Einde inhoudsopgave
Elektriciteitswet 1998
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
18-12-2013, Stb. 2013, 575 (uitgifte: 23-12-2013, kamerstukken: 33777)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2013, Stb. 2013, 575 (uitgifte: 23-12-2013, kamerstukken: 33777)
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Energierecht (V)
1.
Het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd heeft betrekking op de ontvangst en het invoeden van elektriciteit door afnemers, ongeacht de plaats van ontvangst of invoeding van de elektriciteit en ongeacht de plaats van de aansluiting waar de elektriciteit op het Nederlandse net is ontvangen of ingevoed en op systeemdiensten.
2.
Het tarief, bedoeld in het eerste lid, wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit ontvangt op een aansluiting op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. Het tarief kan verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van het spanningsniveau van het net waarop de afnemer is aangesloten. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het tarief tevens in rekening wordt gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit invoedt op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. In dat geval kan het tarief tevens verschillen voor het ontvangen of het invoeden van elektriciteit.
3.
Het transporttarief wordt berekend per aansluiting. Voor de toepassing van het transporttarief wordt een streng van lichtmasten geacht te beschikken over één aansluiting.
4.
In aanvulling op het bepaalde bij of krachtens het eerste, tweede en derde lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het tarief waarvoor transport van elektriciteit zal worden uitgevoerd ten behoeve van bij die maatregel aan te geven afnemers dan wel voor daarbij te omschrijven transport van elektriciteit.
5.
Het tarief, bedoeld in het eerste lid, dient mede ter dekking van de kosten die zijn verbonden aan verplichtingen die voor het tijdstip van intrekking van de Elektriciteitswet 1989 door de aangewezen vennootschap zijn aangegaan met betrekking tot de aanleg van een verbinding voor het transport van elektriciteit tussen Nederland en Noorwegen.
6.
De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
7.
Bij het in rekening brengen van het tarief, bedoeld in het eerste lid, past de netbeheerder voor een afnemer met een bedrijfstijd van ten minste 65% en een verbruik op jaarbasis van ten minste 50 GWh, niet zijnde een netbeheerder, in een kalenderjaar een volumecorrectie van ten hoogste 90% toe op de tariefdragers van het transporttarief die zien op verbruik of aan het net onttrokken vermogen, op basis van de formule:
volumecorrectie (in %) = (bedrijfstijd - 65%)/(85%-65%) * (verbruik - 50 GWh)/(250 GWh - 50 GWh) * 100
waarbij
verbruik = de in de periode van een jaar aan het net onttrokken hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in GWh met een maximum van 250 GWh.
8.
De bedrijfstijd, bedoeld in het zevende lid, bedraagt maximaal 85% en wordt berekend met de formule:
bedrijfstijd (in %) = ((verbruik/kWmax)/totaal aantal uren in de periode van een jaar) * 100
waarbij
verbruik = de in de periode van een jaar in de daluren aan het net onttrokken elektriciteit geëxtrapoleerd naar die gehele periode, uitgedrukt in kWh
kWmax = het in de periode van een jaar maximaal aan het net onttrokken vermogen, uitgedrukt in kW.
9.
Indien de afnemer, bedoeld in het zevende lid, beschikt over een productie-installatie voor de productie van elektriciteit uit restproducten van een productieproces, zoals restgassen of restwarmte, wordt op verzoek van de afnemer door de netbeheerder bij de toepassing van het achtste lid voor het verbruik genomen de in de periode van een jaar in de daluren verbruikte elektriciteit geëxtrapoleerd naar die gehele periode, uitgedrukt in kWh.
10.
Onder de periode van een jaar, bedoeld in het zevende, achtste en negende lid, wordt verstaan de periode tussen:
- a.
1 juli van het kalenderjaar twee jaar voorafgaand aan het kalenderjaar, bedoeld in het zevende lid en
- b.
30 juni van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar, bedoeld in het zevende lid.
11.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van het zevende tot en met het tiende lid.