Zie ook het, door mij opgevraagde, ‘overdrachtsformulier goederen’ van 19 februari 2009, opgemaakt door [verbalisant], opperwachtmeester der Koninklijke Mareschaussee Schiphol, binnen gekomen per email op 15 december 2010.
HR, 29-03-2011, nr. 09/04277 B
ECLI:NL:HR:2011:BP0455
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-03-2011
- Zaaknummer
09/04277 B
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BP0455
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP0455, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑03‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP0455
ECLI:NL:PHR:2011:BP0455, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑01‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP0455
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Beslag, beklag. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat geen toepassing is gegeven aan art. 116.3 Sv. HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit HR NJ 1996/526 en voegt daaraan toe dat de omstandigheid dat de betreffende passen inmiddels zijn vernietigd het daarin bepaalde niet anders maakt, zodat de klager kan worden ontvangen in zijn beroep. HR wijst tussenbeschikking om AG, die concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring, alsnog in de gelegenheid te stellen zich over de middelen uit te laten.
29 maart 2011
Strafkamer
Nr. 09/04277 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem van 3 september 2009, nummer RK 09/830, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben mr. J. Kuijper en mr. M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het beroep is gericht tegen een beschikking die is gegeven op het klaagschrift van de klager dat - onder verwijzing naar art. 552a Sv - strekte tot teruggave aan hem van een Schiphol-pas en een KLM-pas. Een op dat klaagschrift geplaatst stempel houdt in dat het op 30 juni 2009 is ingekomen op de griffie van de Rechtbank. Dat klaagschrift is door de Rechtbank op 20 augustus 2009 behandeld, waarna de Rechtbank op 3 september 2009 de bestreden beschikking heeft gegeven waarbij het beklag ten aanzien van de inbeslaggenomen Schiphol-pas ongegrond is verklaard en de klager ten aanzien van de KLM-pas niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klaagschrift.
2.2. Uit door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen, zoals in de conclusie vermeld, blijkt dat onder de klager een KLM-pas en een Schiphol-pas in beslag zijn genomen, en dat deze op 29 januari 2009 aan de KLM respectievelijk op 19 februari 2009 aan Amsterdam Airport Security zijn teruggegeven en dat die passen inmiddels zijn vernietigd.
2.3. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat geen toepassing is gegeven aan art. 116, derde lid, Sv. Onder deze omstandigheden moet het ervoor worden gehouden dat het onderhavige beklag het rechtskarakter heeft van een beklag omtrent het voornemen van de Officier van Justitie om in afwijking van de hoofdregel van art. 116 Sv de inbeslaggenomen voorwerpen aan een ander dan de beslagene (de klager) te doen teruggeven, alsof deze teruggave nog niet had plaatsgevonden (vgl. HR 30 januari 1996, NJ 1996/526). De omstandigheid dat de passen inmiddels zijn vernietigd maakt dat niet anders.
2.4. De klager kan derhalve in zijn beroep worden ontvangen.
3. Slotsom
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager. Nu de Hoge Raad de klager wel ontvankelijk acht in zijn beroep en de voorgestelde middelen bespreking behoeven, behoort de Advocaat-Generaal in de gelegenheid te worden gesteld zich alsnog uit te laten over de middelen. Daartoe dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 5 april 2011;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 maart 2011.
Conclusie 04‑01‑2011
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
Het cassatieberoep richt zich tegen de beschikking van de rechtbank te Haarlem van 3 september 2009 waarbij het beklag strekkende tot teruggave aan klager van een inbeslaggenomen Schipholpas ongegrond is verklaard en waarbij klager voorts niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klaagschrift voor zover dat betrekking heeft op een KLM-pas.
2.
Namens klager hebben mrs. J. Kuijper en M. Mulder, beiden advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingezonden houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Aan een bespreking van de middelen kom ik niet toe gelet op het volgende.
3.2.
Het gaat in deze zaak om een KLM-pas en een Schipholpas, die op 27 januari 2009 wegens verdenking ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met art. 2, onder A, van de Opiumwet op of omstreeks 27 november 2008, onder klager in beslag zouden zijn genomen. Buiten kijf staat dat klager zelf geen eigenaar is van voornoemde passen, maar dat zij eigendom zijn van respectievelijk de KLM en Amsterdam Airport Security (AAS; pasuitgiftebureau). Op 30 juni 2009 is een klaagschrift als bedoeld in art. 552a lid 1 Sv binnengekomen bij de rechtbank, strekkende tot teruggave van de twee inbeslaggenomen passen aan klager. Dat klaagschrift is op 20 augustus 2009 door de rechtbank behandeld, waarna de rechtbank op 3 september 2009 de bestreden beschikking heeft gegeven waarbij het beklag ten aanzien van de KLM-pas niet-ontvankelijk is verklaard, omdat niet is gebleken dat deze onder klager in beslag is genomen, en ten aanzien van de Schipholpas ongegrond is verklaard.
3.3.
Telefonische navraag bij het openbaar ministerie, afdeling Zwacri KMar Schiphol, heeft het volgende opgeleverd. Bevestigd wordt dat destijds bij de doorzoeking in de woning van de klager naast een Schipholpas ook een KLM-pas in beslag is genomen, zoals door klager is betoogd. Reeds op 29 januari 2009 is de KLM-pas teruggegeven aan de KLM en op 19 februari 2009 is de Schipholpas teruggegeven aan Amsterdam Airport Security1.. Voorts is medegedeeld dat beide passen inmiddels zijn vernietigd2. en dat aan klager op 15 juni 2010 door de KLM een nieuwe KLM-pas is verstrekt.3.
3.4.
In cassatie moet er derhalve van worden uitgegaan dat beide passen waarover de klager zich thans wenst te beklagen na teruggave aan de desbetreffende eigenaren zijn vernietigd. Dit betekent dat klager geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep tegen de beschikking van de rechtbank, zodat hij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.4.
4.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn cassatieberoep.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑01‑2011
De precieze data waarop de passen zijn vernietigd zijn mij onbekend gebleven.
Zie ook het emailbericht d.d. 16 december 2010 van een medewerker van Zwacri KMar Schiphol, waarin e.e.a. schriftelijk is bevestigd betreffende de gang van zaken omtrent de inbeslaggenomen passen.
Vgl. bijv. HR 2 november 2010, LJN BN7047.