Einde inhoudsopgave
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
Artikel 21a [Infrastructurele voorziening rijk]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
16-02-2022, Stb. 2022, 104 (uitgifte: 02-03-2022, kamerstukken: 35890)
- Inwerkingtreding
01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-03-2022, Stb. 2022, 171 (uitgifte: 04-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Staatsrecht / Bestuur
1.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan, op verzoek van een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de staat en in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat, bepalen dat het zelfstandig bestuursorgaan gebruik maakt van een voorziening die in stand wordt gehouden door een ander bestuursorgaan van de centrale overheid en die wordt ingezet ten behoeve van de uitvoering van de taak van een of meer bestuursorganen van de centrale overheid. Onder voorziening wordt verstaan een samenhangende verzameling van processen op het terrein van bedrijfsvoering; deze processen, waaronder automatisering en bestuurlijke informatievoorziening, huisvesting en personeelsbeheer, bepalen niet inhoudelijk de uitkomsten van het primaire proces van de gebruikende organisatie.
2.
Indien een zelfstandig bestuursorgaan dat geen onderdeel uitmaakt van de staat taken strikt regelgebonden uitvoert in een groot aantal individuele gevallen kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat, zonder een daartoe strekkend verzoek van het zelfstandig bestuursorgaan bepalen dat het gebruik maakt van een voorziening als bedoeld in het eerste lid.
3.
Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt slechts genomen als daarmee naar het oordeel van de bij het besluit betrokken ministers de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering van de taak van het zelfstandig bestuursorgaan worden bevorderd.
4.
Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Ministers wie het aangaat, kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop het zelfstandig bestuursorgaan van de voorziening gebruik maakt.
5.
Dit artikel is niet van toepassing op een zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel 38.