Rb. Noord-Nederland, 27-02-2013, nr. C/17/105682
ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ7027
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
27-02-2013
- Zaaknummer
C/17/105682
- LJN
BZ7027
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ7027, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 27‑02‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
M en R 2014/53 met annotatie van F.C.S. Warendorf
Uitspraak 27‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Onrechtmatige kap van bomen en struiken. Materiële en immateriële schade. Richtlijnen van de Nederlandse verenging van Taxateurs van Bomen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: C/17/105682 / HA ZA 10-576
vonnis van 27 februari 2013
in de zaak van
[A1],
[A2],
beiden wonende te [Plaats A],
eisers,
advocaat mr. A.J. Welvering, kantoorhoudende te Leek,
tegen
[B],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.P. van der Togt, kantoorhoudende te Drachten.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het vonnis van 17 oktober 2012;
- -
het aanvullende deskundigenbericht, gedateerd 15 december 2012.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De Wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De
rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.
2. De verdere beoordeling
- de materiële schade
2.1.
Bij tussenvonnis van 20 juli 2011 heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen, met benoeming van ir. E.R.P. Platje van Danphe B.V. te Valtermond tot deskundige.
De deskundige is verzocht om - kort gezegd - te onderzoeken hoeveel struiken en bomen er respectievelijk op en voor 16 februari 2010 zijn gekapt en/of beschadigd op het perceel gelegen aan [adresgegevens], wat de plaats van deze struiken en bomen was ten opzichte van de erfgrens en wat de omvang van de schade is.
2.2.
De deskundige heeft zijn rapport op 3 november 2011 uitgebracht. Naar aanleiding van die rapportage hebben partijen diverse bezwaren geuit. [A] heeft - samengevat - gesteld dat de deskundige:
- a.
het aantal gekapte bomen en struiken onjuist heeft vastgesteld;
- b.
ten onrechte heeft geconcludeerd dat het kappen van de struiken geen (blijvende) schade heeft veroorzaakt;
- c.
niet alle bomen en struiken correct heeft gedetermineerd;
- d.
bij het bepalen van de schade aan de bomen een onjuiste waarderingmethode heeft toegepast en dat hij daarbij is uitgegaan van vervanging door kleinere exemplaren;
- e.
ten onrechte is uitgegaan van de (gedateerde) offerte van boomkwekerij Plaats E, waarbij geen rekening is gehouden met de transportkosten;
- f.
de bedragen zoals die worden genoemd in de rapportage niet goed heeft opgeteld.
[B] heeft op zijn beurt aangevoerd dat de deskundige:
- g.
de berk (nummer 54) ten onrechte heeft betrokken bij het bepalen van de schade;
- h.
de schade die is ontstaan door de kap van bomen die dichter dan twee meter van de erfgrens stonden, buiten beschouwing had moeten laten.
2.3.
Bij vonnis van 9 mei 2012 is de rechtbank ingegaan op de bezwaren die partijen hebben opgeworpen. Met betrekking tot de bezwaren a. tot en met d. heeft de rechtbank overwogen dat het deskundigenbericht diverse vragen opriep. Om daarop een antwoord te krijgen, heeft de rechtbank een descente en een comparitie bepaald. De bezwaren g. en h. heeft de rechtbank gepasseerd.
2.4.
Voormelde descente en comparitie hebben beide plaatsgevonden op 19 september 2012. Tijdens de descente heeft de deskundige - mede naar aanleiding van de foto's die horen bij de rapportage van Pius Floris - aangegeven dat hij de bomen met nummers 16/22, 17/23, 28/38 en 36/46 ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten. Ook heeft hij een aantal bomen anders gedetermineerd dan in zijn eerste rapport. Verder heeft de deskundige vastgesteld dat een groot aantal struiken (alsnog) was doodgegaan, dan wel ongecontroleerd was gaan groeien. Tot slot heeft de deskundige een toelichting gegeven op de door hem gehanteerde waarderingsmethode en prijzen. Op grond van deze nadere toelichting heeft de rechtbank aan het slot van de comparitie het voornemen geuit om de deskundige te verzoeken een aanvullende rapportage op te stellen. Bij vonnis van 17 oktober 2012 heeft de rechtbank aldus beslist en de deskundige - samengevat - verzocht om aan te geven wat de kosten zijn van de vervanging van voormeld viertal bomen, om een (nadere) toelichting te geven op de in het eerdere rapport gehanteerde bedragen en aan te geven wat de kosten zijn van de vervanging van de struiken (met uitzondering van de struiken die weer in hun oorspronkelijke staat zijn hersteld).
2.5.
Op 15 december 2012 heeft de deskundige zijn aanvullende rapportage uitgebracht. De deskundige heeft de door de rechtbank gestelde vragen beantwoord en de totale schade becijferd op € 39.399,00. Vervolgens hebben partijen de rechtbank verzocht vonnis te wijzen.
2.6.
De rechtbank concludeert allereerst dat de deskundige in het aanvullende deskundigenrapport zijn eerste rapportage op een aantal onderdelen heeft herzien. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren sub a. tot en met c. Uit het feit dat partijen zich niet nader hebben uitgesproken over de aanvullende rapportage - zij hebben immers beiden afgezien van een conclusie na deskundigenbericht - leidt de rechtbank af dat zij zich kunnen vinden in deze nadere bevindingen. Ook de rechtbank komt de door de deskundige gegeven nadere toelichting overtuigend voor, zeker nu deze is gebaseerd op diens bijzondere kennis, ervaring en/of intuïtie. Zij neemt de nadere conclusies van de deskundige in zoverre dan ook over. Resteert een beslissing van de rechtbank over de bezwaren d. tot en met f. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende.
2.7.
Met betrekking tot bezwaar d. heeft de deskundige opgemerkt dat er in Nederland drie methoden bestaan voor de waardering van bomen, te weten op basis van:
- a.
de marktwaarde;
- b.
de vervangingswaarde;
- c.
het Rekenmodel Boomwaarde.
Uit de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (verder: NVTB) volgt dat de taxatiemethoden in de hiervoor genoemde hiërarchische volgorde moeten worden toegepast. Omdat de marktwaarde slechts kan worden gebruikt voor bomen met primair een economische gebruiksfunctie, heeft de deskundige de schade in de gegeven situatie becijferd op basis van de vervangingswaarde. Daarnaast heeft de deskundige verduidelijkt dat de door hem gehanteerde maten van de te herplanten bomen zien op de omtrek op één meter hoogte van de grond en niet op de stamomvang.
2.8.
De rechtbank overweegt dat uit de stellingen en verweren van partijen volgt dat zij - evenals de deskundige - willen aansluiten bij de richtlijnen van de NVTB. Gelet hierop is, vanwege de hiërarchie in de waarderingsmethoden, geen plaats voor toepassing van het rekenmodel. De rechtbank zal de stelling van [A] is zoverre dan ook passeren. Voorts volgt uit de toelichting van de deskundige dat hij bij de vaststelling van de schade is uitgegaan van vervanging van bomen door gelijkwaardige exemplaren. De van de zijde van [A] geuite kritiek was naar het oordeel van de rechtbank gelegen in een verkeerde interpretatie van de door de deskundige gehanteerde aanduiding van de maatvoering. Dit bleek al ter comparitie en is door [A] naar aanleiding van de toelichting van de deskundige evenmin opnieuw ter discussie gesteld. Op grond van het vorenstaande volgt de rechtbank de deskundige in de door hem gehanteerde waarderingsmethode.
2.9.
Met betrekking tot bezwaar e. heeft de deskundige te r comparitie toegelicht dat en waarom de offerte van tuinkwekerij [X] - zijns inziens - nog altijd reëel is. De deskundige heeft aangegeven dat bij de vervanging van een groot aantal bomen werkzaamheden efficiënter kunnen worden uitgevoerd. In de offerte van tuinkwekerij [X] is rekening gehouden met dergelijk schaalvoordeel, aldus de deskundige. Pius Floris heeft daarentegen de normbedragen uit het Rekenmodel Boomwaarde gehanteerd. Deze bedragen zijn echter bedoeld voor de berekening van de waarde van een enkele boom, aldus de deskundige. Tot slot heeft de deskundige opgemerkt dat eventuele bezorgkosten - zeker ten opzichte van de kosten van de bomen - beperkt zullen zijn.
2.10.
De rechtbank overweegt dat nu zij heeft beslist dat geen plaats is voor toepassing van het Rekenmodel Boomwaarde, de daarmee corresponderende normbedragen evenmin bruikbaar zijn. Naar het oordeel van de rechtbank dient dan ook niet elke boom afzonderlijk te worden gewaardeerd, maar zal - zoals de deskundige ook opmerkt - rekening dienen te worden gehouden met schaalvoordeel. Voorts volgt de rechtbank de deskundige in zijn toelichting dat de door boomkwekerij [X] gehanteerde prijzen nog altijd actueel en dat de bezorgkosten beperkt zullen zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] geen argumenten aangedragen waaruit het tegendeel blijkt. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat de deskundige beschikt over specifieke expertise op dit punt. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat zij de deskundige zal volgen de door hem gehanteerde prijzen.
2.11.
Nu de deskundige een nieuwe rapportage - met daarin een nieuwe berekening van de schade - heeft opgesteld, is bezwaarpunt f. niet langer relevant. De rechtbank zal hieraan dan ook voorbijgaan.
2.12.
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen en beslist, ziet zij geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van deskundige uit zijn aanvullende rapportage. Dat betekent dat de rechtbank de door [A] geleden materiële schade vaststelt op een bedrag van € 39.399,00.
- -
de kosten van de door [A] ingeschakelde deskundige
2.13.
[A] vordert voorts op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken voor het inschakelen van Pius Floris. Op grond van voormeld wetsartikel komen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking. Hieronder vallen zowel expertisekosten als kosten van juridisch advies en verzameling van bewijs. Vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de kosten redelijk zijn en dat de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren om schadevergoeding te verkrijgen (zie o.m. HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 196).
2.14.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoen de werkzaamheden van Pius Floris aan voormelde dubbele redelijkheidstoets. Pius Floris is [A] vanuit zijn expertise behulpzaam geweest bij het onderzoek naar de schade(vaststelling) en hij heeft op die manier bijgedragen aan het verzamelen van bewijs. Anders dan [B] aanvoert, maakt het feit dat de rechtbank uiteindelijk zelf een deskundige heeft benoemd het vorenstaande niet anders. Daarbij vond het eerste onderzoek door Pius Floris plaats voorafgaand aan de benoeming van een deskundige door de rechtbank, terwijl de conclusies uit het aanvullende onderzoek (mede) aanleiding zijn geweest om een descente en een (nadere) comparitie te bepalen. Voorts zijn de door Pius Floris aan [A] in rekening gebrachte kosten naar het oordeel van de rechtbank redelijk. Daarmee vallen de met de onderzoeken van Pius Floris gemoeide kosten onder de reikwijdte van voormelde wetsbepaling, zodat de rechtbank de vordering op dit punt zal toewijzen.
- -
de immateriële schade
2.15.
[A] heeft op grond van de artikelen 6:95 en 6:106 lid 1, sub a BW
immateriële schadevergoeding gevorderd. Volgens hem is de immateriële schade gelegen in het functieverlies van de bomen en struiken gedurende een aanzienlijke periode, ofwel een gebrek in het woongenot door het gemis van de oorspronkelijke tuin.
[A] heeft zijn vordering op dit punt afhankelijk gesteld van de hoogte van de door de rechtbank toe te wijzen vergoeding van materiële schade. Anders gezegd: het deel van de gevorderde materiële schadevergoeding dat de rechtbank niet toewijst, dient volgens [A] als immateriële schadevergoeding te worden aangemerkt en als zodanig door [B] aan hem te worden vergoed.
2.16.
Bij vonnis van 9 mei 2012 heeft de rechtbank overwogen dat zij [B] nog in de gelegenheid zal stellen om te reageren op de vordering van [A] op dit punt. Ter comparitie, gehouden op 19 september 2012, heeft [B] van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. De rechtbank volgt [B] in zijn standpunt dat [A] feitelijk vergoeding van materiële schade vordert onder de noemer van immateriële schade. Los daarvan heeft [A] ook verzuimd om, overeenkomstig het in artikel 6:106 BW gestelde vereiste, te stellen en te onderbouwen dat [B] de bomen heeft gekapt met het oogmerk [A] te treffen. Voorts heeft [A] nagelaten om te stellen welke (affectie)waarde het genot van de tuin in de oorspronkelijke situatie volgens hem vertegenwoordigde en welk deel van dat genot hij is misgelopen doordat [B] diverse struiken en bomen heeft gekapt. Gelet op het vorenstaande zal zij zijn vordering op dit punt afwijzen.
2.17.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat in totaal voor vergoeding in aanmerking komen de:
- -
materiële schade: € 39.399,00
- -
kosten van de rapportages van Pius Floris: € 3.547,85
totaal: € 42.946,85
- -
de wettelijke rente
2.18.
De door [A] gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
- -
de proceskosten
2.19.
[B] zal als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Die kosten worden aan de zijde van [A] als volgt vastgesteld:
- -
griffierecht: € 1.230,00
- -
explootkosten: € 94,48
- -
salaris van de advocaat: € 4.470,00 (5,0 punten x € 894,00, tarief III)
totaal: € 5.794,48
2.20.
Voor wat betreft de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundige is de rechtbank van oordeel dat deze voor rekening van [B] dienen te komen. Nu hij het voorschot van de deskundige reeds heeft voldaan, blijven deze kosten derhalve voor rekening van [B].
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
veroordeelt [B] om - tegen een behoorlijk bewijs van kwijting - een bedrag van € 42.946,85 aan [A] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
22 juni 2010 tot aan de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [B] c.s. in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 5.794,48;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
verstaat dat de kosten van de deskundige voor rekening van [B] blijven;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.?
(fn: 505)