NJ 2010, 261
Ontbrekende noodzakelijke bijzondere bewijsmotivering doodslag.
HR 02-02-2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7266, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 februari 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, M.A. Loth
- Zaaknummer
08/01780 A
- Conclusie
A-G Knigge
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
BJ7266
- JCDI
JCDI:ADS118335:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BJ7266, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑02‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BJ7266, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑09‑2009
- Wetingang
Srart. 287; Svart. 359 lid 2; SvNa art. 402 lid 2
Essentie
Antilliaanse zaak. Gekwalificeerde doodslag op een priester? Uitgangspunt is in Antilliaanse zaken dat de selectie en waardering van het bewijs aan de feitenrechter is overgelaten en dat deze selectie verder geen motivering behoeft, behoudens bijzondere gevallen. In deze zaak is sprake van een dergelijk bijzonder geval. Het Hof kon de weerlegging van de door verdachte aangevoerde alternatieve gang van zaken niet in belangrijke mate doen steunen op de door hem bij de politie afgelegde verklaringen, zonder verantwoording af te leggen van zijn oordeel dat en waarom het aan die verklaringen geloof heeft gehecht, niettegenstaande de omstandigheid dat verdachte nadien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.