Einde inhoudsopgave
Algemene wet gelijke behandeling
Artikel 10 [Bewijslast]
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2004
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk artikel vervallen.
- Bronpublicatie:
21-02-2004, Stb. 2004, 119 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken: 28770)
- Inwerkingtreding
01-04-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2004, Stb. 2004, 120 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Arbeidsrecht / Algemeen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Grondrechten
1.
Indien degene die meent dat in zijn nadeel een onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in deze wet, in rechte feiten aanvoert die dat onderscheid kunnen doen vermoeden, dient de wederpartij te bewijzen dat niet in strijd met deze wet is gehandeld.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op vorderingen als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en op beroepen ingesteld in bestuursrechtelijke procedures door belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.