Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 5.2.1 Insolventievorderingen
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
Een schuldeiser kan, met inachtneming van de in deze wet gegeven nadere regels, in de insolventie opkomen voor:
- a.
een vordering die op het tijdstip van de insolventverklaring reeds bestaat;
- b.
een vordering die de wederpartij uit hoofde van beëindiging van een vóór de insolventverklaring met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft verkregen, of die strekt tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de nakoming van een vóór de insolventverklaring op deze verkregen vordering;
- c.
een vordering die na de insolventverklaring is ontstaan en waarvan de verschuldigdheid in redelijkheid aan de periode vóór de insolventverklaring kan worden toegerekend;
- d.
vorderingen die een hoofdelijk medeschuldenaar op de schuldenaar zal verkrijgen krachtens hun ten tijde van de uitspraak van de insolventverklaring reeds bestaande onderlinge rechtsverhouding als hoofdelijk medeschuldenaren, binnen de grenzen van artikel 5.3.25.
2.
Aan een gift, door de schuldenaar gedaan onder een opschortende voorwaarde of een opschortende tijdsbepaling, die op het tijdstip van de insolventverklaring nog niet was vervuld of verschenen, kan de begiftigde generlei recht tegen de boedel ontlenen.