Hof Arnhem-Leeuwarden, 10-05-2019, nr. 21-000177-18
ECLI:NL:GHARL:2019:4292
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
10-05-2019
- Zaaknummer
21-000177-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:4292, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 10‑05‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1717
Uitspraak 10‑05‑2019
Inhoudsindicatie
Bedreiging van twee medewerkers van een penitentiaire inrichting, waar verdachte destijds verbleef. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de door verdachte gedane uitlatingen een bedreigend karakter hebben en gebezigd zijn met de kennelijke bedoeling de betreffende inrichtingswerkers vrees aan te jagen. Dat verdachte wellicht uit frustratie heeft gehandeld en er aanwijzingen zijn voor psychologische en/of psychiatrische problemen brengt niet mee dat het voor bedreiging vereiste opzet zou ontbreken. Oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, mede vanwege de in hoger beroep toegevoegde recidivegrond ex artikel 43a Sr.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000177-18
Uitspraak d.d.: 10 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 9 januari 2018 met parketnummer 16-193783-17 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-008564-13, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Detentiecentrum Schiphol HvB te Badhoevedorp.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter, bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van twee weken, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van
6 februari 2015, zal toewijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. A.P. Visser, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter heeft verdachte ter zake van bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van twee weken, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 6 februari 2015, is toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 5 juni 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou snijden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
2.hij op of omstreeks 5 juni 2017 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen - "Ik schiet jou kapot" en/of - "Ik schiet je hele gezin kapot" en/of - "Ik schiet je hele gezin, je vrouw en je kinderen kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen omtrent het bewijs voor het ten laste gelegde
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in de penitentiaire inrichting te [plaats] een tweetal medewerkers heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling. Door middel van een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging is daar in hoger beroep aan beide feiten de strafverzwaringsgrond als bedoeld in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd.
Namens verdachte heeft de raadsman betoogd dat de politierechter ten onrechte tot een bewezenverklaring is gekomen. Hij heeft daartoe - onder meer - aangevoerd dat er bij aangevers geen gegronde vrees voor daadwerkelijke uitvoering van de bedreigingen kon bestaan, nu verdachte in een penitentiaire inrichting verbleef en redelijkerwijs niet over een wapen kon beschikken. Voorts zou er volgens de raadsman geen sprake zijn geweest van opzet, maar van emotionele uitlatingen. Daarnaast acht de raadsman de gebezigde bewoordingen "Ik ga je snijden" onvoldoende concreet en voor meerdere uitleg vatbaar.
De raadsman verzoekt om vrijspraak, omdat er geen sprake zou zijn van een strafbare bedreiging.
Het door de Hoge Raad geformuleerde kader, waaraan het hof de tenlastelegging dient te toetsen luidt als volgt: De bedreiging dient van dien aard te zijn en onder zodanige omstandigheden te zijn geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee bedreigd werd. Niet vereist is dat de bedreiger het voornemen heeft om de bedreiging te realiseren.
Uit het proces-verbaal van politie en de door aangevers afgelegde verklaringen komt naar voren dat zij zich door verdachtes uitlatingen bedreigd hebben gevoeld. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte bij een urinecontrole, waarbij verdachte dreigde zijn urine op aangever te gooien, vervolgens zei: "Ik ga je snijden". Anders dan de raadsman acht het hof deze uitlating voldoende concreet. [slachtoffer 1] heeft verklaard: "Door deze woorden voelde ik mij bedreigd. Ik weet van de gedetineerde dat hij inmiddels enkele keren is overgeplaatst en dat betekent dat er incidenten zijn geweest. Dus die woorden maakten mij wel angstig. De gedetineerde heeft voor het koken de beschikking over bestek, waaronder een broodmes. Ik weet dat ze dit moeten inleveren aan het einde van de dag."
Tegen aangever van feit 2, [slachtoffer 2] , heeft verdachte meermalen en in diverse varianten geschreeuwd diens hele gezin 'kapot te schieten'. Verdachte stond daarbij trillend en agressief tegenover aangever. Ook [slachtoffer 2] heeft verklaard: "Deze woorden waren naar mij persoonlijk gericht. Ik voel me niet veilig en ook voor mijn gezin voelt dat onveilig. Ik ben bang dat hij zijn bedreigingen zal uitvoeren als hij eenmaal buiten is".
Ook andere medewerkers van de penitentiaire inrichting maken melding van voortdurende ordeverstoringen door verdachte, zijn woede- en zelfs haatuitbarstingen, onvoorspelbaarheid, achterdocht en waanideeën. Hoewel zij beroepshalve het nodige zijn gewend, brengt dit gevoelens van onveiligheid mee.
Het hof is van oordeel dat van de door verdachte gedane uitlatingen kan worden gezegd dat zij een bedreigend karakter hebben en door verdachte zijn gebezigd met de kennelijke bedoeling de betreffende inrichtingswerkers vrees aan te jagen. Aangevers hebben dat ook - naar het oordeel van het hof met recht - als zodanig ervaren. Dat verdachte wellicht uit frustratie heeft gehandeld en er aanwijzingen zijn voor psychologische of wellicht psychiatrische problemen, zoals naar voren gebracht door de teamleider van de penitentiaire inrichting, brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat bij hem het voor bedreiging vereiste opzet zou ontbreken.
Alles afwegende acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Hetgeen overigens door de raadsman naar voren is gebracht vindt geen steun in het recht.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 5 juni 2017 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jou snijden",zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
2.hij op 5 juni 2017 te [plaats] , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Ik schiet jou kapot" en
- "Ik schiet je hele gezin kapot" en
- "Ik schiet je hele gezin, je vrouw en je kinderen kapot",
zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee medewerkers van de penitentiaire inrichting in [plaats] , waar hij op dat moment als gedetineerde verbleef. De toedracht van de incidenten is reeds uiteengezet in de overwegingen omtrent het bewijs.
Uit het dossier blijkt dat verdachte doelbewust zijn kennelijke aversie, mogelijk tegen de hele wereld, maar in elk geval tegen degenen die belast zijn met het toezicht op en de zorg voor de gedetineerden, onder wie verdachte, tot uiting heeft willen brengen. Inrichtingswerkers hebben geen gemakkelijke taak. Zij zijn in principe bereid tot incasseren en het reguleren van moeilijk gedrag. Daaraan zijn echter grenzen. Die zijn door verdachte op strafbare wijze overschreden. De bedreigingen hebben daadwerkelijk impact gehad op de medewerkers van de penitentiaire inrichting. Het hof rekent dat verdachte aan.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 maart 2019. Uit dit maar liefst 55 pagina's tellend document blijkt dat verdachte vanaf 1993 talloze malen veroordeeld is voor strafbare feiten van diverse aard, waaronder met name al dan niet gekwalificeerde vermogensdelicten, maar ook meermalen de hier in het geding zijnde overtreding van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Daaruit blijkt tevens dat aan verdachte reeds driemaal de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd, zonder het daarmee beoogde resultaat.
De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Daargelaten de in hoger beroep aangevulde tenlastelegging met de strafverzwarende recidivegrond ex artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht, acht het hof de in eerste aanleg opgelegde straf onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde en het omvangrijke strafblad van verdachte. Het instellen van hoger beroep brengt risico's mee, die zich hier realiseren. Conform de vordering van de advocaat-generaal zal het hof aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te melden duur. Het hof acht deze straf passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 05-008564-13)
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Overijssel van 6 februari 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, in de zaak met het parketnummer 05-008564-13. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de meermalen door detenties opgeschorte proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Midden-Nederland van 2 oktober 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 6 februari 2015, parketnummer 05-008564-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 10 mei 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.C.J. Groothuizen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.