HR, 09-04-2010, nr. 09/04547
ECLI:NL:HR:2010:BL4076
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
09-04-2010
- Zaaknummer
09/04547
- Conclusie
Mr. L. Strikwerda
- LJN
BL4076
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL4076, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 09‑04‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL4076
ECLI:NL:PHR:2010:BL4076, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BL4076
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Familierecht. Afwijzing verzoek vaststelling omgangsregeling voor vader met minderjarig kind; omgangsrecht in strijd met zwaarwegende belangen van het kind (art. 1:377a lid 3, aanhef en sub d BW).
9 april 2010
Eerste Kamer
09/04547
EE/SV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
1. [De moeder],
wonende te [woonplaats],
2. BUREAU JEUGDZORG FRIESLAND,
gevestigd te Leeuwarden,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de moeder en Bureau Jeugdzorg.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 73321/FA RK 05-1811 van de rechtbank Leeuwarden van 18 april 2007, 10 oktober 2007 en 24 september 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.021.201 van het gerechtshof te Leeuwarden van 11 augustus 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder en Bureau Jeugdzorg hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 april 2010.
Conclusie 12‑02‑2010
Mr. L. Strikwerda
Partij(en)
conclusie inzake
[De vader]
tegen
- 1.
[De moeder]
- 2.
Bureau Jeugdzorg Friesland
Edelhoogachtbaar College,
1.
Het tijdig door verzoeker tot cassatie, hierna: de vader, ingestelde cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 11 augustus 2009. Bij deze beschikking heeft het hof op het hoger beroep van de vader bekrachtigd de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 24 september 2008, waarbij het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [het kind], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats], is afgewezen.
2.
Het cassatieberoep berust op twee middelen. De middelen kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat het cassatieberoep zich leent voor verwerping met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
3.
Middel 1 richt zich met een rechtsklacht tegen hetgeen het hof in r.o. 10 en 11 van de bestreden beschikking heeft overwogen.
4.
Het middel faalt, omdat de aangevallen rechtsoverwegingen geen oordeel of beslissing van het hof inhouden. Zij bevatten een weergave van de bevindingen (r.o. 10) en het advies (r.o. 11) van de Raad voor de Kinderbescherming.
5.
Middel 2 bestrijdt met een rechtsklacht hetgeen het hof in r.o. 14, 15 en 16 van zijn beschikking heeft overwogen.
6.
Voor zover het middel zich keert tegen r.o. 14 en 15, faalt het om dezelfde reden als middel 1: de rechtsoverwegingen houden geen oordeel of beslissing van het hof in. Zij bevatten een weergave van het standpunt (r.o. 14) en het advies (r.o. 15) van het Bureau Jeugdzorg.
7.
Voor zover het middel is gericht tegen r.o. 16, kan het evenmin doel treffen. Het hof heeft geoordeeld dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [het kind] onder de huidige omstandigheden in strijd moet worden geacht met de zwaarwegende belangen van [het kind]. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Ingevolge art. 1:377a BW, welk artikel — naar het hof onbestreden in cassatie heeft vastgesteld (r.o. 7 en 8) — hier toepasselijk is, kan de rechter omgang immers ontzeggen, onder meer indien omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind (art. 1:377a lid 3, aanhef en sub d). Het oordeel van het hof is in het licht van de bevindingen van de Raad voor de Kinderbescherming en van het Bureau Jeugdzorg ook niet onbegrijpelijk en kan, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie verder niet worden getoetst.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,