Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt- tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van onderzoek Electra (Electra/DH4R017052), van de Districts Recherche Zoetermeer – Leidschendam / Voorburg (doorgenummerd blz. 1 t/m 869).
Hof Den Haag, 17-03-2021, nr. 2200345519
ECLI:NL:GHDHA:2021:430
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
17-03-2021
- Zaaknummer
2200345519
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:430, Uitspraak, Hof Den Haag, 17‑03‑2021; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2021-0245
Uitspraak 17‑03‑2021
Inhoudsindicatie
De verdachte wordt voor het medeplegen van een poging tot moord op een advocaat veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar. De verdachte heeft zich via een criminele ‘appgroep’ op een PGP telefoon laten inhuren om een advocaat te verminken. De verdachte en een mededader hebben een minderjarige man naar het advocatenkantoor gebracht. Deze onbekend gebleven persoon heeft het slachtoffer in haar kantoor te Zoetermeer aangevallen met een mes. Het hof houdt er in sterk strafverzwarende zin rekening mee dat het slachtoffer werkzaam was als advocaat en dat zij in die hoedanigheid is aangevallen.
Rolnummer: 22-003455-19
Parketnummer: 09-857046-18
Datum uitspraak: 17 maart 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 juni 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres verdachte],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos, te Heerhugowaard.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair, impliciet primair, tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn in eerste aanleg beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2017 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of de arm, althans het lichaam te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekende) andere perso(o)n(en) op of omstreeks 26 september 2017 te Zoetermeer, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of de arm, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 26 september 2017 te Zoetermeer en/of Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door
- een opdracht (tot het plegen van het feit) aan te nemen en/of
- een of meer andere perso(o)n(en) te regelen en/of
- een afspraak met een advocaat op het kantoor van die [slachtoffer] te regelen en/of
- vervoer te regelen om die perso(o)n(en) vanaf Amsterdam naar Zoetermeer te brengen en/of
- die perso(o)n(en) te vergezellen en/of te begeleiden naar het kantoorpand van die [slachtoffer] en/of
- zich in de onmiddellijke nabijheid van dat kantoorpand op te houden en/of
- telefonisch contact te houden met een of meer betrokken perso(o)n(en);
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2017 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (blijvende) littekens in het gezicht en/of op het hoofd en/of op een hand, heeft toegebracht door meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of de arm, althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekende) andere perso(o)n(en) op of omstreeks 26 september 2017 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (blijvende) littekens in het gezicht en/of op het hoofd en/of op een hand, heeft/hebben toegebracht door meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of het hoofd en/of de arm, althans het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 26 september 2017 te Zoetermeer en/of Amsterdam en/of Den Haag, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door
- een opdracht (tot het plegen van het feit) aan te nemen en/of
- een of meer andere perso(o)n(en) te regelen en/of
- een afspraak met een advocaat op het kantoor van die [slachtoffer] te regelen en/of
- vervoer te regelen om die perso(o)n(en) vanaf Amsterdam naar Zoetermeer te brengen en/of
- die perso(o)n(en) te vergezellen en/of te begeleiden naar het kantoorpand van die [slachtoffer] en/of
- zich in de onmiddellijke nabijheid van dat kantoorpand op te houden en/of
- telefonisch contact te houden met een of meer betrokken perso(o)n(en).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair, impliciet primair, tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Het hof heeft wel onderdelen uit het vonnis overgenomen in dit arrest.
Bewijsoverwegingen
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het tenlastegelegde1.
Inleiding
Op 26 september 2017 omstreeks 15:00 uur had advocate [slachtoffer] op haar kantoor aan de [adres kantoor] te Zoetermeer een afspraak met een potentiële cliënt. Degene die de afspraak maakte, maakte gebruik van een telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer 1].2.De man wilde hulp bij een echtscheiding en wilde daarover met ‘advocaat [achternaam slachtoffers]’ praten.3.Op het advocatenkantoor waren twee advocaten werkzaam met die achternaam, de zussen [achternaam slachtoffers]. Van hen was [slachtoffer] degene die zich voornamelijk met echtscheidingen bezig hield. Voor zover het hof hierna schrijft over ‘[slachtoffer]’ wordt [slachtoffer] bedoeld.
De man die op de afspraak verscheen (verder: de steker) arriveerde rond 15.15 uur. Hij had een zwart hoedje op, dikke zwarte kleding aan, een zwarte bril op en was volgens [slachtoffer] opvallend jong voor iemand die, zoals de man haar verteld had, al tien jaar getrouwd zou zijn. Nadat ze even hadden gesproken wilde [slachtoffer] haar visitekaartje pakken. Vervolgens werd zij zonder enige aanleiding door de man aangevallen. De man duwde haar tegen de muur en stak/sneed haar met een stanleymes in haar gezicht, op haar hoofd en in een arm. De man rende vervolgens weg.4.[slachtoffer] werd hevig bloedend aangetroffen door personeel van het kantoor. Om 15:24 uur werd de aanval bij de politie gemeld. Toen de politie arriveerde was [slachtoffer] matig aanspreekbaar.5.Ze had onder meer een diepe snee van ongeveer zes centimeter in haar rechterwang, van de onderkant van haar oor richting haar mond, en een snee op haar hoofd. Ook had zij een snee van ongeveer 9 centimeter in haar linkerhand.6.Zij is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
De politie heeft de identiteit van de steker tot op heden - voor zover bij het hof bekend - niet kunnen achterhalen. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] die in hoger beroep terechtstaan, zouden volgens het Openbaar Ministerie betrokken zijn geweest bij het plan om een aanslag te plegen op de advocate.
De verdachte wordt primair - kort gezegd - verweten dat hij als medepleger gepoogd heeft [slachtoffer] te vermoorden, dan wel te doden.
De verdachte heeft erkend dat hij betrokken is geweest bij een opdracht van een derde om tegen betaling [slachtoffer] iets aan te doen. Het zou gaan om een bedreiging.
Voor de opbouw van dit arrest volgt het hof deels het vonnis van de rechtbank. In hoger beroep zijn er evenwel nieuwe stukken aan het dossier toegevoegd. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een verklaring afgelegd.
Handelingen van de steker: opzet
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de steker opzet had op de dood van [slachtoffer].
Niet bewezen kan worden dat de steker boos opzet had op het doden van [slachtoffer]. Het voorwaardelijk opzet is echter wel wettig en overtuigend bewezen. Het hof heeft dat oordeel gebaseerd op een positieve beantwoording van de vraag of de steker door zijn geweldshandelingen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Uit de verklaring van [slachtoffer] in combinatie met het geconstateerde letsel aan haar hoofd volgt dat de steker minstens tweemaal met een stanleymes heeft gestoken dan wel gesneden in het hoofd en het gezicht van [slachtoffer]. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in het gelaat, nabij de halsstreek van een persoon, tot de dood kan leiden. In die halsstreek bevinden zich immers grote slagaders die niet door andere structuren worden beschermd.
Het letsel aan de rechterwang van [slachtoffer] liep van de onderkant van het oor richting de mondhoek. Daarmee liep het letsel parallel aan de kaaklijn en was het enkele centimeters verwijderd van de hals.7.Het stanleymes had volgens [slachtoffer] een lemmet van 3 tot 5 centimeter.8.Te verwachten was dat [slachtoffer] zich zou verzetten tegen de aanval met het stanleymes. Hier komt bij dat [slachtoffer] in het hoofd gestoken/gesneden werd door één persoon zonder dat zij daarbij bijvoorbeeld gefixeerd werd door een mededader. Tot het in een gecontroleerde toestand aanbrengen van een snee in het gezicht van [slachtoffer] was de steker in zijn eentje dus niet in staat, en dat was zeer voorzienbaar. Daarmee was de kans op volledige controle op het snijden/steken door de steker vrijwel afwezig.
Naar het oordeel van het hof levert het onder die omstandigheden met - gelet op de verwondingen - een zeer scherp stanleymes met een lemmet van tenminste 3 centimeter snijden/steken in het hoofd en het gezicht in de buurt van de hals, met de zich daarin bevindende slagaders, een aanmerkelijke kans op de dood op. Met die geweldshandelingen heeft de steker bewust die aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] aanvaard. De steker had daarmee het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer].
Handelingen van de steker: voorbedachten rade
Het hof is ook van oordeel dat de steker met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
De afspraak met [slachtoffer] is op 25 september 2017 telefonisch gemaakt met telefoonnummer [telefoonnummer 1].9.Dit telefoonnummer is voor het eerst actief op de dag voor de aanval en was niet meer te bereiken op de dag na de aanval.10.Naast SMS-berichten met provider Lyca (voorafgaande aan de aanval) en twee gesprekken van één seconde met onbekende telefoonnummers (na de aanval), is het telefoonnummer enkel gebruikt om drie keer te bellen met het advocatenkantoor.11.Daaruit volgt naar het oordeel van het hof dat het telefoonnummer in essentie slechts is gebruikt voor het onderhouden van contact met het advocatenkantoor.
[Slachtoffer] heeft verklaard dat de man uit het niets uithaalde. Uit het dossier volgen verder geen aanwijzingen dat er op dat moment een directe aanleiding bestond voor de aanval van de steker.
Er is een dag voor de aanval een afspraak gemaakt met een advocaat voor een bespreking over een echtscheiding. Daarvoor is een nieuw telefoonnummer gebruikt, dat speciaal daarvoor in gebruik is genomen.12.Naar die afspraak is een stanleymes meegenomen. Dat het daadwerkelijk om een echtscheiding ging, werd door de advocaat betwijfeld; de steker was erg jong om al tien jaar getrouwd te zijn. Zonder aankondiging of aanleiding werd [slachtoffer] gestoken.13.
Uit die omstandigheden volgt dat de nodige voorbereidingen zijn getroffen om de aanval mogelijk te maken en dat de steker voorafgaand aan zijn bezoek al het plan had om [slachtoffer] aan te vallen met het stanleymes. Dit wordt ondersteund door de omstandigheid dat de steker zwarte kleding, een zwarte bril en een zwarte hoed droeg. Net als het speciaal hiervoor in gebruik genomen nummer past dat bij het verhullen van zijn identiteit. Dat verhullen laat zich wel rijmen met een geplande aanval en niet met een informatieve afspraak over een echtscheiding.
De geplande aanpak van deze aanval duidt naar het oordeel van het hof dan ook op kalm beraad en rustig overleg. Er zijn geen contra-indicaties.
Tussenconclusie
De steker heeft opzettelijk en met voorbedachten rade gepoogd [slachtoffer] dodelijk te verwonden. Dat maakt dat er sprake is van een poging tot moord.
De chauffeur
Op camerabeelden van een flatgebouw aan de Van Leeuwenhoeklaan in Zoetermeer is te zien dat kort voor de aanval, omstreeks 15:07 uur, een auto in de richting van de doodlopende parkeerplaats aan de Van Leeuwenhoeklaan rijdt. Het is een Seat Ibiza, voorzien van het kenteken [kentekennummer 1].14.
Op de camerabeelden van omstreeks 15:09 uur is een man te zien die voldoet aan het signalement van de steker. Hij loopt uit de richting van de Seat en gaat richting het advocatenkantoor.15.Op camerabeelden van omstreeks 15:23 uur van hetzelfde flatgebouw is te zien dat een man, die voldoet aan het signalement van de steker, rent uit de richting van de Jacob Leendert van Rijweg.16.Hij loopt richting de doodlopende parkeerplaats waar de Seat geparkeerd staat. Vervolgens rijdt omstreeks 15:26 uur de grijs/zwarte auto, die omstreeks 15:07 uur was komen aanrijden, met hoge snelheid weg van die parkeerplaats, richting de doorgaande weg.17.
De Seat Ibiza met voornoemd kenteken is vóór de aanval omstreeks 15:03 uur geregistreerd door een ARS-paal aan de Afrikaweg te Zoetermeer. Diezelfde auto is na de aanval omstreeks 15:33 uur geregistreerd door een ARS-paal op de A4 richting Amsterdam. De auto stond geregistreerd op naam van [medeverdachte 2], wonende te Amsterdam.18.
[Medeverdachte 2] heeft op 16 mei 2018 verklaard dat hij wel eens gebruik maakt van de Seat van zijn zus.19.Uit een handgeschreven verklaring van [medeverdachte 2] maakt het hof op dat er telefonisch contact is geweest in verband met een autorit naar Zoetermeer en weer terug. Hij heeft de jongen met het hoedje op de dag van het steekincident met de Seat vervoerd naar Zoetermeer en vervolgens terug gebracht naar Amsterdam.20.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de bewuste dag in zijn wijk (het hof begrijpt: in Amsterdam) is ingestapt in een grijze Seat Ibiza en dat de man met het hoedje al in de auto zat.21.
Tussenconclusie
[Medeverdachte 2] heeft de steker per auto van Amsterdam naar Zoetermeer vervoerd, in ieder geval samen met de verdachte. [Medeverdachte 2] heeft de steker van Zoetermeer weer terug naar Amsterdam gebracht.
De verdachte
Op de camerabeelden van genoemd flatgebouw en op camerabeelden van de Domino’s Pizza is te zien dat vanaf het moment dat de steker in beeld komt, naast hem een man loopt. Inmiddels is duidelijk dat dit de verdachte was.22.De steker loopt naast hem tot en met de rotonde waar het advocatenkantoor gevestigd is.23.De verdachte had kort zwart naar achteren gekamd haar, droeg naast een zwarte jas met bontkraag een lichtkleurige broek en zwarte schoenen met een witte zool. Hij neemt - als de steker vanaf de rotonde naar het advocatenkantoor loopt - de gehele rotonde en loopt tussen 15:12 en 15:14 uur aan de andere kant van de weg terug over de Van Leeuwenhoeklaan.24.De verdachte heeft bevestigd dat hij naast de steker loopt.25.
Verdere betrokkenheid van de verdachte
De verdachte heeft in de fase van het hoger beroep ter terechtzitting erkend dat hij tegen betaling een opdracht had aangenomen. Het zou gaan om een opdracht tot het bedreigen van [slachtoffer]. De verdachte betwist de juistheid van de verklaring van getuige 01 die (al geruime tijd eerder) onder meer heeft verklaard dat hij de verdachte had horen zeggen dat het slachtoffer in opdracht en tegen betaling ‘gekrast’ was.
Verweer
Namens de verdachte heeft de raadsman - kort gezegd - de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige 01 betwist omdat het niet waar kan zijn dat deze getuige uit compassie met het slachtoffer een verklaring had afgelegd. Hij wilde mogelijk verborgen houden dat aan zijn motief een beloning ten grondslag lag. Ook blijkt G01 gemakkelijk conclusies te trekken uit feiten en omstandigheden die hij uit andere bronnen dan de eigen waarneming kent. De getuige is aan het fantaseren geslagen. Een en ander zoals bepleit door de raadsman op de zitting in hoger beroep en zoals vermeld in de pleitnotitie.
Het hof overweegt dat het gebruik van de verklaring van getuige 01 in deze zaak geen vanzelfsprekendheid is. Het hof heeft zich met de raadsman afgevraagd of deze verklaring voldoende betrouwbaar is.
Het hof stelt vast dat getuige 01 door de politie en de rechter-commissaris is gehoord terwijl zijn identiteitsgegevens slechts kenbaar zijn gemaakt aan de rechter-commissaris en hij in het proces-verbaal is aangeduid met nummer 01. Daarnaast zijn bij het verhoor beperkingen van toepassing geweest doordat de verdediging geen rechtstreeks zichtcontact met de gehoorde getuige had en omdat er gebruik is gemaakt van stemvervorming. De reden voor de toekenning van de beperkte anonimiteit is gelegen in het feit dat de getuige afkomstig is uit de kring van de verdachte en aannemelijk is dat zijn verklaring aanleiding kan geven tot represailles. De toekenning van deze beperkte anonimiteit heeft geen afbreuk gedaan aan het ondervragingsrecht. De verhoren als in de processen-verbaal weergegeven, geven geen aanleiding om aan te nemen dat het recht op een zuivere waarheidsvinding door de aangebrachte beperkingen geweld is aangedaan. De beperkingen tijdens het verhoor zijn niet dermate ingrijpend geweest dat de verklaringen van getuige 01 om die reden als onbetrouwbaar moeten worden bestempeld. Anders dan de raadsman heeft gesteld, betreft de getuige overigens geen anonieme maar een beperkt anonieme getuige.
Het hof is van oordeel dat de ambivalente gevoelens over het al dan niet getuigen en zijn medeleven met het slachtoffer de verklaring van getuige 01 een authentiek karakter geven. Daarnaast worden details over het privéleven van de verdachte benoemd. De verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 1] een vriend van hem is.26.Dat is de persoon waarover getuige 01 verklaard heeft dat hij via hem in contact is gekomen met de verdachte. Getuige 01 was ook in het bezit van het telefoonnummer van de verdachte dat eindigt op [telefoonnummer 2].27.Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de [telefoonnummer 2] in gebruik was bij de verdachte. Dit gezien het feit dat het telefoontoestel dat hij gebruikt, veelvuldig gebruik maakt van het basisstation op de [adres 1] te Amsterdam. Dit basisstation heeft dekking op het woonadres van de verdachte. Hier komt bij dat de [telefoonnummer 2] op 26 september 2017 te 16:12 uur gebruik maakt van het basisstation op de Maasstraat te Den Haag, hetgeen past bij de hiervoor reeds vastgestelde reisbewegingen waarbij de verdachte op dat moment op Den Haag CS is, dat binnen het bereik van het basisstation op de Maasstraat valt.28.
Voor het hof is evenwel van doorslaggevend belang dat de verklaring van getuige 01 in de loop van het proces door de verdachte op onderdelen is bevestigd. Dat deed hij echter pas op 3 maart 202029.en ter terechtzitting in hoger beroep terwijl getuige 01 zijn gedetailleerde verklaring al op 9 januari 2018 had afgelegd. Het hof acht het gelet op de inhoud van de verklaring van getuige 01, die zijn politieverklaring in overwegende mate bij de rechter-commissaris heeft bevestigd, niet aannemelijk dat deze getuige slechts vanwege tipgeld een verklaring heeft afgelegd. Het hof kan zich ook niet vinden in de conclusie dat getuige 01 onbetrouwbaar is omdat hij overwegend conclusies trekt dan wel fantaseert. De getuige verklaart immers over feiten die verifieerbaar uit eigen waarneming zijn. Dat betreft niet alleen zijn telefoon en het gedeelde contact in de persoon van [betrokkende 1], maar bijvoorbeeld ook de wetenschap dat de verdachte niet zo lang geleden verhuisd is naar een nieuwbouwwoning.30.Weliswaar dient de verklaring van getuige 01 kritisch te worden gewogen op het onderscheid tussen eigen waarneming en getrokken conclusies, maar voor het oordeel dat de verklaring onbetrouwbaar is omdat deze zou berusten op - onjuiste - conclusies en fantasieën is geen grond. Het verweer wordt verworpen. Het hof heeft deze verklaring gebezigd voor het bewijs.
Dat de verdachte in opdracht van een ander handelde en daarvoor geld betaald kreeg zoals hijzelf heeft verklaard, vindt steun in de verklaring van getuige 01. Deze getuige heeft de verdachte horen zeggen dat hij betrokken was bij de betreffende opdracht. De verklaringen over de reikwijdte van deze opdracht lopen wel uiteen en ook op andere onderdelen verklaart de verdachte anders, hetgeen bij deze bespreking van de aard van de opdracht terzijde kan worden gelaten. Volgens de verdachte zou de opdracht ‘slechts’ betrekking hebben op een bedreiging van een advocaat. Getuige 01 heeft daarentegen verklaard:
“(…) hij heeft gebeld. Hij heeft die afspraak gemaakt en hij heeft die 15-jarige jongen zeg maar, dat heeft hij ook gezegd zeg maar, die heeft ie naar die vrouw toe ..(ntvs)...om te laten krassen zeg maar. (…)V1: Wat bedoel jij met gekrast dan? G: Ja dit is gewoon eh krassen toch? Dat is gewoon eh krassen toch, dat kunt u toch ook nu doen met uw pen? V1: Ja maar je hebt krassen en je hebt snijden. Wat bedoel jij met krassen? G: Ja ik hoorde dat hij haar gewoon in haar gezicht is en dat is gewoon een heel erg litteken. (…) V2: Maar heeft hij tegen jou gezegd: Ze is gekrast of.. G: Ja. Gekrast zeg maar.
V2: Dus dat heb je niet uit de....van de pers, hij heeft echt gezegd... G: (onderbreekt) nee ze is gekrast, zo wordt het op de straat genoemd zeg maar. (…) Hij liet een foto van Opsporing Verzocht zien. Hij vertelde dat hij er € 20.000,- voor heeft gehad (…). Hij heeft gezegd dat heeft gebeld en de afspraak heeft gemaakt. Hij heeft gezegd dat hij jongen van 15 jaar daar heeft gebracht. (…)V: Wat bedoelt hij met krassen? A: In straattaal is dat iemand in het gezicht te krassen. Het was niet de bedoeling dat zij dood ging.. (…)V: Hoe heeft [verdachte] tegen jou gezegd dat het slachtoffer niet dood moest? A: Hij heeft tegen mij gezegd dat het (het hof begrijpt: hij) via de PGP de opdracht gekregen heeft de vrouw te krassen, verminken en zij niet dood moest.(…) A: Hij kreeg een open vacature via de telefoon dat er een opdracht was om iemand te krassen. Hierop heeft hij gereageerd. V: Wat bedoel jij met een open vacature? A: Met een PGP wordt er dan een bericht gestuurd naar de personen die een cirkeltje zitten. V: Wat bedoel jij met een cirkeltje? A: Het is een soort groepsapp.(…) V: Hoe zijn zij naar die vrouw toegegaan?
A: Door de acceptatie. [verdachte] heeft tegen mij verteld dat hij de gegevens heeft gekregen, de
gegevens wat voor hem belangrijk was om te weten, welk nummer hij moest bellen wat hij precies
moest doen, de opdracht en de beloning. [Verdachte] vertelde tegen mij dat dit de standaard gegevens
waren en anders niet wist wat hij moest doen.”31.
Het hof volgt deze verklaring. Uit deze getuigenverklaring blijkt niet alleen dat het slachtoffer ‘gekrast’ moest worden, het onderstreept ook het planmatige karakter van de wijze waarop de aanval op [slachtoffer] is voorbereid. Het hof merkt daarbij op dat de telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1]32.en [telefoonnummer 3]33.speciaal voor deze opdracht zijn gebruikt, gelet op de beperkte duur waarop deze nummers actief zijn geweest. Dit laatste nummer is volgens het hof door de medeverdachte [medeverdachte 1] in gebruik genomen (zie hierna). Daar komt bij dat op de parkeerplaats voor het advocatenkantoor op 11 september 2017 een Opel Astra personenauto is aangetroffen die in de kring van de verdachte kan worden geplaatst.34.Immers, op 4 en op 16 september 2017 is de verdachte gecontroleerd in deze auto.35.De aanwezigheid van die auto op die plek kan in retrospectief niet anders geduid worden dan dat de uitvoering van de opdracht is voorbereid. Ook het gebruik maken van een combinatie van een personenauto en openbaar vervoer vergt voorbereiding. Daarnaast is er tevoren een afspraak gemaakt met het advocatenkantoor, welke afspraak later met ongeveer een kwartier bijgesteld is.36.
Het hof merkt op dat het alternatieve scenario waarbij uitgegaan wordt van ‘bedreiging’ in het onderzoek geen concrete invulling heeft gekregen. De verdachte heeft zich er niet over uitgelaten op welke wijze de opdrachtgever [slachtoffer] zou hebben willen bedreigen. Het heeft er alle schijn van dat de verdachte slechts over een bedreiging heeft verklaard, louter omdat dit in zijn ogen een minder strafwaardig delict zou zijn. Een dergelijk lichter scenario verhoudt zich naar het oordeel van het hof niet met bovenomschreven planmatige aanpak bij de aanval.
Het hof komt op basis van genoemde feiten en omstandigheden tezamen, zoals vervat in de bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - tot de slotsom dat het door de verdachte geschetste scenario waarbij ‘slechts’ sprake zou zijn van een bedreiging, niet aannemelijk is geworden. Het hof houdt het daarom op het oogmerk zoals genoemd door getuige 01.
Tussenconclusie betrokkenheid verdachte
Het hof stelt vast dat de verdachte van een onbekend gebleven persoon tegen betaling een opdracht heeft aangenomen om tezamen met een ander [slachtoffer] aan te vallen waarbij zij ‘gekrast’ zou worden. Hij is met de steker door [medeverdachte 2] van Amsterdam naar Zoetermeer gebracht in een Seat Ibiza. De verdachte is tot en met de rotonde, die voor het desbetreffende advocatenkantoor ligt, meegelopen met de steker. Na het meelopen met de steker tot en met de rotonde is hij weggegaan naar NS station Zoetermeer (Mandelabrug). Hij heeft daar - in plaats van terug te reizen met de auto waarmee hij op de heenweg is gekomen - de trein richting Den Haag CS genomen.
Betrokkenheid [medeverdachte 1]
[Medeverdachte 1] heeft met [medeverdachte 2] gebeld en is samen met de steker en de verdachte in de Seat Ibiza van [medeverdachte 2] naar Zoetermeer gereisd. [Medeverdachte 1] gebruikte een telefoonnummer dat slechts gebruikt is voor de aanval, en onderhield die dag telefonisch contact met [medeverdachte 2] die de steker teruggebracht heeft naar Amsterdam.
Medeplegen verdachte
Het hof overweegt dat het bewijs voor het medeplegen allereerst steun vindt in de in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte over het criminele plan in samenhang met de andere reeds genoemde bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat naast de verdachte de onbekend gebleven steker en [medeverdachte 1] betrokken waren bij de uitvoering van het door de verdachte aangenomen werk.
Nu vast staat dat de verdachte, tezamen met anderen op enige manier betrokken is geweest bij de aanval, ziet het hof zich gesteld voor de vraag of hij wist dat de steker [slachtoffer] op de hiervoor beschreven wijze zou aanvallen en in het verlengde daarvan of hij bewust en nauw heeft samengewerkt met de steker.
Bij aankomst bij het advocatenkantoor is de verdachte weggegaan waarna de steker alleen naar binnen is gegaan om het plan om [slachtoffer] te verminken uit te voeren.
Ook voor de verdachte geldt dat het voorzienbaar was dat [slachtoffer] zich zou verweren en dat er een aanmerkelijke kans was dat zij daardoor levensbedreigend letsel op zou lopen. Die aanmerkelijke kans heeft hij willens en wetens aanvaard. Hiervoor is reeds ten aanzien van de steker uiteengezet waarom dat in dit geval een poging tot moord oplevert. Dat geldt ook voor de verdachte.
Om als medepleger van deze poging tot moord te kunnen worden aangemerkt, moet sprake zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen ter verwezenlijking van het gezamenlijk criminele doel. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit leidt in beginsel tot de kwalificatie 'medeplegen'.
De verdachte heeft het slachtoffer niet zelf gesneden dan wel gestoken. Uit genoemde bewijsmiddelen blijkt wel van een intensieve samenwerking tussen de verdachte, de steker en [medeverdachte 1]. Hij heeft de opdracht aangenomen en heeft met anderen uitvoering gegeven aan het plan waarvoor hij betaald heeft gekregen. Het hof acht dat voldoende om bewezen te achten dat de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is voor het aannemen van medeplegen. Het feit dat de verdachte niet met de steker naar binnen is gegaan bij het advocatenkantoor maar naar het treinstation is gelopen en daar zijns weegs is gegaan, wordt door het hof niet als een contra-indicatie gezien, omdat het reisgedrag van de verdachte logischerwijs onderdeel is geweest van de uitvoering van het criminele plan, waarbij alleen de steker door [medeverdachte 2] met de auto is teruggebracht naar Amsterdam. Ook overigens zijn er geen contra-indicaties voor het medeplegen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, impliciet primair, tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 september 2017 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] meermalen met een mes in het gezicht en het hoofd heeft gestoken en heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.37.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof stelt voorop dat het slachtoffer in deze zaak een advocaat is die is aangevallen met de bedoeling om haar te verminken. De wijze waarop zij met een mes is aangevallen was echter dermate gevaarlijk en ongecontroleerd dat zij daardoor had kunnen overlijden.
De verdachte en zijn mededaders hebben in opdracht van iemand die onbekend is gebleven gehandeld en zich gedragen als huurlingen die voor geld het leven van het slachtoffer ernstig in gevaar hebben gebracht.
De verdachte heeft zich niet psychologisch willen laten onderzoeken, waardoor er geen informatie is over een eventuele gestoorde gewetensfunctie. Het hof stelt wel vast dat de verdachte gewetenloos heeft gehandeld en ook na de aanval, tot en met de zitting in hoger beroep, zich gewetenloos is blijven gedragen door het slachtoffer in het ongewisse te laten over de reden van deze aanval.
De verdachte en zijn mededaders zijn op 26 september 2017 op pad gegaan om het slachtoffer te verminken. Er is van tevoren een plan gemaakt waarbij zaken als het vervoer en het maken van een fake-afspraak met deze advocate zijn geregeld. Ook zijn speciaal voor deze aanval telefoonnummers geregeld. De verdachte is samen met [medeverdachte 1] en een nog jonge steker, die vermoedelijk nog minderjarig was, naar Zoetermeer gereisd. De advocate is door de jongen in haar eigen kantoor met een mes gestoken/gesneden. Het feit wijst op het ontbreken van enig respect voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer.
Het slachtoffer is door de aanval letterlijk voor het leven getekend. Zij heeft meerdere littekens overgehouden aan de aanval, waarvan de meest prominente van haar oor tot het midden van haar wang. Zij wordt dagelijks met deze gruwelijke aanval geconfronteerd als zij in de spiegel kijkt. Het slachtoffer heeft ter terechtzitting in hoger beroep op indringende wijze verteld dat zij nog dagelijks lijdt aan de gevolgen van deze aanval. Zowel persoonlijk als zakelijk is zij getroffen. Zij heeft haar carrière als advocaat ten gevolge van deze aanval beëindigd en het kantoor dat zij samen met haar zus had is na de aanval failliet gegaan. Wat haar met name raakt is het feit dat er geen oog voor haar was als een persoon, met een naam. Ze had haar deur altijd open staan voor mensen die haar hulp nodig hadden en weet niet wie er achter de aanval zit en wat het motief was. Dit zorgt nog steeds voor gevoelens van angst.
Ook de zus van het slachtoffer, die het slachtoffer in een ernstige toestand heeft aangetroffen in de spreekkamer, is zeer geschokt en geraakt door de aanval.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij tot de dag van vandaag geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en voor de gevolgen daarvan.
Het hof heeft met de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat de aanval aangenomen werk was waarbij ‘de klus’ via een PGP-telefoon werd aangeboden. Deze wijze van werken is kenmerkend voor het zware criminele milieu waar de verdachte blijkbaar deel van uitmaakt.
In sterk strafverzwarende zin houdt het hof er rekening mee dat het slachtoffer werkzaam was als advocaat en in die hoedanigheid is aangevallen. Voor een goed functionerende rechtsstaat is het van groot belang dat advocaten hun werk in vrijheid kunnen doen. Het hof is daarom van oordeel dat een langdurige vrijheidsbeneming in de rede ligt voor degenen die dat belang niet inzien en niet terugdeinzen voor het plegen van een aanval op een togadrager. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een stevige reactie van de strafrechter geboden is. Naar het oordeel het hof komt dit echter nog onvoldoende tot uitdrukking in de in eerste aanleg opgelegde straf. Om die reden zal een hogere vrijheidsbenemende straf worden opgelegd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
26 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een geweldsmisdrijf.
Het hof is - alles afwegend - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
Vordering eerste aanleg
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding I tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 155.756,73, bestaande uit € 133.256,73 materiële schade en € 22.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vordering hoger beroep
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot een bedrag van € 154.982,73, bestaande uit € 132.482,73 materiële schade en € 22.500,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat van de benadeelde partij heeft bij brief van 4 februari 2021 onderbouwd dan wel ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de post ‘kosten kinderopvang’ van € 700,- in hoger beroep niet langer wordt gehandhaafd en dat de post ‘medische kosten’ van
€ 459,- (eigen bijdrage 2019) wordt verlaagd naar
€ 385,-.
De vordering met betrekking tot de materiële schade is als volgt opgebouwd:
Post | Bedrag |
Reiskosten tot en met eerste aanleg | € 1.456,- |
Reiskosten hoger beroep Bij brief van 4 februari 2021 heeft de advocaat van de benadeelde partij toegelicht dat de benadeelde partij met betrekking tot de post ‘reiskosten hoger beroep’ thans een bedrag van € 84,46 als schade heeft geleden, bestaande uit € 56,46 reiskosten en € 28,- parkeerkosten. | € 1.456,- |
Medische kosten | € 918 (2017 en 2018) en € 385 (2019) |
Gederfde inkomsten Bij brief van 4 februari 2021 heeft de advocaat van de benadeelde partij toegelicht dat de benadeelde thans met betrekking tot de gederfde inkomsten een bedrag van € 25.820,74 (nov. 2017 t/m 2018) en € 38.177,25 (2019 t/m feb. 2021) heeft geleden. | € 25.136,92 (nov 2017 – jan 2019) en € 80.233,08 (toekomstig) |
Kosten faillissement | € 17.573,65 |
Kosten kleding, Michael Kors horloge en gouden oorbellen | € 400,- |
Kosten auto | € 4.924,73 |
Standpunt van de advocaat generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij is door de raadsman van de verdachte betwist.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Reiskosten tot en met eerste aanleg: € 1.456,-
Dit deel van de vordering ziet op de reiskosten die de benadeelde partij heeft moeten maken in verband met bezoeken aan het ziekenhuis, een therapeut, het parket en de rechtbank. Nu deze kosten het directe gevolg zijn van het steekincident komen zij voor vergoeding in aanmerking. Het ontbreken van het woonadres van de benadeelde partij staat aan toewijzing van deze vordering niet in de weg. Weliswaar valt daardoor niet precies te controleren of de reiskosten correct zijn berekend, maar gelet op de aard van het delict is het volstrekt begrijpelijk dat de benadeelde partij haar adresgegevens niet aan de verdediging heeft willen verstrekken. De gevorderde reiskosten komen niet buitensporig voor en zullen daarom geheel, dus tot het bedrag van € 1.456,-, worden toegewezen.
Reiskosten hoger beroep: € 1.456,-
Dit deel van de vordering ziet op de reiskosten die de benadeelde partij heeft moeten maken in verband met slachtoffergesprekken en het bezoeken van zittingen bij het hof. Namens de benadeelde partij is bij brief van 4 februari 2021 onderbouwd dat de benadeelde partij voor het bedrag van € 84,46 reiskosten in hoger beroep heeft gemaakt, bestaande uit € 56,- reiskosten en € 28,- parkeerkosten.
Nu deze kosten het directe gevolg zijn van het steekincident komen zij voor vergoeding in aanmerking. Het ontbreken van het woonadres van de benadeelde partij staat aan toewijzing van deze vordering niet in de weg. Weliswaar valt daardoor niet precies te controleren of de reiskosten correct zijn berekend, maar gelet op de aard van het delict is het volstrekt begrijpelijk dat de benadeelde partij haar adresgegevens ook in de hoger beroep procedure niet aan de verdediging wil verstrekken.
Nu het hof is gebleken dat de benadeelde partij en haar advocaat niet op de openbare terechtzitting alwaar dit arrest wordt uitgesproken aanwezig zullen zijn, zal het hof € 18,82 reiskosten en € 4,- parkeerkosten op het gevorderde bedrag in mindering brengen. Het bedrag dat wordt toegewezen wordt daarmee € 61,64.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond voor het overige materiële schade te hebben geleden als het gaat om de overige gevorderde reiskosten in hoger beroep. De vordering zal derhalve voor dat deel, te weten voor een bedrag van € 1.394,36
(€ 1.456,- – € 61,64 = € 1.394,36), worden afgewezen.
Medische kosten: € 918,- en € 385,-
Dit deel van de vordering ziet op het eigen risico over de jaren 2017 (€ 459,-), 2018 (€ 459,-) en 2019
(€ 385,-). Tegen de medische kosten is geen verweer gevoerd. De medische kosten zullen daarom tot de bedragen van € 918,- (2017 en 2018) en € 385,- (2019) worden toegewezen.
Gederfde inkomsten: € 25.136,92 en € 80.233,08
Vaststaat dat de benadeelde partij na het steekincident een tijd lang arbeidsongeschikt is geweest. In die tijd heeft zij een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen. Ook staat vast dat het advocatenkantoor waarvan de benadeelde partij samen met haar zus eigenares was, korte tijd na het steekincident failliet is gegaan. De benadeelde partij stelt dat zij daardoor in inkomen achteruit is gegaan.
Dat het steekincident gevolgen heeft gehad voor het inkomen van de benadeelde partij acht het hof aannemelijk. De vraag is echter om welk bedrag het daarbij gaat en of de inkomensachteruitgang volledig het gevolg is van het steekincident. Het gaat hier om complexe vraagstukken. De door de benadeelde partij ter onderbouwing van haar vordering overgelegde stukken zijn onvoldoende om tot integrale toewijzing van dit deel van de vordering over te kunnen gaan.
De schade begrotend is het hof van oordeel dat in elk geval een bedrag van € 25.000,- als schadevergoeding kan worden toegewezen.
Voor het overige zal nader onderzoek moeten plaatsvinden. Voor een dergelijk onderzoek is in het strafgeding geen plaats, nu dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Gelet op het voorgaande zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het resterende deel van de vordering ter zake van gederfde inkomsten.
Kosten faillissement: € 17.573,65
Dit deel van de vordering ziet op kosten van het faillissement van de praktijkvennootschap.
Het hof overweegt dat bij het bepalen of, en zo ja in hoeverre, de kosten van het faillissement het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit nader onderzoek dient te worden verricht. Dergelijk onderzoek levert naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit deel van de vordering, de ‘kosten faillissement’ tot het bedrag van
€ 17.573,65, kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Kosten kleding, Michael Kors horloge en gouden oorbellen: € 400,-
Dit deel van de vordering ziet op kleding en sieraden die de benadeelde partij droeg ten tijde van de aanval. Dat de kleding van de benadeelde partij niet meer bruikbaar was, acht het hof, gelet op de aard van het letsel en het daarbij opgetreden bloedverlies, aannemelijk. Verder is het invoelbaar dat de benadeelde partij haar horloge en oorbellen niet meer wil dragen, omdat deze haar, zoals namens haar is aangevoerd, herinneren aan het steekincident.
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het misdrijf en komt voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij beschikt niet meer over de bonnen, zodat het hof de schade zal begroten op het door haar gevorderde bedrag van € 400,-, nu dit bedrag het hof niet bovenmatig voorkomt. De vordering zal voor dit deel geheel, te weten voor het bedrag van € 400,-, worden toegewezen.
Kosten auto: € 4.924,08
Dit deel van de vordering ziet op kosten van een leaseauto. Het hof is van oordeel dat de kosten van de leaseauto niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu niet is komen vast te staan dat het in privé bezit houden van de leaseauto na het faillissement het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor zover dit deel van de vordering betrekking heeft op de gemaakte kosten in verband met reiskosten naar de rechtbank en de therapeut, merkt het hof op dat dat deel van de vordering tot schadevergoeding door het hof reeds is toegewezen in het kader van de post ‘reiskosten tot en met eerste aanleg’.
Voor het deel van de vordering ‘kosten auto’ (€ 4.924,08) zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade: € 22.500,-
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Bij het bepalen van de hoogte van de geleden immateriële schade neemt het hof, gelet op hetgeen door en namens de benadeelde partij ter onderbouwing van de immateriële schade is overgelegd en naar voren gebracht, in het bijzonder het volgende in aanmerking. De benadeelde partij lijdt sinds de dag van het bewezenverklaarde feit tot op de dag van vandaag psychisch onder hetgeen haar is aangedaan. Ten gevolge van dit forse psychische letsel, veroorzaakt door het bewezenverklaarde, is zij nog steeds onder behandeling van een psychotherapeut. Voorts heeft zij als gevolg van de aanval met het mes een blijvend zichtbaar litteken in haar gezicht en hand opgelopen, waardoor zij levenslang zal zijn ontsierd.
De vordering leent zich naar het oordeel van het hof dan ook - naar maatstaven van billijkheid en gelet op wat in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen - voor toewijzing tot het geheel gevorderde bedrag, zijnde € 22.500,-.
Conclusie
Het hof komt tot de conclusie dat, gelet op het vorenoverwogene, de benadeelde partij heeft aangetoond dat tot een bedrag van € 28.220,64 aan materiële schade is geleden en dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij tot een bedrag van € 22.500,- aan immateriële schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen. De bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf de datum die per post wordt benoemd, tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof verwijst daarvoor naar onderstaande overzicht:
Bedrag | Post | Wettelijke rente vanaf |
Materiële schade | ||
€ 1.456,- | Reiskosten tot en met eerste aanleg | 1 januari 2019 |
€ 61,64 | Reiskosten hoger beroep | 3 maart 2021 |
€ 459,- (2017) € 459,- (2018) (= 918,-) € 385,- (2019) | Medische kosten | 1 januari 2018 1 januari 2019 1 januari 2020 |
€ 25.000,- | Gederfde inkomsten | 1 juli 2019 |
€ 400,- | Kosten kleding, Michael Kors horloge en gouden oorbellen | 26 september 2017 |
Immateriële schade | ||
€ 22.500,- | 26 september 2017 |
= € 50.720,64 totaal.
Voor het bedrag van € 1.394,36 (deel reiskosten hoger beroep) zal de vordering worden afgewezen.
Voor het bedrag van € 4.924,08 (kosten auto) dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van het causale verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde feit.
Voor het bedrag van € 97.943,65 (deel gederfde inkomsten en kosten faillissement) dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 50.720,64 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
Vordering eerste aanleg
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 10.257,92, bestaande uit € 257,92 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vordering hoger beroep
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 10.257,92, bestaande uit € 257,92 materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering met betrekking tot de materiële schade is als volgt opgebouwd:
- -
Reiskosten tot en met eerste aanleg: € 128,96;
- -
Reiskosten hoger beroep: € 128,96.
Bij brief van 4 februari 2021 heeft de advocaat van de benadeelde partij toegelicht dat de benadeelde partij met betrekking tot de post ‘reiskosten hoger beroep’ thans een bedrag van € 76,21 als schade heeft geleden, bestaande uit € 48,21 reiskosten en € 28,- parkeerkosten.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij is door de raadsman van de verdachte betwist.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Reiskosten tot en met eerste aanleg: € 128,96
Dit deel van de vordering ziet op de reiskosten die de benadeelde partij heeft moeten maken in verband met slachtoffergesprekken en het bezoeken van zittingen bij de rechtbank. Nu deze kosten het directe gevolg zijn van het steekincident, komen zij voor vergoeding in aanmerking. Het ontbreken van het woonadres van de benadeelde partij staat aan toewijzing van deze vordering niet in de weg. Weliswaar valt daardoor niet precies te controleren of de reiskosten correct zijn berekend, maar gelet op de aard van het delict is het volstrekt begrijpelijk dat de benadeelde partij haar adresgegevens niet aan de verdediging heeft willen verstrekken. De gevorderde reiskosten komen aannemelijk en niet buitensporig voor en zullen daarom geheel, dus tot het bedrag van € 128,96, worden toegewezen.
Reiskosten hoger beroep: € 128,96
Dit deel van de vordering ziet op de reiskosten die de benadeelde partij heeft moeten maken in verband met een slachtoffergesprek en het bezoeken van zittingen bij het hof. Namens de benadeelde partij is bij brief van 4 februari 2021 onderbouwd dat de benadeelde partij voor het bedrag van € 76,21 reiskosten in hoger beroep heeft gemaakt, bestaande uit € 48,21 reiskosten en € 28,- parkeerkosten.
Nu deze kosten het directe gevolg zijn van het steekincident, komen zij voor vergoeding in aanmerking. Het ontbreken van het woonadres van de benadeelde partij staat aan toewijzing van deze vordering niet in de weg. Weliswaar valt daardoor niet precies te controleren of de reiskosten correct zijn berekend, maar gelet op de aard van het delict is het volstrekt begrijpelijk dat de benadeelde partij haar adresgegevens ook in de hoger beroep procedure niet aan de verdediging wil verstrekken.
Nu het hof is gebleken dat de benadeelde partij en haar advocaat niet op de openbare terechtzitting alwaar dit arrest wordt uitgesproken aanwezig zullen zijn, zal het hof € 16,07 reiskosten en € 4,- parkeerkosten op het gevorderde bedrag in mindering brengen. Het bedrag dat wordt toegewezen betreft daarmee € 56,14.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond voor het overige materiële schade te hebben geleden als het gaat om de overige gevorderde reiskosten in hoger beroep. De vordering zal derhalve voor dat deel, te weten voor een bedrag van € 52,75
(€ 128,96 – € 56,14 = € 72,82), worden afgewezen.
Immateriële schade: € 10.000,-
Ter onderbouwing van de vordering tot immateriële schade heeft de benadeelde partij een brief overgelegd van een psycholoog van Forta Groep, waar zij onder behandeling is geweest. Uit deze brief volgt dat er bij de benadeelde partij sprake is van een posttraumatische stressstoornis. De klachten zijn begonnen na het steekincident en de benadeelde partij heeft hiervoor behandelingen ondergaan met EMDR. Uit deze brief blijkt dat er sprake is van een erkend psychiatrisch ziektebeeld (DSM-5) en dat dit ziektebeeld een direct gevolg is van het misdrijf waarvoor de verdachte wordt veroordeeld. Ook blijkt uit deze brief dat de benadeelde partij voordat zij bij Forta onder behandeling kwam, bij een andere psycholoog onder behandeling was. Daaruit blijkt dat het dus niet zo is dat zij zich pas ruim 15 maanden na het steekincident onder behandeling heeft laten stellen. In dergelijke gevallen kan, gelet op de geldende jurisprudentie (HR 22-2-2002, NJ 2002/240), bij degene die met dit misdrijf direct is geconfronteerd immateriële schade ontstaan die (als shockschade) voor vergoeding in aanmerking komt.
Naar het oordeel van het hof is in het geval van de benadeelde partij voldoende aannemelijk dat daarvan sprake is. De benadeelde partij was direct na het steekincident ter plaatse en trof haar zus (het slachtoffer van de aanval) hevig bloedend op de grond aan. Zij heeft gedacht dat zij haar zus zou verliezen.
Gelet daarop acht het hof een bedrag van € 10.000,-, zoals gevorderd, redelijk en in overeenstemming met hetgeen in vergelijkbare gevallen wordt toegekend.
Conclusie
Het hof komt tot de conclusie dat, gelet op het vorenoverwogene, de benadeelde partij heeft aangetoond dat tot een bedrag van € 185,10 aan materiële schade is geleden en dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij tot een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot die bedragen hoofdelijk worden toegewezen. De bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente over die bedragen vanaf de datum die per post wordt benoemd, tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof verwijst daarvoor naar onderstaande overzicht:
Bedrag | Post | Wettelijke rente vanaf |
Materiële schade | ||
€ 128,96 | Reiskosten tot en met eerste aanleg | 1 januari 2019 |
€ 56,14 | Reiskosten hoger beroep | 3 maart 2021 |
Immateriële schade | ||
€ 10.000,- | 26 september 2017 |
= € 10.185,10 totaal.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen, zoals hiervoor is overwogen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.185,10 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair, impliciet primair, tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 50.720,64 (vijftigduizend zevenhonderdtwintig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 28.220,64 (achtentwintigduizend tweehonderdtwintig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 22.500,- (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 1.394,36 (duizend driehonderdvierennegentig euro en zesendertig cent) aan materiële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het bedrag van
€ 102.867,73 (honderdtweeduizend achthonderdzevenenzestig euro en drieënzeventig cent) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij voor het bedrag van € 97.943,65 (zevenennegentigduizend negenhonderd drieënveertig euro en vijfenzestig ecent) de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het bewezenverklaarde, een bedrag te betalen van € 50.720,64 (vijftigduizend zevenhonderdtwintig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 28.220,64 (achtentwintigduizend tweehonderdtwintig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 22.500,- (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 279 (tweehonderdnegenenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en immateriële schade op:
- 1 januari 2019 over een bedrag van € 1.456,- ter zake van ‘Reiskosten tot en met eerste aanleg’;
- 13 februari 2021 over een bedrag van € 61,64 ter zake van ‘Reiskosten hoger beroep’;
- 1 januari 2018 over een bedrag van € 459,- ter zake van ‘Medische kosten 2017’;
- 1 januari 2019 over een bedrag van € 459,- ter zake van ‘Medische kosten 2018’;
- 1 januari 2020 over een bedrag van € 385,- ter zake van ‘Medische kosten 2019’;
- 26 september 2017 over een bedrag van € 400,- ter zake van ‘Kosten kleding, Michael Kors horloge en gouden oorbellen’;
- 26 september 2017 over een bedrag van € 22.500,- ter zake van ‘Immateriële schade’.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.185,10 (tienduizend honderdvijfentachtig euro en tien cent) bestaande uit € 185,10 (honderdvijfentachtig euro en tien cent) materiële schade en € 10.000,- (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.185,10 (tienduizend honderdvijfentachtig euro en tien cent) bestaande uit
€ 185,10 (honderdvijfentachtig euro en tien cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en immateriële schade op:
- 1 januari 2019 over een bedrag van € 128,96 ter zake van ‘Reiskosten tot en met eerste aanleg’;
- 13 februari 2021 over een bedrag van € 56,14 ter zake van ‘Reiskosten hoger beroep’;
- 26 september 2017 over een bedrag van € 10.000,- ter zake van ‘Immateriële schade’.
Dit arrest is gewezen door mr. R.J. de Bruijn,
mr. S.A.J. van 't Hul en mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, in bijzijn van de griffier mr. L.B. Schut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 maart 2021.
Mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans is buiten staat het arrest te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑03‑2021
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], p.33.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 62.
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], p. 24.
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], p. 30,proces-verbaal van bevindingen, p. 2; proces-verbaal van bevindingen p. 8, met fotobijlagen p. 10 en 11.
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], p. 30, alsmede een geschrift, te weten patiëntgegevens, p. 441-442.
Eigen waarneming van het hof op basis van foto’s van het letsel, p. 10, 12 en 15, waarbij de afstand een schatting betreft.
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], p. 36.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 62.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 209 en 210; proces-verbaal van bevindingen, p. 216.
Proces-verbaal van bevindingen histo (…)8248, p. 205-206, p. 210.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 210.
Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], p. 24-25.
Proces-verbaal bevindingen onderzoeksresultaten, p. 185, afbeelding 4, p. 188.
Proces-verbaal camerabeelden cam4 op de Van Leeuwenhoeklaan,p. 178-181.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 141 en 142; proces-verbaal bevindingen onderzoeksresultaten, p. 185, 193 en 194.
Proces-verbaal camerabeelden cam4 op de Van Leeuwenhoeklaan,p. 178-182.
Proces-verbaal bevindingen onderzoeksresultaten, p. 187 en 195.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], p. 587.
Geschrift, te weten handgeschreven verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 6 juni 2018, p. 610.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende verhoor [verdachte] op 3 maart 2020 (niet opgenomen in doorgenummerd dossier).
Eigen verklaring ter terechtzitting in hoger beroep.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 148-150; proces-verbaal bevindingen onderzoeksresultaten, p. 189-l92.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 149 en 150.
Eigen verklaring ter terechtzitting in hoger beroep.
Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
Proces-verbaal van verhoor getuige 01, p. 481.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 388-393.
Proces-verbaal van bevindingen betreffende verhoor verdachte [verdachte] op 3 maart 2020 (niet opgenomen in doorgenummerd dossier).
Eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
Proces-verbaal van verhoor getuige 01, p. 475-488.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 209-210.
Proces-verbaal van bevindingen, p.617.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 229.
Proces-verbaal bevindingen M-melding Opel Astra, p. 218-219.
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer], p. 32-33.
Omwille van de inzichtelijkheid in de samenhang (die nodig is vanwege de veelheid aan technisch bewijs) heeft het hof de voorkeur gegeven aan de ‘promis methode’ bij het verantwoorden van een deel van de bewijsmiddelen. In de aanvulling worden de overige bewijsmiddelen op de ‘klassieke wijze’ verantwoord.