Rb. Den Haag, 04-04-2017, nr. AWB - 16 , 4502
ECLI:NL:RBDHA:2017:3505
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
04-04-2017
- Zaaknummer
AWB - 16 _ 4502
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:3505, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 04‑04‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 04‑04‑2017
Inhoudsindicatie
De Uitvoeringsregeling Backpay van 2015 voorziet in een eenmalige uitkering op morele gronden als finale financiële tegemoetkoming voor niet uitbetaalde salarissen aan de ambtenaar of militair die ten tijde van de Japanse bezetting in dienst was van het Nederlands-Indische Gouvernement. Recht op backpay heeft de ambtenaar of militair (belanghebbende) die op 15 augustus 2015 (peildatum) nog in leven was. Indien deze op of na deze peildatum is overleden hebben diens erfgenamen recht op backpay. Nu de vader van verzoekster als erfgenaam al was overleden voor de peildatum, wordt niet voldaan aan de voorwaarden van de regeling. Er is geen sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Ook al was een andere keuze denkbaar de gekozen peildatum kan niet als onredelijk worden beschouwd.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/4502
uitspraak van de meervoudige kamer van 4 april 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
en
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Vooijs).
Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een eenmalige uitkering op grond van de Uitkeringsregeling Backpay afgewezen.
Bij besluit van 29 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 februari 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door [persoon 1] en [persoon 2] van de Indische Gemeenschap. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1.1
Eiseres heeft een uitkering gevraagd als erfgenaam van haar vader, [persoon 3] , die is overleden op 1 oktober 2004. Haar vader was in de Tweede Wereldoorlog KNIL-militair in dienst van de Nederlandse overheid en hij heeft aan de Birma spoorlijn moeten werken. Hij heeft hier geen salaris voor ontvangen.
1.2
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de regeling, nu haar vader op de peildatum, 15 augustus 2015, niet meer in leven was.
1.3
Eiseres kan zich niet vinden in de afwijzing. Zij heeft aangevoerd dat de in de Uitkeringsregeling Backpay vervatte peildatum van 15 augustus 2015 discutabel is. De afwijzing van haar aanvraag, omdat haar vader voor die datum is overleden, is dan ook onhoudbaar. Het is niet aan de belanghebbenden of hun erfgenamen te wijten dat de Nederlandse overheid pas zo laat, 70 jaar na beëindiging van de Tweede Wereldoorlog, een regeling heeft getroffen. De regeling is volgens eiseres discriminerend en in strijd met onder meer artikel 1 van de Grondwet en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). Door het gemaakte onderscheid worden de erfgenamen van deze belanghebbenden anders behandeld dan erfgenamen van militairen in Nederlandse dienst. Die behouden immers recht op achterstallig salaris. Ook de KNIL-militairen die voor de peildatum zijn overleden, althans hun erfgenamen, hebben recht op uitbetaling van achterstallig salaris. Ter zitting hebben [persoon 1] en [persoon 2] geschetst hoe de overheid vanaf 1945 is omgegaan met de Indische kwestie en zij hebben hun verontwaardiging uitgesproken dat de zaak nog steeds niet is opgelost.
2. De Uitkeringsregeling Backpay van 16 december 2015 bevat regels met betrekking tot het toekennen van een eenmalige uitkering aan de persoon die als ambtenaar of militair ten tijde van de Japanse bezetting in dienst was van het Nederlands-Indisch Gouvernement en aan wie gedurende de Japanse bezetting in de periode van 8 maart 1942 tot 15 augustus 1945 geen dan wel niet volledig salaris is uitbetaald (de belanghebbende in de zin van de regeling, op grond van artikel 1 onder d).
Op grond van artikel 1 onder c van de Uitkeringsregeling Backpay wordt onder backpay verstaan een eenmalige uitkering van netto € 25.000,00 - op morele gronden - als finale financiële tegemoetkoming voor niet uitbetaalde salarissen aan belanghebbende.
Recht op backpay heeft op grond van artikel 3 van de Uitkeringsregeling Backpay de belanghebbende die:
a. op 15 augustus 2015 in leven was;
b. niet door de rechter is veroordeeld wegens collaboratie met de Japanners;
c. gedurende (een deel van) de Japanse bezetting niet de Japanse nationaliteit heeft bezeten.
2. Indien de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, op of na 15 augustus 2015 is overleden hebben diens erfgenamen recht op backpay.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De Uitkeringsregeling Backpay kent een lange geschiedenis. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het standpunt van de Nederlandse regering (steeds) was dat Nederlands-Indië een apart gebiedsdeel was met een eigen rechtspersoonlijkheid en een eigen begroting, zodat de salarisaanspraken van ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch Gouvernement gedurende de Japanse bezetting en in de periode van 8 maart 1942 tot 15 augustus 1945 geen dan wel geen volledig salaris hebben gekregen, tot de financiële verplichtingen behoorden van het Indisch Gouvernement en niet tot die van de Nederlandse Staat en dat die daar ook niet op zijn overgegaan. Bestaande salarisaanspraken zijn overgegaan op Indonesië. Procedures met als inzet dat de Staat der Nederlanden alsnog dit salaris betaalt hebben niet tot het gewenste resultaat geleid, omdat werd vastgesteld dat de staat daar niet toe gehouden was.
3.2.
Vanaf 1945 is gesproken over erkenning en genoegdoening in verband met de Indische kwestie. Echter bleef een oplossing hiervoor uit. In 1981 kwam de wet Uitkering Indische Geïnterneerden tot stand. Deze wet voorzag in een eenmalige uitkering van 7.500 gulden voor alle door de Japanners geïnterneerde kostwinners of, in geval van hun overlijden, hun partners, die zich nadien in Nederland hadden gevestigd. Ambtenaren die niet waren geïnterneerd kwamen niet voor een uitkering in aanmerking. In 2000 stelde de overheid via Het Gebaar een schadeloosstelling ter beschikking voor de kille ontvangst van de naoorlogse repatrianten in Nederland. Naast de genoemde regelingen bestaan specifieke uitkeringswetten voor oorlogsgetroffenen. Erkend wordt dat desondanks, de verschillende regelingen - door de gemaakte afbakening in doelgroep, gekozen omvang van vergoeding en emoties daarbij - het gevoel van onrecht niet volledig weg konden nemen
3.3.
Uit onder meer de brieven aan de Tweede Kamer van 12 januari 2007 (Kamerstuk 20 454 nr. 82), 28 april 2011 (Kamerstuk 20 454, nr. 103), 12 oktober 2015 (Kamerstuk 20454 nr. 113) en 3 november 2015 (Kamerstuk 20 454, nr. 115) van de staatssecretaris van Volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) en de toelichting bij de Uitkeringsregeling Backpay blijkt dat hoewel jarenlang overleg is gevoerd met onder meer het Indisch Platform, door een combinatie van morele, juridische en budgettaire overwegingen, een integrale en voor alle betrokkenen bevredigende oplossing voor de Indische kwestie niet mogelijk is gebleken. Ook vanuit het besef van de inmiddels zeer hoge leeftijd van de doelgroep, heeft men uiteindelijk tot een snelle, passende afronding willen komen. Hiertoe heeft de regering, in overleg met het Indisch Platform, besloten tot het toekennen van een eenmalige uitkering van € 25.000,00, als morele genoegdoening. De in artikel 3, tweede lid, van de Uitkeringsregeling Backpay neergelegde peildatum van 15 augustus 2015 is een symbolische datum: exact 70 jaar eerder vond de capitulatie van Japan plaats.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat de backpay uitkering een onverplichte tegemoetkoming betreft. Daarbij komt de overheid een grote mate van vrijheid toe. De toetsing door de rechtbank is dan ook een terughoudende.
3.5.
Het onderscheid tussen wie wel en wie geen aanspraak kan maken op de eenmalige uitkering Backpay bestaat er uit dat de doelgroep is beperkt tot de eerste generatie, die zelf in dienst was van het Nederlands-Indisch Gouvernement gedurende de Japanse bezetting, niet door de rechter is veroordeeld wegens collaboratie met de Japanners of gedurende (een deel van) de Japanse bezetting de Japanse nationaliteit bezat, én nog in leven was op 15 augustus 2015, 70 jaar na de Japanse capitulatie. Uit die keuze volgt dat erfgenamen van deze personen alleen in aanmerking komen indien de overlijdensdatum is gelegen op of na 15 augustus 2015. De erfgenamen zijn geen zelfstandige doelgroep.
3.6.
Nu de regeling niet gebaseerd is op een wettelijke grondslag kan, gelet op hetgeen is uiteengezet in 3.1, een gelijkstelling met erfgenamen van militairen in Nederlandse dienst om die reden niet. Van ongelijke behandeling van gelijke gevallen is geen sprake.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat het in de regeling gemaakte onderscheid evenmin op andere gronden in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het discriminatieverbod brengt niet met zich mee dat elke ongelijke behandeling van gelijke gevallen verboden is. Met de peildatum van 15 augustus 2015 wordt geen onderscheid gemaakt op basis van aangeboren kenmerken zoals geslacht, ras en etnische afkomst of godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid. Tenzij de keuzes van de regelgever van redelijke grond ontbloot zijn, dienen in dat geval deze keuzes te worden geëerbiedigd. De regeling, en de daarin opgenomen hoogte van het uitkeringsbedrag en peildatum, is onder meer het resultaat van budgettaire afwegingen. Daarbij is een peildatum is naar zijn aard arbitrair, maar is deze datum uiteindelijk tot stand gekomen in overleg met de belangenorganisaties die steeds zijn opgekomen voor een regeling.
3.8.
De rechtbank begrijpt dat de afwijzing van de aanvraag om een eenmalige uitkering van eiseres als erfgenaam van haar vader onrechtvaardig voelt, vanwege het enkele feit dat haar vader voor de peildatum al was overleden terwijl hij net als de op de peildatum nog in leven zijnde KNIL-militairen tijdens de Japanse bezetting geen salaris heeft gekregen. Een andere keuze voor een eerdere peildatum of een andere opstelling van de overheid was zeker denkbaar geweest. Echter kan de gekozen peildatum van 15 augustus 2015 niet als onredelijk worden beschouwd.
3.9.
Nu de vader van eiseres al was overleden vóór de peildatum wordt niet voldaan aan de voorwaarden om voor een eenmalige uitkering in aanmerking te komen op grond van de Uitkeringsregeling Backpay. Verweerder heeft de aanvraag dan ook op goede gronden afgewezen.
3.10.
Het beroep is ongegrond.
3.11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzitter, en mr. A.E. Dutrieux en mr. A.G.J. van Ouwerkerk, leden, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2017.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.