Hof 's-Hertogenbosch, 03-12-2020, nr. 200.266.562, 01
ECLI:NL:GHSHE:2020:3724
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
03-12-2020
- Zaaknummer
200.266.562_01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:3724, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 03‑12‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 03‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Ontslag bewindvoerder. Vertrouwensbreuk. Gewichtige redenen.
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 december 2020
Zaaknummer: 200.266.562/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7507217 TD VERZ 19-235 en 7506492 TD VERZ 19-230
in de zaak in hoger beroep van:
[rechthebbende 1] ,
en
[rechthebbende 2] ,
appellanten,
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbenden,
advocaat: mr. K. Steenbergen-van Straten,
tegen
[B.V.] B.V. ,
gevestigd te [vestigingsplaats]
verweerder,
hierna te noemen: de bewindvoerder of [de bewindvoerder] .
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 juni 2019.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift van 20 september 2019, met producties, ingekomen ter griffie op diezelfde datum, hebben de rechthebbenden verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de bewindvoerder wordt ontslagen en Stichting [stichting] als opvolgend bewindvoerder wordt benoemd, onder veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van deze procedure, kosten rechtens.
2.2.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het V6-formulier van 4 oktober 2019, met producties, van de advocaat van de rechthebbenden, ingekomen bij het hof op 7 oktober 2019;
- de brief van 26 mei 2020, met producties, van de advocaat van de rechthebbenden, ingekomen bij het hof op 27 mei 2020;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 4 juni 2019, ingekomen bij het hof op 22 juni 2020.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de rechthebbenden, bijgestaan door hun advocaat.
2.3.1.
[de bewindvoerder] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft vervolgens proces-verbaal opgemaakt van de mondelinge behandeling en dit aan partijen toegezonden met het verzoek het hof van een schriftelijke reactie te voorzien.
2.4.1.
Het hof heeft van [de bewindvoerder] een brief, met bijlagen, ontvangen op 22 juli 2020.
Van de zijde van de rechthebbenden is een V6-formulier met bijlage, ontvangen op 11 september 2020.
2.4.2.
[de bewindvoerder] heeft aangegeven in te stemmen met schriftelijke afdoening van de zaak. Van de zijde van de rechthebbenden is niet gebleken van bezwaren tegen schriftelijke afdoening van de zaak.
3. De beoordeling
3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbenden tot ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder afgewezen.
3.2.
De rechthebbenden kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.2.1.
De rechthebbenden voeren – kort samengevat – het volgende aan. Er is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen de rechthebbenden en [de bewindvoerder] vanwege ernstig tekortschietende communicatie aan de kant van [de bewindvoerder] . De rechthebbenden zijn analfabeet en hebben specifieke behoeften waarop de bewindvoerder onvoldoende aansluit. De rechthebbenden verwijten [de bewindvoerder] voorts hun financiële belangen onvoldoende te behartigen.
3.3.
[de bewindvoerder] voert – kort samengevat – het volgende aan. Om de communicatie zo goed mogelijk te laten verlopen, fungeert de heer [betrokkene] als tussenpersoon. Ook wordt rekening gehouden met het analfabetisme van partijen. [de bewindvoerder] betwist de financiële belangen van de rechthebbenden onvoldoende te behartigen.
3.4.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.4.1.
(BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.4.2.
Aan het hof ligt de vraag voor of er sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder ontslag te verlenen. Het hof beantwoordt deze vraag als volgt. Gebleken is dat er al lange tijd sprake is van een moeizame verhouding tussen de rechthebbenden en [de bewindvoerder] . De rechthebbenden voeren aan niet het gevoel te hebben dat [de bewindvoerder] aan hun zijde staat, dat de communicatie niet goed verloopt en hun financiële belangen door [de bewindvoerder] niet goed behartigd worden. Dit wordt door [de bewindvoerder] betwist. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 4 juni 2019 blijkt dat de heer [betrokkene] (van [instelling] ) destijds twee jaar geleden vanuit de gemeente is aangesteld om de communicatie tussen de rechthebbenden en [de bewindvoerder] vlot te trekken. Voorts blijkt uit de bestreden beschikking dat [de bewindvoerder] tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft toegezegd om met de rechthebbenden en de heer [betrokkene] om de tafel te willen gaan zitten. Het is het hof gebleken dat er sinds de mondelinge behandeling bij de rechtbank tot op heden één gesprek heeft plaatsgevonden tussen de rechthebbenden en [de bewindvoerder] , waarbij overigens alleen mevrouw [rechthebbende 1] en de heer [betrokkene] aanwezig waren. Duidelijk is dat voornoemd gesprek – dat tot doel had de onderlinge communicatie te verbeteren – tot op heden niet het gewenste resultaat heeft gehad. Het hof overweegt voorts dat uit de brief van [de bewindvoerder] van 21 juli 2020 bovendien blijkt dat er sprake is van wantrouwen vanuit [de bewindvoerder] richting de rechthebbenden. Het hof constateert daarnaast dat door [de bewindvoerder] – als professionele partij in deze kwestie – geen oplossing wordt aangedragen om uit de impasse te komen die is ontstaan. Uit het voorgaande volgt dat het [de bewindvoerder] de afgelopen periode niet is gelukt de situatie structureel te verbeteren. Nog los van alle door de rechthebbenden aangevoerde financieel inhoudelijke argumenten, staat voor het hof vast dat er sprake is van een vertrouwensbreuk.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat de rechthebbenden hebben verzocht om benoeming van [stichting] , omdat deze bewindvoerder volgens de rechthebbenden beter aansluit bij hun culturele achtergrond. De heer [betrokkene] zou ook bij benoeming van [stichting] als tussenpersoon kunnen blijven fungeren. Alles overziende is er naar het oordeel van het hof sprake van gewichtige redenen om [de bewindvoerder] als bewindvoerder van de rechthebbenden te ontslaan. Het hof zal voorts stichting [stichting] benoemen als opvolgend bewindvoerder.
3.4.3.
Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 juni 2019;
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 december 2020, aan [de bewindvoerder] B.V., ontslag als bewindvoerder over de goederen van:
[rechthebbende 1] , geboren op [geboortedatum] 1968 en [rechthebbende 2] , geboren op [geboortedatum] 1960, wonenden aan [adres] te [postcode] [woonplaats] ;
benoemt met ingang van 1 december 2020 stichting [stichting] , gevestigd te [vestigingsplaats] aan [adres] , tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de betrokkene en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant overlegt;
bepaalt dat de (opvolgend) bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant.
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.L. Schaafsma-Beversluis en H.M.A.W. Erven en is door mr. E.A.M. Scheij in het openbaar uitgesproken op
3 december2020 in tegenwoordigheid van de griffier.