Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 3.13 Huisvesting zieke of van ziekte verdachte gezelschapsdieren
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Bronpublicatie:
17-06-2014, Stb. 2014, 232 (uitgifte: 27-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-06-2014, Stb. 2014, 233 (uitgifte: 27-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Een inrichting beschikt over ten minste drie afzonderlijke ruimtes voor het huisvesten en verzorgen van zieke of van ziekte verdachte gezelschapsdieren in afzondering van andere dieren, dan wel over de mogelijkheid deze ruimtes in te richten zodra dit nodig is.
2.
De in het eerste lid bedoelde ruimtes zijn:
- a.
een quarantaineruimte voor gezelschapsdieren waarvan bij binnenkomst in de inrichting de gezondheidstatus onbekend is of de vaccinatiestatus onbekend of onvolledig is;
- b.
een isolatieruimte voor gezelschapsdieren verdacht van een besmettelijke ziekte en dieren met klinische verschijnselen van een besmettelijke ziekte;
- c.
een ruimte voor huisvesting van gezelschapsdieren die ziek zijn, maar geen besmettelijke ziekte hebben of niet verdacht worden van het dragen van een besmettelijke ziekte.
3.
Gezelschapsdieren geplaatst in de in het tweede lid bedoelde ruimtes, worden solitair gehuisvest, tenzij dat vanuit veterinair oogpunt niet noodzakelijk is.
4.
De ruimtes, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, vormen een volledig afgescheiden onderdeel van een inrichting.
5.
De ruimte, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, kan bestaan uit een gedeelte van het binnenverblijf dat kan worden afgescheiden van overige binnenverblijven en dieren.