HR, 01-11-2011, nr. 10/03392 H
ECLI:NL:HR:2011:BU2952
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-11-2011
- Zaaknummer
10/03392 H
- LJN
BU2952
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BU2952, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2011; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Herziening. Aanvrage niet-ontvankelijk.
1 november 2011
Strafkamer
nr. 10/03392 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 5 februari 2009, nummer 21/002123-08, ingediend door:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 28 april 2008 - de aanvrager ter zake van 1. "belaging", 2., 3. en 4. telkens opleverend "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen" en 7. "mishandeling" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 101 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde als in het arrest omschreven.
Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de aanvrager een betalingsverplichting opgelegd, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, en de raadsheren M.A. Loth en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 1 november 2011.