JONDR 2020/9
Griffier heeft het in cassatie verschuldigde griffierecht juist vastgesteld
HR 06-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1912
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 december 2019
- Zaaknummer
19/03208
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1912, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1021, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑05‑2019
- Wetingang
Artikel 3 Wgbz; Artikel 10 Wgbz; Artikel 29 Wgbz
Essentie
Een curator bij de rechtbank vordert een verklaring voor recht dat de bank geen pandrecht heeft op auteursrechten en dat de verkoopopbrengst van de auteursrechten van € 155.000 niet aan de bank toekomt. In reconventie vordert de bank onder meer veroordeling tot afdracht van de verkoopopbrengst van de auteursrechten, tot het beloop van haar vordering ten bedrage van € 105.000. De vordering van de bank wordt afgewezen en de bank stelt sprongcassatie in. De griffier heeft de hoogte van het in cassatie verschuldigde griffierecht bepaald voor vorderingen met een beloop van meer dan € 100.000. Dat is volgens de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.