Einde inhoudsopgave
Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar
Criteria toekenning politiebevoegdheden en vrijheidsbeperkende middelen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
02-12-2022, Stcrt. 2022, 33428 (uitgifte: 12-12-2022, regelingnummer: 4252898)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2022, Stcrt. 2022, 33428 (uitgifte: 12-12-2022, regelingnummer: 4252898)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Voorfase
Voor de toekenning van de politiebevoegdheden van artikel 7, eerste, derde en vierde lid, van de Politiewet 2012, de toekenning van vrijheidsbeperkende middelen van artikel 7, eerste lid van de Politiewet 2012, gelden de volgende criteria:
- a)
de boa moet zelf verdachten kunnen aanhouden en overbrengen naar een plaats van verhoor;
- b)
er is geen beroep op de politie mogelijk;
- c)
de bevoegdheid tot het gebruik van geweld staat in verhouding tot de toe te kennen dan wel toegekende opsporingsbevoegdheid;
- d)
de geweldsbevoegdheid, de veiligheidsfouillering, de vervoersfouillering en de insluitingsfouillering mogen pas worden uitgeoefend indien de boa heeft voldaan aan de bekwaamheidseisen als gesteld in de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten (hierna: RTGB). De wijze waarop van de veiligheidsfouillering, de vervoersfouillering en de insluitingsfouillering gebruik dient te worden gemaakt, is nader geregeld in de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna ook: Ai).
Voor de toekenning van vrijheidsbeperkende middelen geldt dat men tevens bevoegd moet zijn om geweld te gebruiken (politiebevoegdheid van artikel 7, eerste lid van de Politiewet 2012).