Hof 's-Hertogenbosch, 06-12-2012, nr. HV 200.077.528 E
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY5351
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
06-12-2012
- Zaaknummer
HV 200.077.528 E
- LJN
BY5351
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2012:BY5351, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 06‑12‑2012; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 329 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
Uitspraak 06‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Artikel 1:253a lid 1 BW. Het hof heeft de zaak aangehouden voor raadsonderzoek omtrent de vaststelling van een contactregeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken. De raad heeft een rapport uitgebracht en daarin een advies gegeven ten aanzien van de contactregeling. Daarnaast heeft de raad verzocht om ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van één jaar. De ouders hebben ingestemd met zowel het advies en als het verzoek van de raad. Het hof vernietigt de beschikking waarvan beroep en beslist conform het advies van de raad voor wat betreft de contactregeling en verklaart de raad in het verzoek tot ondertoezichtstelling van [dochter] niet-ontvankelijk, nu de raad een dergelijk verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan doen. Daarvoor dient de raad zich tot de rechtbank te wenden. Ook indien de instemming van partijen met het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [dochter] zou worden opgevat als een gezamenlijk verzoek van partijen, dan wel als een tussen partijen bereikte overeenstemming, dient het hof partijen naar de rechtbank te verwijzen, nu bij een verzoek tot ondertoezichtstelling op grond van artikel 329 Rv prorogatie niet is toegestaan.
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
Uitspraak: 6 december 2012
Zaaknummer: HV 200.077.528/01
Zaaknummer eerste aanleg: 209602 / FA RK 10-1768
in de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. ir. G.H. in ’t Veld, thans mr. R.T.P. Tielemans.
9. De beschikkingen d.d. 7 april 2011 en 1 februari 2012
9.1. Bij de beschikking d.d. 7 april 2011 heeft het hof partijen naar het mediation plus traject verwezen en de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot PRO FORMA 7 juli 2011.
9.2. Bij de beschikking d.d. 1 februari 2012 heeft het hof de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht een onderzoek in te stellen conform hetgeen onder rechtsoverweging 7.1.3. van die beschikking is overwogen en tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen. Het hof heeft voorts iedere verdere beslissing aangehouden tot PRO FORMA 4 april 2012.
10. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
10.1.
De PRO FORMA behandeling is tweemaal uitgesteld op verzoek van de raad. De PRO FORMA datum is laatstelijk vastgesteld op 5 september 2012.
10.2.
Het hof heeft vervolgens kennisgenomen van de inhoud van:
- -
het rapport van de raad d.d. 16 augustus 2012, overgelegd door de raad bij brief d.d. 20 augustus 2012;
- -
het faxbericht van de advocaat van de moeder d.d. 24 september 2012;
- -
het faxbericht van de advocaat van de vader d.d. 29 oktober 2012;
- -
de brief van de advocaat van de moeder d.d. 30 oktober 2012.
10.3.
Partijen hebben het hof bij voormelde faxberichten d.d. 24 september 2012 en 29 oktober 2012 te kennen gegeven geen nadere mondelinge behandeling te wensen en het hof verzocht de zaak op de stukken af te doen, welk verzoek het hof heeft gehonoreerd.
11. De verdere beoordeling
11.1.
De raad heeft in zijn rapport d.d. 16 augustus 2012 verzocht de minderjarige dochter van partijen (hierna: [dochter]) onder toezicht van Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant te stellen voor de duur van één jaar.
Voorts heeft de raad geadviseerd in het kader van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen partijen ten aanzien van [dochter] een contactregeling vast te stellen, waarbij [dochter] een weekend per veertien dagen bij de vader verblijft, met als voorwaarde dat het halen en brengen door een neutraal persoon uitgevoerd wordt.
De raad heeft daarbij opgemerkt dat in het kader van de ondertoezichtstelling door de gezinsvoogd en betrokkenen bekeken kan worden of een uitbreiding van de contactregeling op termijn tot de mogelijkheden behoort.
11.2.
Uit de inhoud van voormeld raadsrapport en voormelde faxberichten van de advocaten van partijen, maakt het hof op dat partijen kunnen instemmen met het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [dochter] en het advies tot vaststelling van voormelde contactregeling, met dien verstande dat de vader bij voormeld faxbericht d.d. 29 oktober 2012 heeft verzocht om, naast de door de raad geadviseerde regeling, tevens een regeling ter verdeling van de feest- en vakantiedagen vast te stellen, zoals weergegeven in zijn beroepschrift.
Bij voormelde brief d.d. 30 oktober 2012 heeft de advocaat van de moeder het hof verzocht de door de vader bij voormeld faxbericht gegeven reactie buiten beschouwing te laten, dan wel de moeder toestemming te verlenen om nadere stukken in het geding te brengen.
11.2.1.
Bij brief d.d. 5 november 2012 heeft het hof partijen bericht dat zij – kort samengevat – in dit stadium van de procedure, gelet op de eisen van een goede procesorde, niet meer worden toegelaten om nadere stukken te overleggen.
11.3.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
11.3.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
11.3.2.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [dochter] dient te worden vastgesteld.
11.3.3.
Nu de ouders kunnen instemmen met de door de raad geadviseerde contactregeling tussen de vader en [dochter] en voor het overige niet is gebleken van beletselen om het advies van de raad in zoverre op te volgen, zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en, voor wat betreft de contactregeling, beslissen conform het advies van de raad.
11.3.4.
Ten aanzien van het verzoek van de vader om vaststelling van een regeling ter verdeling van de feest- en vakantiedagen, overweegt het hof dat de raad heeft geconstateerd dat de grote strijd die de ouders en hun familie al jaren met elkaar voeren, de grootste belemmering voor omgang tussen [dochter] en de vader is. [dochter] wordt hiermee belast tijdens de haal- en brengmomenten waarbij een grote mate van onveiligheid voor [dochter] ontstaat. Dit gegeven heeft tot het advies van de raad geleid dat het aantal haal- en brengmomenten dient te worden beperkt en dat het halen en brengen door een neutraal persoon dient te worden uitgevoerd. Het hof is in het licht van het voorgaande van oordeel dat een weekendregeling zoals geadviseerd door de raad op dit moment het hoogst haalbare is voor partijen. Het hof zal voormeld verzoek van de vader dan ook afwijzen.
11.3.5.
Het hof zal de raad in het verzoek tot ondertoezichtstelling van [dochter] niet ontvankelijk verklaren. Het hof is van oordeel dat de raad een dergelijk verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan doen. Daarvoor dient de raad zich tot de rechtbank te wenden.
De instemming van partijen met het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [dochter] zou nog kunnen worden opgevat als een gezamenlijk verzoek van partijen, dan wel als een tussen partijen bereikte overeenstemming. Ook indien daarvan wordt uitgegaan, dient het hof partijen naar de rechtbank te verwijzen, nu bij een verzoek tot ondertoezichtstelling op grond van artikel 329 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering prorogatie niet is toegestaan.
11.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve uitsluitend voor zover het de daarin vastgestelde contactregeling betreft, en beslissen als na te melden.
12. De beslissing
Het hof:
verklaart de Raad voor de Kinderbescherming niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot ondertoezichtstelling van hierna te noemen minderjarige;
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 24 augustus 2010 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve voor zover het de daarbij vastgestelde contactregeling betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [dochter], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] een regeling vast waarbij [dochter] een weekend per veertien dagen bij de vader zal verblijven, waarbij het halen en brengen door een neutraal persoon uitgevoerd zullen worden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, C.E.M. Renckens, C.L.M. Smeets en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2012.