Einde inhoudsopgave
Rechtspositiebesluit ambtenaren BES
Artikel 51
Geldend
Geldend vanaf 16-10-2024
- Bronpublicatie:
18-09-2024, Stb. 2024, 281 (uitgifte: 15-10-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-09-2024, Stb. 2024, 281 (uitgifte: 15-10-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Verlof
1.
Het is de ambtenaar verboden werken, leveringen of dienstverrichtingen welke direct dan wel indirect geheel of gedeeltelijk ten laste van de overheid komen, aan te nemen, zich daarvoor borg te stellen of daaraan, hetzij rechtstreeks, hetzij zijdelings deel te hebben.
2.
Aan een ambtenaar kan door het bevoegd gezag ontheffing worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid, indien:
- a.
er sprake is van een dringende situatie die redelijkerwijs niet op een andere manier kan worden opgelost; en
- b.
met de opdracht van het overheidsorgaan inzake de werken, leveringen of dienstverrichtingen geen bedrag is gemoeid van hoger dan USD 30.000.
3.
In de ontheffing worden de omstandigheden vermeld die het verlenen van de ontheffing rechtvaardigen.
4.
De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kan, als het een ambtenaar in dienst van de Staat betreft, slechts worden gemandateerd aan de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ondermandaat is niet toegestaan.
5.
In afwijking van het vierde lid, kan de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid, als het een ambtenaar van de brandweer betreft, slechts worden gemandateerd aan de directeur-generaal van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan wie de bevoegdheden van de Minister van Justitie en Veiligheid als korpsbeheerder van het korps brandweer Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn gemandateerd. Ondermandaat is niet toegestaan. Ontheffing wordt niet verleend dan nadat hierover schriftelijk overleg is gevoerd met Onze Minister of namens deze de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6.
In afwijking van het vierde lid, kan de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid niet worden gemandateerd als het een ambtenaar van het Bureau van de Rijksvertegenwoordiger betreft. Ontheffing wordt niet verleend dan nadat hierover schriftelijk overleg is gevoerd met Onze Minister of namens deze de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
7.
De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid kan, als het een ambtenaar in dienst van een openbaar lichaam betreft, niet worden gemandateerd. Ontheffing wordt niet verleend dan nadat de gezaghebber hierover schriftelijk overleg heeft gepleegd met Onze Minister of namens deze de directeur-generaal Koninkrijksrelaties van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.