Einde inhoudsopgave
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 6.33 Niet op radar varende schepen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
14-10-2015, Stb. 2015, 395 (uitgifte: 04-11-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2015, Stb. 2015, 524 (uitgifte: 21-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Voor een schip en een samenstel die niet op radar varen geldt:
- a.
Een alleenvarend schip en een schip aan boord waarvan zich de schipper van een samenstel bevindt moeten als mistsein één lange stoot geven. Dit sein moet worden herhaald met tussenpozen van ten hoogste één minuut.
- b.
Het schip moet voorop een uitkijk hebben, die zich of binnen gezichts- of gehoorsafstand van de schipper bevindt of een spreekverbinding met hem heeft. Bij een samenstel behoeft alleen het voorste schip een uitkijk te hebben. Dit is niet van toepassing op een klein schip of een veerpont.
- c.
Wanneer het schip via marifoon door een ander schip wordt aangeroepen, moet het per marifoon antwoorden en opgeven: zijn naam, zijn positie, zijn vaarrichting en of het een groot schip, een klein schip, een snel schip of een bovenmaats schip is. Het moet daarna met het andere schip het voorbijvaren afspreken.
- d.
Wanneer het schip andere schepen bemerkt waarmee geen marifooncontact tot stand komt moet het:
- 1°
indien het zich in de nabijheid van een oever bevindt, deze oever aanhouden en, zo nodig, vaart minderen dan wel gaan stilliggen, totdat het voorbijvaren heeft plaatsgevonden;
- 2°
indien het zich niet in de nabijheid van een oever bevindt, het vaarwater zo veel mogelijk en zo snel mogelijk vrijmaken.
2.
Een varend klein schip dat op een andere vaarweg dan de op de in bijlage 9 vermelde vaarwegen vaart en dat is uitgerust met een marifooninstallatie voor de kanalen voor het schip--schipverkeer en de nautische informatie moet uitluisteren op het daartoe aangewezen kanaal en aan andere schepen de nodige inlichtingen ter verzekering van de veiligheid van de scheepvaart geven.
3.
Een niet op radar varend klein schip is niet verplicht het in het eerste lid bedoelde mistsein te geven, doch het mag dit sein geven. Het sein mag worden herhaald.