Rb. Oost-Brabant, 29-06-2016, nr. C/01/294713 / HA ZA 15-420
ECLI:NL:RBOBR:2016:3486
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
29-06-2016
- Zaaknummer
C/01/294713 / HA ZA 15-420
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2016:3486, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 29‑06‑2016; (Bodemzaak, Eerste aanleg - enkelvoudig, Op tegenspraak)
- Vindplaatsen
AR 2016/1904
Uitspraak 29‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Geschil tussen de vier partners in het bedrijf PlantLab over de te betalen koopprijs voor de certificaten van een uittredende partner. Vordering in deze eerste procedure afgewezen. Later volgt nog een tweede procedure waarin deze koopprijs aan de orde is.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/294713 / HA ZA 15-420
Vonnis van 29 juni 2016
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.A.C. ID B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. P.J. van der Korst te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FBB HOLDING B.V.,
gevestigd te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHERRY UNLIMITED HOLDING B.V.,
gevestigd te Tiel,
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUNE PROJECTS B.V.,
gevestigd te Katwijk,
6. [eiser sub 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. S.J.H.M. Berendsen te Amsterdam.
Eisers zullen hierna MAC en [eiser sub 2] genoemd worden en gezamenlijk worden aangeduid als [eisers ] . Gedaagden zullen hierna FBB, Cherry, [eiser sub 3] , [eiser sub 4] , Dune en [eiser sub 6] genoemd worden en gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden] .
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 16 september 2015
- -
het proces-verbaal van comparitie van 26 januari 2016
- -
de op die comparitie door [eisers ] genomen akte houdende subsidiaire vermindering van eis
- -
het op de comparitie door [gedaagden] daartegen gemaakte bezwaar
- -
de op de comparitie genomen beslissing van de rechter waarbij dat bezwaar gegrond is verklaard, zodat de wijziging van eis buiten beschouwing moet worden gelaten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De heren [eiser sub 2] , [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 6] (hierna de partners) zijn de vier oprichters van PlantLab Groep B.V. (hierna PlantLab), waarin zij ieder een indirect belang van 25% hebben. PlantLab houdt zich bezig met de ontwikkeling en exploitatie van het telen van gewassen binnen afgesloten en volledig gecontroleerde klimaatkamers. Alle aandelen in het geplaatste kapitaal van PlantLab worden gehouden door de Stichting Administratiekantoor PlantLab Groep (hierna de STAK). De STAK heeft certificaten van aandelen uitgegeven aan de houdstermaatschappijen van de partners (ieder 25%): MAC ( [eiser sub 2] ), FBB ( [eiser sub 3] ), Cherry ( [eiser sub 4] ) en Dune ( [eiser sub 6] ), die hierna de certificaathouders zullen worden genoemd. Bij de oprichting van PlantLab werden de certificaathouders benoemd tot bestuurders van PlantLab, terwijl de partners zelf werden benoemd tot bestuurders van de STAK. Het managementteam van PlantLab werd gevormd door de vier partners en door de [deeltijd CFO] (deeltijd CFO), [mede CFO] (mede CFO), [deeltijd jurist] (deeltijd jurist) en [CPO] (CPO).
2.2.
Op 23 april 2013 sloten PlantLab, de STAK, de partners en de certificaathouders een overeenkomst, die in deze procedure de certificaathoudersovereenkomst is genoemd (in de producties ook aangeduid als de aandeelhoudersovereenkomst; prod. 7 [eisers ] ). In die overeenkomst zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen, waarmee werd afgeweken van de blokkeringsregelingen in de op dezelfde datum vastgestelde statuten van PlantLab (prod. 1 [eisers ] ) en de administratievoorwaarden van de STAK (prod. 4.b [eisers ] ):
“3. LOCK-UP
De Certificaathouders komen overeen om een lock-up periode te hanteren en zij verplichten zich hierbij om gedurende een periode van vijf (5) jaren te rekenen vanaf de datum van deze Overeenkomst, geen certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap te verkopen of anderszins te vervreemden en/of zich te verbinden om certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap te verkopen of anderszins te vervreemden, onverminderd het overigens in deze Overeenkomst bepaalde.
4. VERKOOP CERTIFICATEN VAN AANDELEN
4.1
Indien een Certificaathouder (een deel van) de door hem gehouden certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap wenst te verkopen binnen de hiervoor in artikel 3 genoemde termijn van vijf (5) jaren, dan geldt dat de aangeboden certificaten van aandelen zullen worden verkocht en geleverd aan de overige certificaathouders, zulks naar rato van het aantal certificaten waarop zij reflecteren, voor een prijs die gelijk is aan de intrinsieke waarde van de met die certificaten corresponderende aandelen zoals blijkt uit de alsdan als laatst vastgestelde jaarrekening van de Vennootschap. (...)
4.2
Indien een Certificaathouder (een deel van) de door hem gehouden certificaten van aandelen in het kapitaal van de Vennootschap wenst te verkopen na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn van vijf (5) jaren dan geldt dat:
(i) aanbieding aan de overige Certificaathouders plaatsvindt met inachtneming van de toepasselijke blokkeringsregeling;
(ii) de prijs van de certificaten bij verkoop alsdan gelijk zal zijn aan de helft van de waarde van de betreffende certificaten van aandelen in het economisch verkeer. Deze waarde zal worden vastgesteld door een door de Certificaathouders gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant;
(iii) (…)
4.3
In gevallen als omschreven in artikel 4.2. komen partijen hierbij overeen dat betaling van de koopprijs zal geschieden door middel van afstand doen van het recht tot betaling van de koopprijs door de betreffende verkopende Certificaathouder onder de verplichting voor de betreffende kopende Certificaathouder(s) om een bedrag gelijk aan de vastgestelde koopprijs schuldig te erkennen ten titel van geldlening. (…)
4.4.
Indien de Certificaathouders niet in staat zijn gebleken om, binnen dertig (30) dagen nadat zij in overeenstemming met de voorgaande bepalingen van dit artikel in overleg zijn getreden ofwel (i) de prijs van de certificaten van aandelen gezamenlijk vast te stellen, of (ii) gezamenlijk een registeraccountant aan te wijzen, is ieder van de Certificaathouders gerechtigd om de voorzitter van de Kamer van Koophandel te Eindhoven verzoeken om bindend een registeraccountant aan te wijzen teneinde, met inachtneming van hetgeen in deze Overeenkomst is bepaald, de intrinsieke waarde of de marktwaarde van de betreffende certificaten van aandelen te doen bepalen en aldus de prijs voor de aangeboden certificaten bindend vast te stellen.
5. (…)
6. BIJZONDERE AANBIEDINGSPLICHT
6.1
Niettegenstaande het elders in deze Overeenkomst bepaalde, zal, indien zich ten aanzien van een van de Certificaathouders het navolgende bijzondere geval zich voordoet, een dergelijke Certificaathouder onmiddellijk daaraan voorafgaand geacht worden de door hem gehouden Certificaten, met inachtneming van het in de statuten van de Vennootschap en de Statuten van de Stichting hieromtrent bepaalde, te hebben aangeboden aan de andere Certificaathouders:
1. (…)
4. Wat betreft M.A.C. ID B.V. door het defungeren van [eiser sub 2] binnen de groep van de Vennootschap anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid.
Partijen realiseren zich dat “defungeren binnen de groep van de Vennootschap” betekent dat de arbeidsrelatie/managementrelatie vrijwillig of onvrijwillig eindigt, anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid.
Onvrijwillig eindigen (opzeggen, ontslag en dergelijke) zal slechts kunnen plaatsvinden met inachtneming van een redelijkheidstoets welke bij discussie daaromtrent zal worden voorgelegd aan de op grond van deze Overeenkomst bevoegde rechter.
6.2
Indien het in artikel 6.1 omschreven geval zich voordoet, zullen de door de betreffende Certificaathouder gehouden certificaten geacht worden aangeboden te zijn aan de overige Certificaathouders waarbij geldt dat de prijs van de certificaten bij verkoop alsdan gelijk zal zijn aan de helft van de waarde van de betreffende certificaten van aandelen in het economisch verkeer. Deze waarde zal worden vastgesteld door een door de Certificaathouders gezamenlijk aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant.
6.3
In het geval als omschreven in artikel 6.1 en 6.2 hiervoor komen partijen hierbij overeen dat betaling van de koopprijs zal geschieden door middel van afstand doen van het recht tot betaling van de koopprijs door de betreffende verkopende Certificaathouder onder de verplichting voor de betreffende kopende Certificaathouder(s) om een bedrag gelijk aan de vastgestelde koopprijs schuldig te erkennen ten titel van geldlening. (…)
6.4
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2 zal de prijs voor de certificaten in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4.1 gelijk zijn aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen indien de verplichting tot aanbieding op grond van het bepaalde in artikel 6.1 ontstaat binnen vijf (5) jaren te rekenen vanaf de datum van deze Overeenkomst.”
2.3.
In het najaar van 2014 ontstond onenigheid tussen enerzijds [eiser sub 2] en anderzijds [eiser sub 4] en [eiser sub 6] over het zgn. China-dossier ( [eiser sub 2] was het niet eens met de wens van [eiser sub 4] en [eiser sub 6] om twee heren in te schakelen die in China bedrijven zouden moeten benaderen die daar met PlantLab zouden kunnen gaan samenwerken). Dit conflict liep zo hoog op dat duidelijk werd dat verdere samenwerking tussen de vier partners van PlantLab niet goed meer mogelijk was.
2.4.
Tijdens een vergadering op 25 november 2014 presenteerden [deeltijd CFO] , [deeltijd jurist] en [CPO] een voorstel ter oplossing van het conflict tussen de partners. Dat voorstel hield kort gezegd in dat [eiser sub 2] zou aftreden als bestuurder en dat MAC haar certificaten tegen een marktconforme prijs zou verkopen aan (de vennootschappen van) de drie resterende partners. Volgens [eisers ] bereikten partijen overeenstemming over dat voorstel en kwamen zij met name overeen dat niet de volgens de certificaathoudersovereenkomst bij verkoop binnen vijf jaar geldende intrinsieke waarde maar een marktconforme prijs zou worden betaald voor de certificaten van MAC. Volgens [gedaagden] bestond echter slechts overeenstemming over het uittreden van [eisers ] en zou nog worden onderhandeld over de te betalen prijs voor de certificaten van MAC.
2.5.
Op 26 november 2014 zond [eiser sub 3] een e-mail aan het managementteam van PlantLab (prod. 20 [eisers ] ), waarin hij schreef:
“(…)
Gisteren zijn door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] de volgende stappen voorgesteld:
1. [naam 4] ([eiser sub 2] ; rb) stapt uit:
2. Tegen marktconforme prijs voor zijn aandelen
3. Waarde van de onderneming wordt bepaald door onafhankelijke externe valuator. Voorstel is om hiervoor [naam 5] te benaderen;
4. Waarde bevat elementen van: basiswaarde onderneming, naam (PlantLab) en (deel)licentie op het patent, afhankelijk van het wel of niet meenemen van de naam en (deel)licentie door [naam 4] ;
5. Andere opties zijn mogelijk mits iedereen daarmee akkoord is. Zo nee, wordt teruggevallen op de hierboven beschreven argumenten;
6. Zowel prijsvaststelling van de aandelen als het proces worden begeleid door externe deskundige(n).
Ik kan nu niet overzien of deze stappen wel of niet juist zijn, en ook niet of ze wel of niet compleet zijn. Om niet te vertragen, wil ik daarom dit deel van het proces (het begeleiden van het proces vanaf waar we vandaag staan) ook laten begeleiden door een onafhankelijk extern iemand die dit proces op zeer korte termijn oppakt. En die vervolgens, tijdens het proces specialisten op gebied van waardering, IP en dergelijke inhuurt.
Voor alle duidelijkheid enkele interpretaties op dit moment op de punten van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] :
t.a.v. punt 1: ja, maar ik wil ook verkennen of er nog andere opties mogelijk zijn
t.a.v. punt 2: Ik wil me 100% inzetten om op korte termijn te zoeken naar een toekomst waarin de belangen van het bedrijf en onze individuele belangen gelijkwaardig op elkaar afgewogen worden.
t.a.v. punt 3: prima om dit door een onafhankelijke externe valuator zoals [naam 5] te laten doen.
t.a.v. punt 4: invulling verder laten uitwerken door de valuator en extern adviseur
(…)”
2.6.
Op 27 november 2014 antwoordde [eiser sub 2] als volgt op de mail van [eiser sub 3] (prod. 17 [gedaagden] ):
“(…) Mijn uitgangspunt is nog steeds helder; ik maak plaats tegen een fatsoenlijke vergoeding voor mijn aandelen, al dan niet met het recht op de naam PlantLab en gebruik van het patent; ik moet ook verder kunnen. Als wij voor de uitwerking daarvan professionele hulp inroepen vind ik dat prima mits de hiervoor genoemde uitgangspunten door jullie geaccepteerd worden. Wat ik al heb aangegeven en ook echt zal doen is dat bij gebreke van een akkoord van jullie zijde voor vandaag 16.00 uur, ik mijn zienswijze middels een open en onafhankelijke procedure zal voorleggen aan de Ondernemingskamer.”
2.7.
Op 28 november 2014 zond [eiser sub 3] een e-mail aan het managementteam van PlantLab (prod. 21 [eisers ] ), waarin hij opmerkte:
“1. Eergisteren heb ik in onderstaande mail een reactie gegeven op de 6 stappen die door [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] zijn voorgesteld. Waarin ik heb aangegeven me 100% te willen inzetten om op korte termijn te zoeken naar een toekomst waarin de belangen van het bedrijf en onze individuele belangen gelijkwaardig worden afgewogen. En dat ik graag een extern iemand wil inschakelen bij het opstellen van een aanpak en randvoorwaarden omdat we er in de huidige samenstelling niet in slagen om dit in een paar zinnen samen te vatten En ik geen tijd wil verliezen.
2. [naam 7] en [naam 6] hebben eergisteren aangegeven eens te zijn met deze aanpak.
3. [naam 4] heeft gisterochtend in zijn mail aangegeven “(…)”
4. Ik merk dat we dus allemaal willen werken aan een oplossing. Gisteren hebben we met z’n allen geprobeerd om eea in een paar zinnen samen te vatten waarmee we vervolgens weer verzanden.
5. Laten we een extern iemand inschakelen die ons helpt om de uitgangspunten /randvoorwaarden op een rij te zetten. Als blijkt dat deze persoon hier na gesprekken met ons niet uitkomt, dan is dat ook snel genoeg helder. Hier is niet veel tijd voor nodig.
6. [naam 7] en [naam 6] hebben zojuist akkoord gegeven.
7. [naam 4] , graag je reactie op dit voorstel.
(…)”
2.8.
Na deze mails volgde een uitgebreide (niet volledig overgelegde) correspondentie tussen partijen en hun advocaten, waarvan de rechtbank hier slechts een deel vermeldt.
2.9.
Bij brief van 5 december 2014 (prod. 34 [eisers ] ) schreef mr. P. van der Korst, advocaat van [eisers ] aan Dune, Cherry en FBB:
“ (…)
Deze onwerkbare situatie moet in het belang van PlantLab en haar stakeholders zo spoedig mogelijk worden opgelost. De MT leden/niet-bestuurders hebben, na overleg met ieder van de bestuurders, een oplossing voorgesteld in een verslag van 18 november jl., op uw aller verzoek nader uitgewerkt in een presentatie van 25 november jl. Deze door hen voorgestelde oplossing houdt in a) het uittreden van M.A.C. van certificaathouder van PlantLab aan een nader in onderling overleg te bepalen koper, tegen een marktconforme, in redelijkheid te bepalen vergoeding voor de certificaten, b) (…)
Cliënten waren en zijn gezien de huidige onwerkbare situatie bereid om in redelijkheid te overleggen op basis van dat voorstel. Ook de mede-bestuurders [eiser sub 3] en [eiser sub 6] verklaarden zich op 27 november volmondig akkoord met deze uitgangspunten.
Blijkens uw gezamenlijke e-mail van 25 november jl. en het intrekken van de reeds gedane toezegging door de heren [eiser sub 3] en [eiser sub 6] op 28 november jl. blokkeert u echter alsnog dit redelijk overleg, met de stelling dat “de constatering dat partijen niet langer gebonden zouden zijn aan de aandeelhoudersovereenkomst niet juist is”. Kennelijk bedoelt u daarmee dat eventuele overdracht van certificaten door M.A.C. in het kader van de voorgestelde oplossing zou neerkomen op aanbieding als bedoeld in artikel 6.2 van de Aandeelhoudersovereenkomst van 23 april 2013.
De Aandeelhoudersovereenkomst voorziet niet in de huidige situatie. Cliënten zijn in het belang van PlantLab en haar stakeholders bereid om te overleggen over de voorgestelde oplossing op basis van de voorbedoelde uitgangspunten. Die bereidheid is natuurlijk niet uit te leggen als een “vrijwillig defungeren”.
Uw huidige opstelling, die een redelijke oplossing blokkeert, komt in strijd met zowel de contractuele redelijkheid en billijkheid als in strijd met de redelijkheid en billijkheid die u op grond van artikel 2:8 BW in acht moet nemen. Ik verzoek en sommeer ieder van u daarom om mij uiterlijk maandag 8 december a.s. voor 17:00 uur schriftelijk te bevestigen dat u in redelijk overleg zult treden conform het voorstel van de MT leden en dit redelijk overleg zult voortzetten totdat een oplossing conform die hoofdlijnen is bereikt.
Voor het geval u niet aan dit verzoek en deze sommatie voldoet geldt deze brief als het schriftelijk kenbaar maken van bezwaren, als bedoeld in artikel 2:349 lid 1 BW, tegen het door u gevoerde beleid zoals hiervoor kort omschreven. Als u niet binnen de hiervoor genoemde termijn schriftelijk onvoorwaardelijk bevestigt dat, en hoe, u deze bezwaren zult wegnemen zal ik mij vrij achten om namens cliënten een enquêteverzoek in te dienen, alsmede een verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen. (…)”
2.10.
Op 11 december 2014 schreef mr. S. Berendsen, advocaat van [gedaagden] , in een e-mail aan mr. T. Salemink, mede advocaat van [eisers ] (prod. 22 [eisers ] ):
“(…) Terug naar ons telefoongesprek van maandag 8 december 2014: [naam 8] en ik hebben in dit gesprek aangegeven dat onze cliënten bereid zijn om te praten over een mogelijke uitkoop van jullie cliënt tegen een redelijke, nader overeen te komen prijs (voor alle duidelijkheid: de systematiek van de aandeelhoudersovereenkomst zou in dat geval niet worden gevolgd). Dit vormt naar onze mening een goede basis om de mogelijkheden tot uitkoop te gaan onderzoeken.
Wij hebben inmiddels met cliënten gesproken en wij zijn een concreet voorstel aan het voorbereiden. Daarvoor hebben wij nog wel enige tijd nodig, onder meer omdat de (financiële) positie van de vennootschap in kaart gebracht moet worden (…). Cliënten moeten zich een beeld vormen van de waarde van de onderneming en (on)mogelijkheden tot financiering en dat kost nu eenmaal tijd, te meer nu PlantLab vanzelfsprekend ook veel aandacht en energie vergt en het belang van PlantLab te allen tijde voorrang moet hebben boven discussies tussen certificaathouders/founders. Jullie cliënt wil een snelle oplossing maar hij hoeft geen mogelijk uitkoop te financieren en dus dat is vrij makkelijk praten. (…)”
2.11.
Op 14 december 2014 om 12:33 uur zond [eiser sub 2] een e-mail aan het managementteam van PlantLab (prod. 22 [gedaagden] ) waarin hij schreef:
“Afgelopen week ben ik door jullie advocaat gevraagd geen OK-procedure te starten omdat jullie afgelopen woensdag zouden komen met een voorstel voor een fatsoenlijke afwikkeling. Dat voorstel is woensdag niet gekomen en is er nog steeds niet. Nu blijkt wat de reden daarvan is. Hoewel ik blij ben dat jullie advocaat in zijn laatste brief 3 keer heeft aangegeven dat ik zal moeten worden uitgekocht tegen een marktconforme prijs, ebt mijn hoop op een fatsoenlijk voorstel steeds verder weg. (…)”
2.12.
Hierna zond [eiser sub 6] op 14 december 2014 een e-mail aan [eiser sub 2] met kopie aan [eiser sub 3] en [eiser sub 4] (prod. 23 [eisers ] ), waarin hij schreef:
“(…)
[naam 9] , [naam 7] en ik hebben aldus duidelijk aangegeven dat wij bereid zijn om te praten over een mogelijke overname van jouw certificaten tegen een redelijke, nader overeen te komen prijs.
Dit vormt naar onze mening een goede basis om de mogelijkheden tot uitkoop te gaan onderzoeken met voor jou het enorme voordeel dat -als wij tot overeenstemming komen- je kunt uittreden zonder dat de route van de aandeelhoudersovereenkomst wordt gevolgd. (…)
Onze bereidheid om met jou over voornoemde uitkoop tegen een nader overeen te komen ‘redelijke prijs’ te praten is echter bijna weg doordat jij telkens escaleert, met procedures dreigt en nu zelfs op eigen houtje Synerga hebt geïnformeerd. (…)
[naam 9] , [naam 7] en ik zijn bijna zo ver dat wij niet meer met jou willen praten over een nader overeen te komen ‘redelijke prijs’, dan houden wij gewoon vast aan de aandeelhoudersovereenkomst.
Wij willen echter nog een poging wagen: wij stellen (wederom) voor om samen een mediator te benoemen om te werken aan een situatie waarin wij constructief tot een oplossing kunnen komen, in welk kader wij bereid zijn -zoals gezegd- te praten over een mogelijke overname van jouw certificaten tegen een redelijke, nader overeen te komen prijs.
(…)”
2.13.
Op 14 december 2014 om 21:46 uur zond [eiser sub 2] een e-mail aan het managementteam van PlantLab (prod. 24 [eisers ] ), waarin hij mededeelde:
“Jullie brief van vanavond vraagt om een reactie. Ter voorkoming van verdere escalatie doe ik dat kort. (…)
Zoals al vaak vermeld kan en wil ik niet de verantwoordelijkheid dragen voor jullie handelen. Om die reden leg ik per direct mijn functies binnen PlantLab neer onder het uitdrukkelijke vertrouwen dat jullie je toezegging dat ik mijn aandelen tegen een marktconforme prijs kan overdragen gestand doen en de voorwaarde dat de aandeelhoudersovereenkomst geen effect heeft op mijn terugtreden. De betrokken advocaten kunnen dat verder afstemmen.”
2.14.
Op 15 januari 2015 zond [eiser sub 6] mede namens [eiser sub 4] , [eiser sub 6] , Cherry, FBB en Dune een e-mail aan [eiser sub 2] (prod. 25 [eisers ] ), waarin hij mededeelde:
“Wij verwijzen naar jouw email van 14 december 2014 (21.46 uur). Ten aanzien van de door jou genoemde voorwaarde: wij zullen aan het feit dat jij je functies binnen PlantLab per 14 december 2014 hebt neergelegd niet de gevolgen van artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst verbinden, welk artikel, kort gezegd, bepaalt dat indien jij je functies neerlegt, jij je certificaten moet aanbieden voor een bedrag gelijk aan de intrinsieke waarde van de onderliggende aandelen.
Voorts zijn wij - zoals eerder aangegeven - bereid te praten over een mogelijke overname van jouw certificaten tegen een redelijke, nader over een te komen prijs. Wij zijn nu druk bezig om ons een beeld te vormen van de waarde van de onderneming en komen hier op terug.”
2.15.
Later die dag zond [eiser sub 6] nog een e-mail aan [eiser sub 2] (prod. 26 [eisers ] ), waarin hij mededeelde dat [eiser sub 2] en MAC per 14 december 2014 waren uitgeschreven als bestuurders van de STAK en PlantLab.
2.16.
Partijen bereikten geen overeenstemming over de prijs voor de certificaten van MAC.
2.17.
Op 2 februari 2015 diende [eisers ] bij de Ondernemingskamer een enquêteverzoek in alsmede een verzoek om bij wijze van voorlopige voorziening een onafhankelijke tijdelijke bestuurder van PlantLab te benoemen (prod. 30 [eisers ] ).
In die procedure nam [eisers ] het standpunt in dat [eiser sub 2] zich op 14 december 2014 slechts tijdelijk, voorwaardelijk had teruggetrokken als bestuurder van PlantLab, onder de voorwaarde dat [gedaagden] de toezegging over de overdracht van de certificaten tegen een marktconforme prijs gestand zou doen. Deze procedure werd geschorst vanwege mediation, maar dat had geen resultaat. Bij beschikking van 13 juli 2015 (prod. 1 [gedaagden] ) werd het verzoek afgewezen.
2.18.
Nadat [eisers ] de onderhavige procedure aanhangig had gemaakt, maakten PlantLab en [gedaagden] bij deze rechtbank een procedure onder zaak- en rolnummer C/01/300898 / HA ZA 15-785 aanhangig tegen [eiser sub 2] , MAC, M.A.C. Beheer B.V. en Plenty50 B.V.. In die tweede procedure verwijt [gedaagden] aan [eisers ] dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort geschoten is door met zijn nieuwe onderneming Plenty50 concurrerende activiteiten te verrichten, daarbij gebruik te maken van vertrouwelijke bedrijfsinformatie van PlantLab en belangrijke handelsrelaties van PlantLab over te nemen. In die procedure zijn niet alleen specifieke vorderingen in verband met de onrechtmatige concurrentie aan de orde, maar ook vorderingen van [gedaagden] om de tussen partijen gesloten overeenkomst, inhoudende dat aan het ontslag van [eiser sub 2] niet de gevolgen van artikel 6 van de certificaathoudersovereenkomst werden verbonden, wegens dwaling te vernietigen en MAC te veroordelen om de certificaten aan de andere certificaathouders aan te bieden voor de intrinsieke waarde. [gedaagden] stelt daartoe dat de drie overblijvende partners pas na 15 januari 2015 hebben ontdekt dat [eiser sub 2] zijn nieuwe onderneming Plenty50 al was gestart en al onrechtmatige handelingen had verricht toen hij nog voor PlantLab werkzaam was.
3. Het geschil
3.1.
[eisers ] vordert samengevat -
A. [gedaagden] hoofdelijk voor het geheel en gezamenlijk te veroordelen tot overname van alle door MAC gehouden certificaten tegen betaling aan MAC van een door de rechtbank vast te stellen marktconforme prijs en vermeerderd met de wettelijke rente, primair vanaf 15 januari 2015;
B. een deskundige te benoemen die de rechtbank zal berichten omtrent de marktconforme prijs van de door MAC over te dragen certificaten;
C. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[gedaagden] heeft bezwaar gemaakt tegen aanhouding van de onderhavige procedure tot na de comparitie in de tweede procedure. De rechtbank dient daarom allereerst te onderzoeken of in de onderhavige procedure uitspraak kan worden gedaan voordat de afloop van de tweede procedure bekend is. Dat is het geval. In deze procedure is alleen aan de orde de stelling van [eisers ] dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagden] de certificaten van MAC zou kopen voor een marktconforme prijs. Indien deze (door [gedaagden] betwiste) stelling juist blijkt, dan zijn de vorderingen van [eisers ] in beginsel toewijsbaar. [gedaagden] heeft zich weliswaar op de valreep op de comparitie ook in deze procedure nog op dwaling beroepen voor het geval de rechtbank de door [eisers ] gestelde overeenkomst aanvaardt, maar [eisers ] heeft daartegen terecht bezwaar gemaakt. Omdat het in de tweede procedure door [gedaagden] aan [eisers ] gemaakte verwijt over onrechtmatige concurrentie in deze procedure in het geheel niet aan de orde is geweest, moet het beroep op dwaling als tardief en daarom in strijd met een goede procesorde worden verworpen. In de tweede procedure komt de rechtbank dan niet meer toe aan de vorderingen van [gedaagden] met betrekking tot de overname van de certificaten. Indien de stelling van [eisers ] over de overeengekomen marktconforme prijs niet juist blijkt, dan zijn de vorderingen van [eisers ] in deze procedure niet toewijsbaar. In dat geval zal in de tweede procedure moeten worden beslist op het door [gedaagden] gedane beroep op dwaling. Indien dat beroep slaagt, zal [eisers ] genoegen moeten nemen met een prijs gelijk aan de intrinsieke waarde van de certificaten. Indien het beroep op dwaling wordt verworpen, zullen partijen verder moeten onderhandelen over een “redelijke, nader overeen te komen prijs”.
4.2.
De rechtbank constateert dat [eisers ] in de dagvaarding onduidelijk is geweest over de wijze van totstandkoming van de door hem gestelde overeenkomst over de marktconforme prijs. In punt 3.3.5 van de dagvaarding heeft [eisers ] gesteld dat [eiser sub 3] en [eiser sub 6] zich tijdens het overleg op 25 november 2014 akkoord hebben verklaard met de uitgangspunten van het voorstel dat de andere leden van het managementteam tijdens dat overleg hebben gedaan, maar [eisers ] stelt niet dat [eiser sub 3] en [eiser sub 6] (laat staan [eiser sub 4] ) toen ook uitdrukkelijk hebben ingestemd met de voorgestelde marktconforme prijs. In punt 4.2.4. van de dagvaarding heeft [eisers ] gesteld dat de overeenstemming tussen partijen definitief is komen vast te staan op 15 januari 2015. Op de comparitie is duidelijk geworden dat [eisers ] zijn stelling over de overeengekomen marktconforme prijs baseert op de correspondentie tussen partijen in de periode van 25 november 2014 tot en met 15 januari 2015.
4.3.
De rechtbank constateert dat [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en/of [eiser sub 6] in die correspondentie nooit uitdrukkelijk hebben toegezegd dat zij een marktconforme prijs zouden betalen. Zij hebben slechts gesproken over een “redelijke, nadere overeen te komen prijs”. [eiser sub 2] heeft dat zelf opgevat als een marktconforme prijs, zoals blijkt uit zijn e‑mail van 14 december 2014 om 12:33 uur en zoals op de comparitie is bevestigd door de advocaten van [eisers ] . Dat betekent dat de door [eisers ] gestelde overeenkomst alleen kan worden aanvaard indien is voldaan aan het criterium van art. 3:36 BW, dat [eisers ] aan de verklaringen van [gedaagden] in de correspondentie redelijkerwijze de zin mocht toekennen dat [gedaagden] instemde met een marktconforme prijs en dat [eisers ] er daarom in redelijkheid op mocht vertrouwen dat tussen partijen overeenstemming bestond over die marktconforme prijs. [eisers ] meent dat dit het geval is en wijst er daartoe op dat een marktconforme prijs gelijk is aan de objectiveerbare prijs die een redelijk handelend koper ervoor wil betalen.
4.4.
In het onderhavige geval was echter geen sprake van een derde die geïnteresseerd was in de aankoop van vrijwillig aangeboden certificaten en bereid was om daarvoor een objectief vast te stellen prijs te betalen, maar van partners die vanwege een conflict niet meer samen konden werken. [eiser sub 2] zou dat conflict kunnen oplossen door vrijwillig uit te treden, maar zou dan volgens de bepalingen van de certificaathoudersovereenkomst slechts de intrinsieke waarde voor de certificaten van MAC ontvangen, omdat hij binnen de lock-up periode van vijf jaar zou vertrekken. Duidelijk is dat alle vier partners het erover eens waren dat die intrinsieke waarde gelet op de omstandigheden niet redelijk was. Maar dat wil nog niet zeggen dat [eiser sub 2] er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat zijn opvatting, dat een redelijke prijs gelijk was aan een marktconforme prijs, door de andere drie partners gedeeld werd. Dat was met name niet vanzelfsprekend, omdat in de certificaathoudersovereenkomst was bepaald dat [eiser sub 2] ook bij vertrek na de lock-up periode niet een marktconforme prijs zou ontvangen, maar slechts de helft van de economische waarde van de certificaten van MAC.
4.5.
In de correspondentie tussen partijen valt nergens een verklaring van [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en/of [eiser sub 6] te lezen, waaruit [eiser sub 2] in redelijkheid mocht afleiden dat ook in hun ogen een marktconforme prijs redelijk was. Integendeel, [eiser sub 3] heeft al direct in zijn e-mail van 26 november 2014 als reactie op het voorstel van een marktconforme prijs aangegeven dat hij wilde “zoeken naar een toekomst waarin de belangen van het bedrijf en onze individuele belangen gelijkwaardig op elkaar afgewogen worden.” Dat impliceert dat [eiser sub 3] bereid was rekening te houden met het belang van [eiser sub 2] bij een marktconforme prijs, maar dat hij ook rekening wilde houden met de eigen belangen van de drie aanblijvende partners en met het belang van PlantLab. [eiser sub 3] herhaalde dat in zijn e-mail van 28 november 2014. [eisers ] wijst erop dat [eiser sub 3] in deze e-mail heeft vermeld dat [eiser sub 4] en [eiser sub 6] akkoord waren, maar die instemming betrof slechts de door [eiser sub 3] voorgestelde afweging van alle betrokken belangen en het voorstel van [eiser sub 3] om een mediator in te schakelen. Ook in de latere correspondentie heeft [gedaagden] nooit de indruk gewekt in te stemmen met een marktconforme prijs. Integendeel, in de mail van mr. Berendsen van 11 december 2014 is nog aangegeven dat niet alleen de waarde van de onderneming een rol zou spelen bij de onderhandelingen over de koopprijs voor de certificaten, maar ook de mogelijkheden voor [gedaagden] om de koopprijs te financieren. In de e-mail van 15 januari 2015 van [gedaagden] is slechts toegezegd dat [eisers ] niet gedwongen zou worden tot aanbieding van de certificaten tegen de intrinsieke waarde en dat [gedaagden] bereid was te onderhandelen over een redelijke, nader over een te komen prijs. Ook in die e-mail is niets opgemerkt waaruit [eisers ] mocht afleiden dat met die redelijke prijs werd gedoeld op een marktconforme prijs.
4.6.
Daar komt bij dat ook [eisers ] zelf niet steeds het standpunt heeft ingenomen dat tussen partijen een harde overeenkomst bestond over overname van de certificaten tegen een marktconforme prijs. In de brief van mr. Van der Korst van 5 december 2014 wordt slechts melding gemaakt van een afspraak om in redelijkheid te overleggen op basis van de uitgangspunten in het voorstel van de andere leden van het managementteam. [eisers ] presenteert die brief in de dagvaarding als een sommatie om uitvoering te geven aan de door hem gestelde overeenkomst, maar in de brief wordt slechts gesommeerd om het overleg voort te zetten, bij gebreke waarvan geen civiele procedure strekkend tot nakoming van een overeenkomst wordt aangekondigd, maar alleen wordt gedreigd met het instellen van een procedure bij de Ondernemingskamer. Bovendien nam [eisers ] , toen hij later die procedure bij de Ondernemingskamer aanhangig maakte, het standpunt in dat hij zich slechts tijdelijk, voorwaardelijk had teruggetrokken als bestuurder van PlantLab. Ook dat verdraagt zich niet met een (onvoorwaardelijke) overeenkomst zoals door [eisers ] gesteld.
4.7.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [eisers ] er in redelijkheid niet op mocht vertrouwen dat tussen partijen overeenstemming bestond over een door [gedaagden] te betalen marktconforme prijs voor de certificaten van MAC. De vorderingen van [eisers ] moeten daarom worden afgewezen.
4.8.
[eisers ] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- griffierecht 613,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers ] af,
5.2.
veroordeelt [eisers ] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.517,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisers ] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers ] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.R.M. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2016.