Rb. Arnhem, 01-03-2011, nr. AWB 10/2930
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ0036
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
01-03-2011
- Zaaknummer
AWB 10/2930
- LJN
BQ0036
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ0036, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 01‑03‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NTFR 2011/1610 met annotatie van Mr. S.K.A. Efstratiades
Uitspraak 01‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Uit artikel 7:15 van de Awb noch uit enig ander artikel van die wet kan, worden afgeleid dat uitsluitend kosten kunnen worden vergoed waarvoor specifiek om een vergoeding is gevraagd. Dat geldt in het bijzonder niet voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, nu deze forfaitair van aard zijn. Enkel vereist is dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt gedaan voordat door het bestuursorgaan op het bezwaar is beslist.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/2930
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 1 maart 2011
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Rheden, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld voor het kalenderjaar 2010 op € 503.000.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 juni 2010 de waarde verminderd tot € 466.000.
Eiser heeft daartegen bij brief van 2 augustus 2010, ontvangen door de rechtbank op 5 augustus 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verstrekt aan eiser.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2011 te Arnhem. Namens eiser is verschenen [gemachtigde]. Namens verweerder is, met kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen.
2. Feiten
Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 466.000. Verweerder heeft daarbij aan eiser een proceskostenvergoeding van € 604,70 toegekend. Deze vergoeding is als volgt gespecificeerd:
- -
Indienen bezwaarschrift € 218,00
- -
Taxatierapport (incl. BTW) € 380,80
- -
Kadastrale uittreksels € 5,90
Namens eiser is tegen deze uitspraak op bezwaar beroep aangetekend.
3. Geschil
In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep en het antwoord op de vraag of eiser in aanmerking komt voor een vergoeding van de kosten voor de hoorzitting in de bezwaarprocedure.
4. Beoordeling van het geschil
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk dient te worden verklaard als gevolg van het ontbreken van een fiscaal of financieel belang.
Eiser heeft [gemachtigde] gemachtigd om op “no cure no pay” basis zijn belangen te behartigen.
Eiser en [gemachtigde] zijn onder meer het volgende overeengekomen:
“(…). Indien de opdracht niet wordt afgewezen zijn de kosten van de dienstverlening 25% van de totale gerealiseerde lokale lastenvermindering (excl. BTW) voor zover WOZ-consultants door de gemeente of de rechterlijke macht in het gelijk wordt gesteld (‘no cure no pay’-beginsel). De kosten die door WOZ-consultants of de externe deskundige worden gemaakt, worden door WOZ-consultants aan de opdrachtgever gecommuniceerd en zullen conform de wettelijke bepalingen op de gemeente worden verhaald. Ook hier geldt het ‘no cure no pay’-beginsel. (…).”
Het vorenstaande brengt mee dat indien de procedure wordt gewonnen, er proceskosten zullen worden gemaakt voor het inschakelen van [gemachtigde]. [gemachtigde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat aan eiser een vergoeding in rekening zal worden gebracht. Hieruit volgt dat eiser kosten maakt voor rechtsbijstand in de bezwaarprocedure zodat hij een belang heeft bij deze procedure. De stelling van verweerder dient te worden verworpen.
Verweerders stelling dat [gemachtigde] niet gevolmachtigd is om een verzoek om proceskostenvergoeding in te dienen, snijdt geen hout. Dat [gemachtigde] een verzoek om proceskostenvergoeding kan indienen volgt immers reeds uit het feit dat hij door eiser gemachtigd is om hem zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen in alle aangelegenheden aangaande de lokale belastingen alsmede de daarop vermelde WOZ beschikking. De resterende tekst van de volmacht kan daaraan niet afdoen.
Proceskostenvergoeding hoorzitting
Verweerder heeft zich in het verweerschrift subsidiair op het standpunt gesteld dat ten onrechte geen proceskostenvergoeding voor de hoorzitting heeft plaatsgevonden.
In zijn nader stuk van 26 januari 2011 stelt hij zich daarentegen op het standpunt dat aan eiser geen proceskostenvergoeding toekomt voor de hoorzitting, omdat niet is verzocht om vergoeding van die kosten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit artikel 7:15 van de Awb noch uit enig ander artikel van die wet, worden afgeleid dat uitsluitend kosten kunnen worden vergoed waarvoor specifiek om een vergoeding is gevraagd. Dat geldt in het bijzonder niet voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, nu deze forfaitair van aard zijn. Enkel vereist is dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt gedaan voordat door het bestuursorgaan op het bezwaar is beslist. Nu in het onderhavige geval aan die voorwaarde is voldaan, heeft eiser recht op vergoeding van de door hem gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daaronder valt derhalve ook een vergoeding voor het bijwonen van de hoorzitting. De rechtbank zal daarvoor daarom, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, een vergoeding toekennen van € 218 (1 punt met een wegingsfactor 1).
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Verweerders stelling dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten van het beroep moet worden afgewezen, omdat dit voor eiser kosteloos plaatsvindt, moet worden verworpen. Dat het beroep voor eiser kosteloos plaatsvindt, blijkt immers niet uit de door verweerder in het verweerschrift aangehaalde passage van de website van [gemachtigde]. Daaruit blijkt slechts dat eiser aan [gemachtigde] geen vergoeding hoeft te betalen als de procedure niet wordt gewonnen. [gemachtigde] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat als de procedure wordt gewonnen aan eiser een vergoeding in rekening zal worden gebracht. Nu het beroep gegrond is verklaard heeft eiser derhalve recht op een vergoeding van de proceskosten zoals hierboven weergegeven.
6. Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding inzake de hoorzitting;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten voor de hoorzitting ten bedrage van € 218;
- -
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding inzake de hoorzitting;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten inzake het beroep van eiser ten bedrage van € 874;
- -
gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. L.B.M. Klein Tank, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 1 maart 2011
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.