Rb. Maastricht, 25-09-2008, nr. 132122 / OT RK 08-1280
ECLI:NL:RBMAA:2008:BF2737
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
25-09-2008
- Zaaknummer
132122 / OT RK 08-1280
- LJN
BF2737
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2008:BF2737, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 25‑09‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 25‑09‑2008
Inhoudsindicatie
De kinderrechter stelt voorop dat het indicatiebesluit een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat brengt mee dat verzoekster bij de totstandkoming van het indicatiebesluit onder meer gehouden is de in afdelingen 3.2 en 3.7 van de Awb opgenomen zorgvuldigheids- en motiveringsvereisten in acht te nemen. Artikel 3:2 van de Awb brengt mee dat verzoekster de moeder in het kader van de voorbereiding van het nieuwe indicatiebesluit had moeten horen. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de overwegingen van verzoekster niet bijdragen aan een deugdelijke motivering van het indicatiebesluit, zoals voorgeschreven door artikel 3:46 van de Awb.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 25 september 2008
Zaaknummer: 132122 / OT RK 08-1280
VERLENGING MACHTIGING TOT UITHUISPLAATSING
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak met betrekking tot de ondertoezichtstaande minderjarige:
[minderjarige], geboren te [geboortegegevens minderjarige],
kind van:
[moeder minderjarige], wonende te [adresgegevens minderjarige],
advocaat mr. A.P.A. Snijders.
Belanghebbenden: [pleegouders minderjarige], beiden wonende te [adres pleegouders minderjarige].
De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit.
- 1.
Verloop van de procedure:
De kinderrechter heeft bij beschikking van 11 september 2008 de ondertoezichtstelling met ingang van 28 september 2008 verlengd voor de tijd van één jaar.
De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (verder te noemen: verzoekster) heeft op 31 juli 2008 verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van de minderjarige te verlengen.
Daarbij is overgelegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling en het indicatiebesluit.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 september 2008.
Verzoekster heeft bij faxbericht van 18 september 2008 een nieuw indicatiebesluit overgelegd.
De advocaat van moeder heeft vervolgens gereageerd bij faxbericht van 24 september 2008.
- 2.
Beoordeling:
Bij beschikking van 11 september 2008 heeft de kinderrechter de termijn gedurende welke voornoemde minderjarige onder toezicht is gesteld met ingang van 28 september 2008 verlengd met een jaar. De beslissing op het verzoek de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling te verlengen heeft de kinderrechter aangehouden. Hiertoe is het volgende overwogen:
“Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de moeder terecht doen aanvoeren dat de door verzoekster ingediende stukken onvoldoende inzicht geven in de recente ontwikkelingen die van belang zijn ter beoordeling van de vraag of ook thans nog wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden tot voortzetting van de uithuisplaatsing van [minderjarige]. Dit geldt meer in het bijzonder voor het door verzoeker overgelegde indicatiebesluit, dat dateert van 6 maart 2006. Naar het oordeel van de kinderrechter is dit besluit te gedateerd om als basis te dienen voor de bepaling van de zorg die [minderjarige] thans nodig heeft. Dat het indicatiebesluit een onbepaalde geldingsduur heeft maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de kinderrechter verzet de strekking van het indicatiebesluit – het zo precies mogelijk aanduiden van de vereiste zorg – zich in het algemeen tegen een onbeperkte gelding van dit besluit. Dit geldt te temeer als de geïndiceerde zorg, zoals in dit geval, rechtstreeks raakt aan het belang van de moeder om met haar kind herenigd te worden en de moeder, naar tussen partijen niet in geding is, goede vorderingen maakt om deze hereniging op termijn te verwezenlijken.
De kinderrechter heeft verzoekster ter zitting in de gelegenheid gesteld uiterlijk 19 september 2008 een nieuw (recent) indicatiebesluit in te dienen. Voorts is ter zitting afgesproken dat de advocaat van de moeder daarna tot 24 september 2008 de gelegenheid krijgt op dat indicatiebesluit te reageren. De kinderrechter zal uiterlijk 25 september 2008 op het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing beslissen.”
Verzoekster heeft de kinderrechter op 18 september 2008 een nieuw indicatiebesluit doen toekomen en een afschrift van dit besluit aan de advocaat van de moeder verzonden. De moeder heeft bij faxbericht van 24 september 2008 een reactie op het indicatiebesluit ingediend.
In het indicatiebesluit heeft verzoekster uiteengezet dat, na een eerste gewenningsfase in het pleeggezin, zichtbaar is geworden dat [minderjarige] baat heeft bij de regelmaat, de duidelijkheid, de voorspelbaarheid, de aandacht en stimulans die zij van haar pleegouders krijgt. [minderjarige] doet het redelijk goed op school, heeft daar vriendinnetjes en voelt zich geborgen en veilig bij haar pleegouders. Voor wat de contacten tussen moeder en [minderjarige] betreft heeft verzoekster aangegeven dat de moeder (nog immer) te maken heeft met omvangrijke en structurele psychische problemen, waardoor zij [minderjarige] niet de structuur, dagritme, begrenzing en stimulans kan bieden die nodig zijn bij [minderjarige]’s leeftijd en mogelijkheden. Volgens verzoekster ontbreekt het de moeder daarnaast aan voorbeelden uit haar jeugd, respectievelijk vaardigheden die nu nodig zijn om een kind op te voeden en die nodig zijn om hechting en een positieve psychosociale ontwikkeling van [minderjarige] tot stand te brengen. Volgens verzoekster betreft dit een structureel probleem en is dit een reden voor een langdurige uithuisplaatsing.
Verzoekster vermeldt voorts dat “moeder [….] e.e.a. erg licht [lijkt] in te schatten en doet of haar persoonlijke situatie respectievelijk [minderjarige]’s ontwikkeling niet zorgelijk of ernstig zijn. Bovenstaande besproken augustus 2008 met moeder en behandelaar, dat nog veel tijd nodig is voordat moeder echt goed in haar vel zal zitten, dat de plaatsing van [minderjarige] nog jaren gaat duren en dat moeder voor alles de plaatsing van [minderjarige] blijft steunen”. Waarna vervolgens tevens wordt vermeld: “ter zitting OTS dd sept 2008 blijkt de onvoorspelbaarheid en wisseling van moeders gedrag; zij bestrijdt de noodzaak van een OTS, zij vraagt de Rechtbank [minderjarige] over enkele maanden thuis te plaatsen en gaat volledig voorbij aan de gewenste ontwikkeling, en de mogelijke verstoringen daarop, van [minderjarige]; de moeder reageert vanuit haar eigen wens tot behoeftebevrediging”.
In zijn schriftelijke reactie op het indicatiebesluit heeft de advocaat van de moeder allereerst aangevoerd dat het nieuwe indicatiebesluit niet met moeder is besproken. Voorts is aangevoerd dat de moeder uit zichzelf is begonnen met het volgen van behandeling (in de Mondriaan Zorggroep), dat deze goed is verlopen en dat zij op korte termijn een behandeling traumaverwerking zal beginnen. Volgens de moeder is verzoekster ten onrechte aan deze positieve ontwikkeling voorbijgegaan. Volgens de moeder is pertinent onjuist dat zij zich ter zitting van 11 september 2008 verzet zou hebben tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij benadrukt dat (ook) het doel van de huidige maatregelen is dat er uiteindelijk hereniging tussen haar en [minderjarige] kan plaatsvinden. De moeder blijft erbij dat de uithuisplaatsing slechts voor een half jaar dient te worden uitgesproken. Zij verwacht dat de behandeling in verband met de traumaverwerking tegen het einde van deze periode zal zijn afgelopen en dat haar zaak dan opnieuw, in dat licht, beoordeeld moet worden.
De kinderrechter stelt voorop dat het indicatiebesluit een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat brengt mee dat verzoekster bij de totstandkoming van het indicatiebesluit onder meer gehouden is de in afdelingen 3.2 en 3.7 van de Awb opgenomen zorgvuldigheids- en motiveringsvereisten in acht te nemen. Hoewel de kinderrechter er, gelet op de korte tijd die verzoekster restte voor het nemen van een nieuw indicatiebesluit, wel enig begrip voor kan opbrengen dat dit niet is geschied, is de kinderrechter van oordeel dat artikel 3:2 van de Awb meebrengt dat verzoekster de moeder in het kader van de voorbereiding van het nieuwe indicatiebesluit had moeten horen. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de hiervoor geciteerde overwegingen van verzoekster niet bijdragen aan een deugdelijke motivering van het indicatiebesluit, zoals voorgeschreven door artikel 3:46 van de Awb. Dat de moeder zich tijdens een in augustus 2008 met haar gehouden gesprek mogelijk akkoord verklaarde met de uithuisplaatsing voor lange duur van [minderjarige] en hierop ter zitting van 11 september 2008 gedeeltelijk terugkwam, kan naar het oordeel van de kinderrechter bezwaarlijk worden aangemerkt als (weer een) voorbeeld van moeders wispelturigheid en onvermogen de belangen van [minderjarige] in te zien. De moeder heeft voorts terecht aangevoerd dat zij zich, ook ter zitting van 11 september 2008, in het geheel niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling heeft verzet.
Al het voorgaande brengt mee dat de kinderrechter de termijn waarmee de uithuisplaatsing van [minderjarige] wordt verlengd zal beperken tot een half jaar, opdat tegen het einde van deze periode opnieuw een beoordeling van deze maatregel kan plaatsvinden, met inachtneming van alle belangen, waaronder in het bijzonder die van [minderjarige], maar wel rekening houdend met een mogelijke verbetering van de psychische toestand van de moeder die een uitbreiding van haar contacten met [minderjarige] zou kunnen rechtvaardigen.
- 3.
Beslissing:
Verlengt de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige gedurende dag en nacht bij pleegouders met ingang van 28 september 2008 voor de tijd van zes maanden.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.E. Bakker, kinderrechter en in het openbaar op 25 september 2008 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
PT
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
- a.
door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
- b.
door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.