Kamerstukken II 1993-1994, 23 692, nr. 3, pag. 5-6.
HR, 17-03-2015, nr. 14/04281
ECLI:NL:HR:2015:640, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-03-2015
- Zaaknummer
14/04281
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:640, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑03‑2015; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:228, Contrair
ECLI:NL:PHR:2015:228, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:640, Contrair
- Wetingang
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0137
NbSr 2015/98
Uitspraak 17‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Art. 116.2 aanhef, 552a.1 Sv en art. 5:18 BW. Door klager afstand gedaan van de inbeslaggenomen auto? Klager is derde belanghebbende. I.c. gaat het niet om de vraag of de beslagene afstand heeft gedaan van de auto, zodat art. 116.2 Sv niet van toepassing is. Ingevolge art. 5:18 BW wordt de eigendom van een roerende zaak verloren indien de eigenaar het bezit prijsgeeft met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen. Het afstand doen van het eigendomsrecht kan worden afgeleid uit een verklaring van de eigenaar waarin deze zijn wil om de eigendom prijs te geven heeft geopenbaard (art. 3:33 BW), hetgeen - nu niet anders is bepaald - overeenkomstig art. 3:37 BW vormvrij kan geschieden. Het oordeel van de Rb dat klager, door tegenover de verbalisanten te verklaren dat hij de auto niet meer terug wil hebben, zijn wil tot uiting heeft gebracht afstand te doen van de auto geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het niet onderteken door klager van het p-v inhoudende zijn tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring noopt niet tot een andere conclusie. CAG: anders.
Partij(en)
17 maart 2015
Strafkamer
nr. S 14/04281 B
ABO/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam van 18 juli 2014, nummer RK 14/2024, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. B.R. Koenders, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank de klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klaagschrift.
2.2.
De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
-relevante feiten-
Op 17 oktober 2013 negeert een bestuurder van een Volkswagen Golf een stopteken. De bestuurder, die ambtshalve herkend is als [betrokkene], is uit de auto gevlucht om aan zijn staande houding te ontkomen en beschikt niet over enig rijbewijs. Ambtshalve is bij verbalisanten bekend dat klager [betrokkene] geregeld in zijn auto laat rijden.
Vervolgens wordt op 22 oktober 2013 onder beslagene voornoemd voorwerp inbeslaggenomen.
De officier van justitie heeft verklaard dat klager in onderhavige zaak op 23 oktober 2013 als getuige is gehoord en in dit verhoor afstand heeft gedaan van de auto. Uit de RDW registerstaat, peildatum 3 maart 2014, blijkt dat de personenauto is gesloopt.
De raadsman heeft in raadkamer verklaard dat klager eigenaar van de auto was. De afstandsverklaring in het getuigenverhoor was geen weloverwogen beslissing. Klager heeft het proces-verbaal van verhoor niet getekend. Klager wilde de auto voor € 750,- verkopen. Nu de auto niet meer teruggegeven kan worden, dient klager de vervangende waarde van de auto te ontvangen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het proces-verbaal van verhoor getuige van 23 oktober 2013 blijkt dat klager afstand heeft gedaan van de personenauto. De omstandigheid dat het proces-verbaal niet door klager is ondertekend, doet hieraan niet af.
Naar het oordeel van de rechtbank dient klager niet langer als belanghebbende of rechthebbende in de zin van artikel 552a lid 1 Sv te worden aangemerkt.
Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat klager in zijn beklag niet-ontvankelijk dient te worden verklaard."
2.3.
Voor zover het middel steunt op de opvatting dat de Rechtbank heeft miskend dat de klager niet op de in art. 116, tweede lid aanhef, Sv voorgeschreven wijze afstand heeft gedaan van de inbeslaggenomen auto, kan het niet tot cassatie leiden omdat het berust op een onjuiste rechtsopvatting. Art. 116, tweede lid aanhef, Sv stelt de eis dat degene bij wie het voorwerp is inbeslaggenomen daarvan schriftelijk afstand moet hebben gedaan jegens de in dat artikellid genoemde functionaris indien de officier van justitie ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp wil handelen op de in deze bepaling onder a, b, of c bedoelde wijze. In de onderhavige zaak gaat het niet om de vraag of [betrokkene], de beslagene, afstand heeft gedaan van de auto. Art, 116, tweede lid, Sv is derhalve niet van toepassing.
2.4.
Het door de klager op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift strekt tot teruggave aan hem van de onder [betrokkene] inbeslaggenomen auto. Ingevolge het eerste lid van deze bepaling kan een belanghebbende zich schriftelijk beklagen over het uitblijven van een last tot teruggave.
2.5.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de klager niet langer als belanghebbende in de zin van art. 552a, eerste lid, Sv kan worden aangemerkt, omdat de klager afstand heeft gedaan van de inbeslaggenomen auto waarvan hij stelt eigenaar te zijn. Ingevolge art. 5:18 BW wordt de eigendom van een roerende zaak verloren indien de eigenaar het bezit prijsgeeft met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen. Het afstand doen van het eigendomsrecht kan worden afgeleid uit een verklaring van de eigenaar waarin deze zijn wil om de eigendom prijs te geven heeft geopenbaard (art. 3:33 BW), hetgeen - nu niet anders is bepaald - overeenkomstig art. 3:37 BW vormvrij kan geschieden. Het oordeel van de Rechtbank dat de klager, door tegenover de verbalisanten te verklaren dat hij de auto niet meer terug wil hebben, zijn wil tot uiting heeft gebracht afstand te doen van de auto, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Dat de klager het proces-verbaal inhoudende zijn tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring niet heeft ondertekend, noopt niet tot een andere conclusie. Ook in zoverre is het middel tevergeefs voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2015.
Conclusie 20‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Art. 116.2 aanhef, 552a.1 Sv en art. 5:18 BW. Door klager afstand gedaan van de inbeslaggenomen auto? Klager is derde belanghebbende. I.c. gaat het niet om de vraag of de beslagene afstand heeft gedaan van de auto, zodat art. 116.2 Sv niet van toepassing is. Ingevolge art. 5:18 BW wordt de eigendom van een roerende zaak verloren indien de eigenaar het bezit prijsgeeft met het oogmerk zich van de eigendom te ontdoen. Het afstand doen van het eigendomsrecht kan worden afgeleid uit een verklaring van de eigenaar waarin deze zijn wil om de eigendom prijs te geven heeft geopenbaard (art. 3:33 BW), hetgeen - nu niet anders is bepaald - overeenkomstig art. 3:37 BW vormvrij kan geschieden. Het oordeel van de Rb dat klager, door tegenover de verbalisanten te verklaren dat hij de auto niet meer terug wil hebben, zijn wil tot uiting heeft gebracht afstand te doen van de auto geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het niet onderteken door klager van het p-v inhoudende zijn tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring noopt niet tot een andere conclusie. CAG: anders.
Nr. 14/04281B
Mr. Harteveld
Zitting 20 januari 2015
Conclusie inzake:
[klager]
1. De Rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 18 juli 2014 het beklag van klager ex art. 552a Sv strekkende tot teruggave aan hem van een onder [betrokkene] inbeslaggenomen personenauto, merk Volkswagen Golf, met kenteken [AA-00-AA], ongegrond verklaard.
2. Namens klager is beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.R. Koenders, advocaat te Amsterdam, heeft in deze zaak bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klaagschrift.
3.2. De Rechtbank heeft in de bestreden beschikking, voor zover hier van belang, overwogen:
“Inhoud klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van het onder beslagene [betrokkene] inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk Volkswagen Golf, kenteken [AA-00-AA].
Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
-relevante feiten-
Op 17 oktober 2013 negeert een bestuurder van een Volkswagen Golf een stopteken. De bestuurder, die ambtshalve herkend is als [betrokkene], is uit de auto gevlucht om aan zijn staande houding te ontkomen en beschikt niet over enig rijbewijs. Ambtshalve is bij verbalisanten bekend dat klager [betrokkene] geregeld in zijn auto laat rijden.
Vervolgens wordt op 22 oktober 2013 onder beslagene voornoemd voorwerp inbeslaggenomen.
-standpunten-
De officier van justitie heeft verklaard dat klager in onderhavige zaak op 23 oktober 2013 als getuige is gehoord en in dit verhoor afstand heeft gedaan van de auto. Uit de RDW registerstaat, peildatum 3 maart 2014, blijkt dat de personenauto is gesloopt.
De raadsman heeft in raadkamer verklaard dat klager eigenaar van de auto was. De afstandsverklaring in het getuigenverhoor was geen weloverwogen beslissing. Klager heeft het proces-verbaal van verhoor niet getekend. Klager wilde de auto voor € 750,- verkopen. Nu de auto niet meer teruggegeven kan worden, dient klager de vervangende waarde van de auto te ontvangen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het proces-verbaal van verhoor getuige van 23 oktober 2013 blijkt dat klager afstand heeft gedaan van de personenauto. De omstandigheid dat het proces-verbaal niet door klager is ondertekend, doet hieraan niet af. Naar het oordeel van de rechtbank dient klager niet langer als belanghebbende of rechthebbende in de zin van artikel 552a lid Sv te worden aangemerkt.
Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat klager in zijn beklag niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank verklaart klager NIET-ONTVANKELIJK in zijn beklag.”
3.3.
De Rechtbank heeft vastgesteld dat de auto onder [betrokkene] (beslagene) in beslag is genomen en blijkens haar overwegingen heeft zij de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring kennelijk gegrond op art. 116, tweede lid, Sv.
3.4.
Art. 116 Sv luidt - voor zover van belang -:
“1. De hulpofficier van justitie of de officier van justitie die op grond van artikel 94, derde lid, in kennis is gesteld van de kennisgeving van inbeslagneming, beslist over het voortduren van het beslag in het belang van de strafvordering. Indien dit belang niet of niet meer aanwezig is, beëindigt hij het beslag en doet hij het voorwerp teruggeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen. De hulpofficier van justitie pleegt desgeraden overleg met de officier van justitie voordat hij de beslissing neemt.
2. Indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen ten overstaan van de rechter-commissaris, de officier van justitie of een opsporingsambtenaar schriftelijk verklaart afstand te doen van het voorwerp, kan de hulpofficier van justitie of het openbaar ministerie:
a. het voorwerp doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt;
b. gelasten dat het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende in bewaring zal blijven, indien teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, nog niet mogelijk is;
c. in geval degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen verklaart dat het hem toebehoort, gelasten dat daarmee wordt gehandeld als ware het verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.
3. Wordt een verklaring als bedoeld in het tweede lid niet afgelegd, dan kan het openbaar ministerie de beslissing onder a of b alsnog nemen, indien degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen, zich niet binnen veertien dagen nadat het openbaar ministerie hem schriftelijk kennis heeft gegeven van het voornemen tot zodanige beslissing, daarover heeft beklaagd of het door hem ingestelde beklag ongegrond is verklaard. Op het beklag is titel IX van het Vierde Boek van overeenkomstige toepassing.
(…)”
3.5.
In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van het huidige art. 116 Sv is onder meer het volgende vermeld ten aanzien van het tweede lid van art. 116 Sv, welke bepaling de mogelijkheden voor het openbaar ministerie bij afstand door de beslagene uiteen zet:
“De bezwaarlijke kanten van de regeling betreffende de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen worden in het voorstel als volgt weggenomen.
In de eerste plaats wordt de mogelijkheid geopend dat de beslagene zonder nadere specificatie van grond, doel of persoon van het voorwerp afstand doet door middel van een schriftelijke verklaring. In dat geval kan het openbaar ministerie het voorwerp hetzij teruggeven aan een derde die redelijkerwijze als rechthebbende kan worden aangemerkt, hetzij het ten behoeve van de nog onbekende of op dat moment nog niet bereikbare rechthebbende doen bewaren (artikel 116, tweede lid). Het voordeel van deze vereenvoudiging is dat de voorwerpen eerder aan de rechthebbende kunnen worden teruggegeven en het openbaar ministerie de bevoegdheid krijgt de bewaring te bevelen totdat de rechthebbende op het voorwerp bekend wordt.
Voor het geval de beslagene niet bereid is schriftelijk te verklaren van het voorwerp afstand te doen, blijft de ook thans bestaande mogelijkheid bestaan dat het openbaar ministerie hem kennis geeft van het voornemen aan een ander te doen teruggeven. Tot teruggave gaat het openbaar ministerie niet over wanneer de beslagene beklag doet en dat beklag gegrond wordt verklaard (vgl. artikel 116, derde lid, als voorgesteld).
Nieuw is evenwel de regeling opgenomen in het voorgestelde vierde lid van artikel 116 Sv. Daarin wordt de mogelijkheid geopend dat het openbaar ministerie het inbeslaggenomen voorwerp in bewaring geeft aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, wanneer de beslagene het voorwerp kennelijk door middel van een strafbaar feit aan de rechthebbende onttrokken heeft. Men kan hierbij denken aan het geval dat de beslagene, van wie met betrekkelijke zekerheid kan worden aangenomen dat hij het voorwerp heeft gestolen of als heler in bezit heeft, niet bereid is daarvan afstand te doen of zich verzet tegen teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt. (…)”1.
3.6.
De Rechtbank heeft het bepaalde in het tweede lid van art. 116 Sv miskend. Uit de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis en de tekst van art. 116, tweede lid, Sv, volgt onmiskenbaar dat uitsluitend de beslagene op de voet van deze bepaling afstand kan doen van het inbeslaggenomene. Wanneer een beslagene (overeenkomstig de regels) afstand van inbeslaggenomen voorwerpen heeft gedaan, kan hij niet (meer) als belanghebbende in de zin van art. 552a, eerste lid, Sv worden aangemerkt.2.Echter, in het onderhavige geval is klager een derde en niet de beslagene. Het oordeel van de Rechtbank dat klager niet langer als belanghebbende of rechthebbende in de zin van art. 552a Sv dient te worden aangemerkt en derhalve niet kan worden ontvangen in zijn beklag geeft aldus blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
4. Voor zover het middel hierover beoogt te klagen, is het terecht voorgesteld.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑01‑2015
Vgl. HR 1 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8776.