Zie blad 8 van het vonnis.
HR, 24-05-2011, nr. 10/01632 B
ECLI:NL:HR:2011:BQ5692
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-05-2011
- Zaaknummer
10/01632 B
- Conclusie
Mr. Hofstee
- LJN
BQ5692
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ5692, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ5692
ECLI:NL:PHR:2011:BQ5692, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑03‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ5692
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag, art. 552a Sv. Het klaagschrift is ingediend 3 mnd nadat de vervolgde zaak tot een einde is gekomen. De Rb had de klager gelet op art. 552a.3 Sv n-o moeten verklaren. HR doet wat de Rb had behoren te doen.
24 mei 2011
Strafkamer
nr. 10/01632 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 8 oktober 2009, nummer RK 09/319, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. Th. Boumans, advocaat te Heerlen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de klager alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn klaagschrift.
2. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
2.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Onder de klager is een aantal voorwerpen inbeslaggenomen. Bij vonnis van de Rechtbank van 23 december 2008 is de klager veroordeeld en bij datzelfde vonnis heeft de Rechtbank wat betreft de inbeslaggenomen voorwerpen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast. Blijkens door de Advocaat-Generaal ingewonnen, in de conclusie vermelde inlichtingen is op 5 januari 2009 tegen het vonnis hoger beroep ingesteld en is op 13 januari 2009 dat appel weer ingetrokken. Daardoor is het vonnis op 13 januari 2009 onherroepelijk geworden. Blijkens de bestreden beschikking is op 10 juli 2009 namens de klager op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift ingediend.
2.2. De Rechtbank heeft miskend dat een ingevolge art. 552a, derde lid, Sv ingediend klaagschrift niet-ontvankelijk is ingeval het wordt ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen. Nu de zaak tegen de klager is geëindigd op 13 januari 2009 en het klaagschrift is ingediend op 10 juli 2009, had de Rechtbank de klager niet-ontvankelijk behoren te verklaren in zijn klaagschrift. De Hoge Raad zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, het middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011.
Conclusie 22‑03‑2011
Mr. Hofstee
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
De Rechtbank te Maastricht heeft bij beschikking van 8 oktober 2009 het klaagschrift van klager ex art. 552a Sv, strekkende tot teruggave van voorwerpen welke in beslag zijn genomen en waarvan is bepaald dat zij ten behoeve van de rechthebbende moeten worden bewaard, ongegrond verklaard.
2.
Namens klager heeft mr. Th. Boumans, advocaat te Heerlen, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
De bespreking van het middel kan gelet op het navolgende achterwege blijven.
4.
De Rechtbank te Maastricht had eerder al, te weten bij vonnis van 23 december 20081., een beslissing genomen over de inbeslaggenomen voorwerpen waarop het klaagschrift betrekking heeft. Die beslissing houdt onder meer in dat de in het klaagschrift bedoelde inbeslaggenomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende worden bewaard, nu niet is komen vast te staan aan wie deze voorwerpen toebehoren.2. Blijkens bij de griffie van de Rechtbank te Maastricht opgevraagde gegevens is tegen voornoemd vonnis van de Rechtbank door klager op 5 januari 2009 hoger beroep ingesteld.3. Dit hoger beroep is vervolgens op 13 januari 2009 door klager ingetrokken, ten gevolge waarvan het vonnis van de Rechtbank op diezelfde dag onherroepelijk is geworden.
5.
Daarom is hier het derde lid van art. 552a Sv van toepassing. Dat derde lid luidt:
‘Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.’
6.
Op grond van art. 552a, derde lid, Sv had de indiening van het klaagschrift binnen drie maanden na het einde van de vervolgde zaak moeten plaatsvinden. Uit het zich in de gedingstukken bevindende formulier ‘Akte rechtsmiddel’ is het klaagschrift echter op 9 juli 2009 en dus tardief ingediend, zodat de Rechtbank in haar beschikking van 8 oktober 2009 klager niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn klaagschrift. De Hoge Raad kan deze misslag van de Rechtbank herstellen en doen wat de Rechtbank had behoren te doen.
7.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en het advies dat de Hoge Raad klager alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn ingediende klaagschrift.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG