HR, 09-04-2013, nr. 12/05159
ECLI:NL:HR:2013:BZ6524
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-04-2013
- Zaaknummer
12/05159
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BZ6524
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ6524, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑04‑2013; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2730, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ6524
ECLI:NL:PHR:2013:BZ6524, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 19‑03‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ6524
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2730
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑04‑2013
Inhoudsindicatie
HR: 80a RO.
9 april 2013
Strafkamer
nr. S 12/05159
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 3 februari 2012, nummer 20/001825-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.W. Weehuizen, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013.
Conclusie 19‑03‑2013
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 12/05159
Mr. Vellinga
Zitting: 19 maart 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het beroep in cassatie van verdachte heeft betrekking op een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 3 februari 2012.
2.
Het middel bevat klachten van diverse aard.
3.
De klacht dat de verdachte gelet op de bewezenverklaring twee keer voor hetzelfde feit is veroordeeld en derhalve het beginsel ne bis in idem is geschonden vindt geen steun in het recht, en wel reeds daarom niet omdat het Hof heeft overwogen dat de feiten in eendaadse samenloop zijn gepleegd en ingevolge art. 55 lid 1 Sr dus slechts die strafbepaling wordt toegepast waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
4.
De klacht dat medeplegen van poging tot doodslag niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid miskent dat het Hof zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk heeft overwogen dat verdachte tezamen met zijn mededaders, [betrokkene 1 en 2] heeft geslagen en geduwd, en toen deze op de grond lagen, heeft geschopt en getrapt, hetgeen een bewuste en nauwe samenwerking impliceert, en zich niet van het handelen van zijn mededaders heeft gedistantieerd.
5.
De klacht dat de straf onvoldoende is gemotiveerd stuit af op de vrijheid van de feitenrechter bij de keuze en de waardering van de feiten die bij de straftoemeting in aanmerking worden genomen.
6.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
7.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG