveren van zijn mobiele telefoon. Gedurende de week zijn er ongeveer tien keer problemen rondom het telefoongebruik van betrokkene geweest. Sinds 20 januari 2020 is betrokkene iets rustiger aanwezig op de afdeling. Door de geboden structuur op de afdeling lijkt betrokkene iets tot rust te komen. Het lijkt erop dat betrokkene een zwakbegaafde man is die flink van zich af (kan) bijt(en). De behandelaar brengt naar voren dat er nog verdere diagnostiek moet plaatsvinden om mogelijk de primaire stoornis (schizofrenie) uit te sluiten. Op dit moment staat de psychotische ontregeling nog steeds voorop. De behandelaar acht de volledige termijn noodzakelijk onder andere voor het instellen op medicatie en verdere behandeling. Indien uit diagnostiek blijkt dat de zwakbegaafdheid op de voorgrond staat en aldus de Wet Zorg en Dwang van toepassing is, is de volledige termijn nodig om te kijken naar een goede vervolgstap voor betrokkene. Ten aanzien van de aanvullende vormen van verplichte zorg brengt de behandelaar naar voren dat insluiting en toezicht is gebaseerd op de recente insluiting van betrokkene waarbij er middels camera’s toezicht op hem is gehouden. Het risico op een nieuwe separatie acht de behandelaar groot. Er is een doorlopend patroon met agressie bij betrokkene aanwezig, waardoor het risico op separatie aanwezig blijft. Het onderzoek aan de kleding of lichaam en het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen houdt verband met de drugs. Voorafgaand aan het bezoek, heeft betrokkene €300,-- aan zijn vader overgemaakt. De behandelaar gaat er daarom vanuit dat de vader op de hoogte was van de inhoud van de koffer. Het beperken van communicatiemiddelen ziet op het hiervoor naar voren gebrachte. De behandelaar brengt naar voren dat hij wel enige mogelijkheden heeft om via de huisregels beperkingen op te leggen aan betrokkene, maar hij vindt het formeel de juiste manier om dit via de zorgmachtiging te laten lopen.
2.4.
In haar verzoekschrift heeft de officier van justitie verzocht om de zorgmachtiging op de volgende onderdelen te wijzigen:
- -
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- -
insluiten;
- -
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- -
onderzoek aan kleding of lichaam;
- -
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- -
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- -
het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
Deze vormen van verplichte zorg worden alle verzocht voor de periode van zes
maanden, dan wel voor de resterende termijn van de reeds geldende zorgmachtiging.
2.5.
De officier van justitie handhaaft haar verzoek. De officier van justitie is van mening dat er een groot risico is voor grensoverschrijdend gedrag van betrokkene middels telefoongebruik. Daarnaast is er een risico dat betrokkene de drugs mogelijk op de afdeling wil verhandelen. Het is onduidelijk of de huisregels toereikend (genoeg) zijn. De officier van justitie is van mening dat de termijn ex artikel 8:12 lid 1 Wvggz geen fatale termijn is. Gelet op de Algemene Termijnen Wet is er geen sprake van een overschrijding. Aan artikel 8:13 lid 3 Wvggz heeft de wetgever geen termijn verbonden, maar de officier van justitie is wel van mening dat de advocaat in kennis had moeten worden gesteld.
2.6.
Gebleken is dat deze vormen van zorg, die niet zijn opgenomen in de zorgmachtiging, ook na verloop van drie dagen moeten worden voortgezet.
2.7.
Betrokkene verzet zich tegen deze aanvullende vormen van verplichte zorg. Allereerst brengt de advocaat twee formele punten van bezwaar naar voren. De advocaat is niet in kennis gesteld van de beslissing tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in de noodsituatie ex artikel 8:13 lid 3 Wvggz. Daarnaast is er volgens de advocaat sprake van termijnoverschrijding. Artikel 8:12 lid 1 Wvggz stelt namelijk dat de duur van de tijdelijke verplichte zorg, bedoeld in artikel 8:11 Wvggz, is beperkt tot een periode van maximaal drie dagen. Ten aanzien van de formele verweren refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank.
Inhoudelijk brengt de advocaat naar voren dat de instelling via de huisregels zelf maatregelen kan nemen om het ernstig nadeel in te perken. Het betreft hier minder ingrijpende maatregelen die toegepast kunnen worden. Onder andere het beperken van het bezoek en het innemen van de mobiele telefoon kan via de huisregels geregeld worden. In het verlengde hiervan bepleit de advocaat dat onderzoek aan kleding of lichaam dan ook niet noodzakelijk is als vorm van verplichte zorg. Het insluiten van betrokkene en het uitoefenen van toezicht op betrokkene grijpt te ver in de persoonlijke levenssfeer van betrokkene. Ook zijn deze vormen van verplichte zorg onvoldoende geconcretiseerd om deze vormen van verplichte zorg toe te wijzen voor de duur van zes maanden. Indien er echt sprake is van een evidente crisis, kan de instelling deze maatregelen alsnog (tijdelijk) inzetten. Derhalve verzoekt de advocaat om voornoemde vormen van verplichte zorg niet toe te wijzen.
2.8.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de tekst van artikelen 8:11, 8:12 en 8:13 Wvggz is geen sprake van een vormverzuim die als gevolg moet hebben dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Op grond van artikel 8:13 lid 3 Wvggz had de advocaat wel in kennis gesteld moet worden door de instelling, maar ook dit leidt niet tot een zodanig vormverzuim dat de rechtbank niet toe zou komen tot een inhoudelijke toets van het verzoek.
2.9.
Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de wetsgeschiedenis de Wvggz juist is bedoeld om zorg op maat te bieden en om de positie van de betrokkene te verbeteren. De wet waarborgt de rechten van betrokkene meer nu betrokkene verweer kan voeren tegen de diverse vormen van verplichte zorg en er steeds een afweging zal dienen plaats te vinden of de verplichte zorg nog wel noodzakelijk wordt geacht. Met betrekking tot de door de instelling gehanteerde huisregels heeft een betrokkene weinig tot niets in te brengen.
Op dit moment is nog geenszins sprake van een stabiel toestandsbeeld. De rechtbank acht het zorgelijk dat betrokkene risico’s voor zichzelf, maar ook voor anderen, creëert. Naar het oordeel van de rechtbank wordt ook voldaan aan het beginsel van proportionaliteit om de vormen van verplichte zorg, zoals verzocht door de officier van justitie, toe te wijzen. De vormen ‘onderzoek aan kleding of lichaam’, ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen’ en ‘het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek’ zijn noodzakelijk gelet op de zucht van betrokkene naar middelen en zijn verlangen om hieraan gehoor te geven. Ten aanzien van de termijn is de rechtbank van oordeel dat de zorgmachtiging voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging toegewezen kan worden. Op dit moment moet er nog nadere diagnostiek plaatsvinden en het is onduidelijk hoe de komende periode zal verlopen.
2.11.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
- -
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- -
insluiten, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- -
het uitoefenen van toezicht op betrokkene, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- -
onderzoek aan kleding of lichaam, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- -
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- -
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- -
het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
wijzigt de zorgmachtiging die op 20 januari 2020 is verleend ten aanzien van
[naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg, naast de reeds bij beschikking van 20 januari 2020 verleende maatregelen, :
- beperkingen van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in de accommodatie; en
- toedienen van medicatie,
tevens de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- insluiten, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- onderzoek aan kleding of lichaam, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, voor de maximale duur van de reeds geldende zorgmachtiging;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 9 juli 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2020 door mr. R.M.H. Pennings, rechter, in tegenwoordigheid van N.H.M.M. Janssen, griffier, en op 21 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||