Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020111047, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 81).
Rb. Den Haag, 27-10-2020, nr. 09/110358-20
ECLI:NL:RBDHA:2020:10750
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
27-10-2020
- Zaaknummer
09/110358-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:10750, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 27‑10‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 27‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Poging tot zware mishandeling. Verwarde man probeert woning binnen te komen en steekt daarbij bewoner in zijn onderarm. Voorwaardelijk opzet op toebrengen zwaar letsel bewezen. De rechtbank acht de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de verdachte een langdurige klinische behandeling zal ondergaan met aansluitend zorgtraject wegens de psychiatrische problematiek waarmee hij heeft te kampen en het daarmee samenhangende - indien onbehandeld - hoge recidiverisico op geweld. Aanvraag zorgmachtiging negatief beoordeeld door geneesheer directeur. Resteert een TBS-maatregel. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen ook vereist dat aan de verdachte de TBS-maatregel wordt opgelegd. Aan de overige wettelijke vereisten is tevens voldaan. Nu de reclassering daartoe mogelijkheden ziet wordt een TBS-maatregel met voorwaarden opgelegd.
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/110358-20
Datum uitspraak: 27 oktober 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, Penitentiair Psychiatrisch Centrum, te Den Haag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 juli 2020 (pro forma) en 13 oktober 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.R. Koenders en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. L. Tricoli naar voren hebben gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2020 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijnter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengendoor met kracht met zijn vuist meermalen op het hoofd te slaan en/ofstompen en/of door met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp,
in de arm te steken van die [naam slachtoffer] ,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordelingmocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2020 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn[naam slachtoffer] heeft mishandeld
door met kracht met zijn vuist meermalen op het hoofd te slaan en/of stompen en/of
door met een mes, althans een puntig en/of scherp voorwerp, in de arm te steken vandie [naam slachtoffer] .
3. Bewijsoverwegingen
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – op gronden als verwoord in zijn pleitnota – vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op zijn specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging1.
Op 20 april 2020 omstreeks 19.00 uur kreeg de politie een melding dat in Hazerswoude-Dorp een persoon, naar later bleek de verdachte, probeerde woningen binnen te komen, wat gepaard zou gaan met geweld.2.
Aangever [naam slachtoffer] (hierna ook: [naam slachtoffer] ) heeft op 20 april 2020 verklaard dat er die dag rond 19.00 uur werd aangebeld bij zijn woning aan de [adres 2] in Hazerswoude-Dorp. Toen [naam slachtoffer] de deur open deed, kwam een man naar hem toe lopen die verschillende keren schreeuwde: “woont [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam] ) hier nog?” Aangever vertelde hem dat dit niet het geval was en dat hij weg moest gaan. De man wilde naar binnen. Toen begon de man te vechten. Aangever zag later dat de man iets zilverkleurigs in zijn handen had, een soort zelfgemaakt mes. De vriendin van aangever attendeerde hem op zijn rechterarm, waar een snee in zat. Het was een flinke snee, 5 cm, en het bleef bloeden.3.
In het dossier bevinden zich foto’s van het letsel aan de onderarm van aangever.4.
[naam vriendin slachtoffer] , de vriendin van [naam slachtoffer] , heeft op 20 april 2020 verklaard dat zij zich die dag met haar vriend in hun woning in Hazerswoude-Dorp bevond toen een man aanbelde. De man stapte over de drempel de gang in. Hij duwde haar vriend naar achteren en haar vriend begon terug te duwen. Volgens [naam vriendin slachtoffer] had de man de hele tijd een klein mesje bij zich. De man had het mesje in de rechterhand en heeft met dit mesje in de rechter onderarm van haar vriend gestoken.5.
[getuige] , de buurman van aangever, heeft verklaard dat hij op 20 april 2020 vanuit zijn woning luid geschreeuw van mannen hoorde en een vrouw om hulp hoorde roepen. De ene man zei dat hij het huis binnen zou gaan om zijn vriendin te zoeken en de andere man zei dat hij bij het verkeerde adres stond. [getuige] zag dat zijn buurman en de man die naar binnen probeerde te gaan, elkaar aan het duwen en trekken waren. Het zag eruit als een worsteling. De aanvaller verscheen bij [getuige] en zei tegen hem: “I have a knife, I will kill you motherfucker”. [getuige] zag dat hij iets zilverkleurigs in zijn hand had en daar zwaaide hij mee. Het was iets scherps.6.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 20 april 2020 naar de [adres 2] in Hazerswoude-Dorp is gegaan en daar bij een woning heeft aangebeld en heeft gevraagd of [naam] daar was. Hij heeft verklaard dat hij de man die open deed een paar stompen heeft gegeven en dat hij een soort gereedschap in zijn hand had, dat hij onderweg had gevonden. De verdachte heeft verklaard dat hij dat gereedschap heeft gebruikt om “kracht bij te zetten”. Ook heeft verdachte verklaard dat hij aangever met de vuist waarin hij dat gereedschap vast had, heeft gestompt. De verdachte heeft verklaard dat het best zou kunnen dat hij aangever in zijn arm heeft geraakt met een scherp stuk gereedschap van metaal.7.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat verdachte op 20 april 2020 de woning van [naam slachtoffer] in Hazerswoude-Dorp wilde binnendringen, dat hij geweld tegen die [naam slachtoffer] heeft gebruikt bij zijn poging om die woning binnen te dringen, dat hij een scherp voorwerp had meegenomen om “kracht bij te zetten”, dat hij [naam slachtoffer] heeft gestompt met onder meer de vuist waarin hij het scherpe voorwerp vasthad dat moet hebben uitgestoken en dat [naam slachtoffer] daardoor midden op de onderarm een haakvormige, hevig bloedende snee van 5 cm lang heeft opgelopen. De verdachte moet aldus [naam slachtoffer] in zijn onderarm hebben gestoken. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden of de verdachte door zo te handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam slachtoffer] . Van vol opzet is de rechtbank niet gebleken.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Naar algemene ervaringsregels roept het maken van stompende bewegingen met een scherp, uitstekend voorwerp tegen de onderarm, waardoor in die onderarm wordt gestoken, de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. In de onderarm bevinden zich immers kwetsbare en vitale onderdelen, zoals de polsslagader en vitale spieren. Nu het algemene ervaringsregels betreft heeft iedereen, dus ook de verdachte, wetenschap van het bestaan van deze aanmerkelijke kans.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte voornoemde aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte met een uitstekend, scherp voorwerp in de onderarm van aangever heeft gestoken. Die gedraging kan, mede in het licht van voornoemde omstandigheden, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, dat het niet anders kan dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard en het opzet van de verdachte is dan ook in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. In dit verband acht de rechtbank nog van belang dat niet aannemelijk is geworden dat bij de verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
De rechtbank is van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 20 april 2020 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een scherp voorwerp in de arm te steken van die [naam slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte en de oplegging van de maatregel
5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het feit en dat hij om die reden zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met voorwaarden wordt opgelegd, met de voorwaarden zoals geadviseerd door GGZ reclassering Fivoor in het ‘Reclasseringsadvies TBS met voorwaarden’ (hierna: maatregelenrapport) van 25 september 2020. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft verzocht een zorgmachtiging af te geven en een verplichte opname op te leggen voor de duur van 26 weken, in een instelling met beveiligingsniveau 3.
De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat het feit dat er geen plaats beschikbaar zou zijn via een zorgmachtiging en er onduidelijkheid is over de financiering, geen reden is om dan maar aan de verdachte de TBS-maatregel op te leggen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit
De verdachte heeft het slachtoffer met een scherp voorwerp in zijn onderarm gestoken. Hij heeft hiermee de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Ook is er een zeer bedreigende situatie voor het slachtoffer en zijn zwangere vriendin ontstaan. Het moet bijzonder beangstigend voor hen zijn geweest toen er een wildvreemde man voor hen stond te schreeuwen dat hij de woning binnen wilde komen op zoek naar iemand die zij evenmin kenden, waarna de verdachte al vechtend daadwerkelijk probeerde binnen te komen.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 september 2020, waaruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens bedreiging.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapporten:
- een Pro Justitia-rapportage, op 22 juni 2020 opgesteld door dr. B.A. Blansjaar (hierna: Blansjaar), psychiater;
- een Pro Justitia-rapportage, op 12 oktober 2020 opgesteld door drs. G.J.W. Pol (hierna: Pol), GZ-psycholoog BIG.
Blansjaar heeft in voornoemde Pro Justitia-rapportage het volgende gerapporteerd.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een maniforme psychose, geluxeerd door habitueel cannabisgebruik, maar waarschijnlijk veroorzaakt door schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis. Ten tijde van het ten laste gelegde leed de verdachte aan een ernstige psychotische episode met achtervolgings- en grootheidswanen en gehoorhallucinaties. Deze ziekelijke stoornis beïnvloedde de gedragskeuzen en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Het ten laste gelegde is volgens Blansjaar zonder reëel motief geheel voortgekomen uit psychotische belevingen van de verdachte, met name de achtervolgings- en grootheidswanen. Om die reden adviseert Blansjaar om het ten laste gelegde in het geheel niet toe te rekenen aan de verdachte. Het risico op recidive wordt door Blansjaar als hoog ingeschat.
Pol heeft in voornoemde Pro Justitia-rapportage het volgende gerapporteerd.
Bij de verdachte is sprake van psychische stoornissen in de zin van schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was bij de verdachte sprake van deze psychische stoornissen en deze beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. De verdachte was voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde floride psychotisch. Hij was er in zijn waanbeleving van overtuigd dat hij een relatie had met een meisje van de zorgboerderij en dat zij gevangen werd gehouden en werd verkracht en gemarteld. De verdachte dacht dat sprake was van een algeheel complot en dat ook zijn familie wat zou worden aangedaan. Naast deze achtervolgingswanen was bij de verdachte tevens sprake van hallucinaties, hoorde hij stemmen die hem zeiden dat zijn vriendin en familie in gevaar waren. Het is in deze paranoïd-psychotische toestand dat de verdachte naar het desbetreffende adres is gegaan en tot het ten laste gelegde feit is gekomen. De verdachte had ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit geen mogelijkheden om zijn gedrag te remmen of gezonder bij te sturen. Het denken en handelen van de verdachte werd volledig door de op dat moment aanwezige paranoïd-psychotische belevingen (hallucinaties en wanen) bepaald. Om die reden adviseert Pol om de verdachte het hem ten laste gelegde feit in het geheel niet toe te rekenen.
Pol schat de kans op herhaling van gewelddadig of anderszins grensoverschrijdend delictgedrag (op de middellange termijn) in als hoog. De kans op herhaling van soortgelijk gewelddadig gedrag als het onderhavige ten laste gelegde acht Pol met name verhoogd wanneer de verdachte psychotisch is.
De toerekeningsvatbaarheid van de verdachte
De rechtbank kan zich verenigen met de bovenstaande overwegingen en conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal de verdachte derhalve ontoerekeningsvatbaar achten met betrekking tot het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit feit.
Behandelkader
Over het behandelkader rapporteert psychiater Blansjaar het volgende. Omdat vooralsnog geen sprake is van bescherming van betekenis door functies in de persoonlijkheid of het functioneren van de verdachte en gezien zijn ongunstige levensomstandigheden van dakloosheid en gebrek aan vaste bezigheden en persoonlijke steun is zowel uit het oogpunt van recidive-preventie als uit zorgoogpunt verplichte klinisch psychiatrische behandeling in een gesloten setting aangewezen, met aansluitende resocialisatie naar begeleid of beschermd wonen.
Blansjaar adviseert het eventuele recidivegevaar te beperken door de mogelijkheden te laten onderzoeken voor behandeling zoals boven omschreven, in het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wet Forensische Zorg, artikel 2 lid 3. Gezien het gebrek aan succes van eerdere pogingen tot klinisch psychiatrische behandeling van de verdachte in
de reguliere GGZ wordt aanbevolen hem te behandelen in een forensische klinische setting met meer structuur en een betere beveiliging, zoals een FPA. Als alternatief kader voor een dergelijke behandeling zou door de rechtbank een TBS-maatregel kunnen worden overwogen. Aangezien de verdachte ten tijde van het onderzoek niet bereid en in staat was voldoende mee te werken aan voorwaarden zou daar zonder verbetering van zijn
toestand dwangverpleging en plaatsing in een FPC bij zijn aangewezen.
Omtrent het behandelkader van de verdachte overweegt psycholoog Pol het volgende.
Teneinde het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken is het aangewezen dat klinische behandeling van de psychose en de verslaving plaatsvindt en dat aansluitend wordt toegewerkt naar een begeleide woonvoorziening. Gezien de sterke neiging van de verdachte zich aan behandeling te onttrekken, dient de klinische behandeling plaats te vinden in een gedwongen kader en in een forensisch-psychiatrische setting. Rapporteur Pol had (net als rapporteur Blansjaar) willen adviseren de mogelijkheden voor een dergelijke behandeling in het kader van een zorgmachtiging op grond van de Wet Forensische Zorg (artikel 2 lid 3) te laten onderzoeken. Omdat van de juriste van het NIFP werd vernomen dat dit onderzoek reeds heeft plaatsgevonden en dat behandeling in het kader van een zorgmachtiging niet mogelijk werd geacht, blijft voor Pol wat de advies-mogelijkheden betreft dan alleen het kader van de TBS-maatregel over. Een TBS-maatregel met voorwaarden acht rapporteur, gezien het gebrek aan (intrinsieke) behandelmotivatie bij de verdachte, niet haalbaar, waardoor in principe de TBS-maatregel met dwangverpleging resteert. De verdachte is echter nooit eerder tot dergelijk gewelddadig gedrag als het onderhavige ten laste gelegde gekomen en er is thans, daar de psychose inmiddels grotendeels is verbleekt, geen sprake van direct delictgevaar (wat betreft een soortgelijk delict als het onderhavige ten laste gelegde). Anderzijds wordt de kans dat de verdachte, indien hij onbehandeld en zonder begeleiding en controle naar buiten zou gaan, zijn anti-psychotische medicatie staakt en/of cannabis gebruikt en daardoor psychotisch decompenseert en dan tot gewelddadig gedrag komt, groot geacht. De rapporteur acht een gedwongen behandelkader en aansluitende blijvende controle en begeleiding dan ook zeker nodig.
GGZ Reclassering Fivoor heeft twee adviezen (van 10 juli 2020 en 25 september 2020) uitgebracht. Beide adviezen zijn opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] . De reclassering is van mening dat een zorgmachtiging te weinig waarborgen biedt om het hoge recidiverisico en het hoge risico op letselschade adequaat te kunnen managen. Daarbij komt dat er op dit moment te weinig plekken beschikbaar zijn en er onduidelijkheid is aangaande de financiering van de zorg om hier ook daadwerkelijk uitvoering aan te kunnen geven. Zij ziet meer in het alternatief van een TBS-maatregel met voorwaarden, waarbij zowel de benodigde langdurige klinische behandeling in een hoog beveiligde setting als het verdere resocialisatietraject is gewaarborgd. In het laatste advies (maatregelenrapport) zijn de mogelijkheden van een TBS-maatregel met voorwaarden onderzocht en is geadviseerd over de aan de TBS-maatregel te verbinden voorwaarden. Volgens de reclassering kan de kans op herhaling en/of toekomstige ontregelingen worden teruggedrongen door het voortzetten van de medicamenteuze behandeling, abstinentie van middelen in samenhang met behandeling van de psychiatrische problematiek (middels o.a. psycho-educatie) gericht op het verder vergroten van ziektebesef- en inzicht, het beter leren inschatten van risicovolle situaties, het versterken van de coping en het verwerven van beschermende factoren waaronder huisvesting en een steunend sociaal netwerk van de verdachte.
[naam reclasseringsmedewerker] is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft verklaard dat de behandeling van de verdachte in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden plaats zou moeten vinden in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK), waar de behandelintensiteit hoog is. Daar zal nog een indicatie voor moeten worden afgegeven. Ter overbrugging tussen de detentie en plaatsing in een FPK kan de verdachte worden geplaatst op de gesloten afdeling van een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA).
De rechtbank acht het gelet op deze overwegingen van de deskundigen noodzakelijk dat de verdachte een langdurige klinische behandeling zal ondergaan met aansluitend zorgtraject wegens de psychiatrische problematiek waarmee hij heeft te kampen en het daarmee samenhangende - indien onbehandeld - hoge recidiverisico op geweld.
Ter terechtzitting is gebleken dat de aanvraag voor een zorgmachtiging door de geneesheer directeur van Rivierduinen negatief is beoordeeld. De reguliere GGZ wordt niet passend geoordeeld. Dit betekent dat de rechtbank, zo zij al zou vinden dat dit een toereikend kader zou opleveren, wettelijk gezien geen zorgmachtiging kan opleggen.
De maatregel
Om de door de rechtbank noodzakelijk geachte klinische behandeling van de verdachte en het aansluitende zorgtraject te bewerkstelligen blijft binnen het strafrecht (slechts) de mogelijkheid over om aan de verdachte de TBS-maatregel op te leggen. Bij de beantwoording van de vraag of aan de verdachte een TBS-maatregel moet worden opgelegd, stelt de rechtbank voorop dat deze maatregel aan een verdachte kan worden opgelegd wanneer de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit vereist.
De stoornis van de verdachte en het daaruit voorkomende recidiverisico is naar het oordeel van de rechtbank van zodanige aard dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Ter onderbouwing van dit oordeel wijst de rechtbank op hetgeen de Pro Justitia rapporteurs naar voren hebben gebracht omtrent de stoornis van de verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico indien de stoornis onbehandeld blijft en het bewezenverklaarde geweldsdelict. In het licht van het voornoemde concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen vereist dat aan de verdachte de TBS-maatregel wordt opgelegd. Aan de overige wettelijke vereisten, is tevens voldaan.
Het bewezenverklaarde feit betreft immers een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld). Voorts bestond tijdens het begaan van het feit bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank zal ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen aan de TBS-maatregel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen. Alhoewel Pol en Blansjaar beiden hun vraagtekens hebben geplaatst bij de vraag of de verdachte in staat is zich aan voorwaarden te kunnen houden, ziet de reclassering voldoende mogelijkheden voor een TBS-maatregel met voorwaarden. Uit het maatregelenrapport volgt dat met een TBS-maatregel met voorwaarden zowel de benodigde langdurige klinische behandeling in een hoog beveiligde setting als het verdere resocialisatietraject gewaarborgd is. Bovendien zijn ter terechtzitting de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden met de verdachte besproken. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving hiervan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dat het gevaar voor de samenleving voldoende kan worden ingeperkt door deze voorwaarden op te leggen en dat dwangverpleging van de verdachte niet vereist is.
Duur maatregel
De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Dit levert een handelen op van de verdachte dat gericht is tegen of gevaar oplevert voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dat betekent dat indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen de maatregel ongemaximeerd is.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank ziet aanleiding om conform artikel 38 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht te bevelen dat de TBS-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
6. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 37a, 38, 38a, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
7. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte onder de volgende voorwaarden:
1. de verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
2. de verdachte stelt zich onder toezicht van de reclassering en houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die door of namens de reclassering aan hem gegeven worden, waarbij de verdachte:
- zich meldt op afspraken bij de reclassering, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak
dat nodig is;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, waarbij de reclassering aanwijzingen kan geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- medewerking zal verlenen aan het verstrekken van een pasfoto en het verstrekken van informatie, zoals bedoeld in het kader van het landelijk opgestelde opsporingsbeleid ten aanzien van tbs-gestelden;
- zorgt dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
- meewerkt aan huisbezoeken;
- aan de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht;
- aan de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en aan de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
- geen omgang zal hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en zich open opstelt inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en geen bezwaar heeft dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
3. de verdachte laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij
- de opname start direct aansluitend aan detentie en duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden,
- de verdachte zich houdt aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de
zorginstelling geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
4. de verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA/FPK of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal veertien weken per kalenderjaar;
5. de verdachte zal aansluitend aan zijn klinische opname verblijven in een instelling voor beschermd wonen, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden en de verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
6. de verdachte zal zich aansluitend aan zijn klinische behandeling laten behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt en de verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
7. de verdachte zal zich onthouden van drugs- en alcoholgebruik en werkt mee aan controles op dit verbod, waarbij mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
8. de verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
9. de verdachte geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, en werkt desgewenst mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind;
10. de verdachte zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven;
geeft hierbij opdracht aan de GGZ Fivoor Leiden om de ter beschikking gestelde bij de naleving van de aanwijzing hulp en steun te verlenen krachtens het bepaalde bij artikel 38, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.E. Perquin, voorzitter,
mr. I.G.C. Bij de Vaate, rechter,
mr. C.S. Avendaño Canto, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 oktober 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑10‑2020
Proces-verbaal aanhouding verdachte, blz. 10 – 12.
Proces-verbaal van aangifte, blz. 31 – 33.
Een geschrift, te weten een foto, blz. 35.
Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 38 – 40.
Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 70 – 74.
Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 oktober 2020.