ABRvS, 21-11-2012, nr. 201202112/1/A1
ECLI:NL:RVS:2012:BY3681
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
21-11-2012
- Zaaknummer
201202112/1/A1
- LJN
BY3681
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BY3681, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 21‑11‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 21‑11‑2012
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing om jegens [appellant] spoedeisende bestuursdwang toe te passen in verband met het op 21 december 2010 ontmantelen van een hennepkwekerij in de woning aan de [locatie] te Rotterdam (hierna: de woning) op schrift gesteld. Daarbij heeft het de aan de bestuursdwang verbonden kosten voor rekening van [appellant] gebracht.
Partij(en)
201202112/1/A1.
Datum uitspraak: 21 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Vlaardingen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 januari 2012 in zaak nr. 11/4368 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente IJsselmonde.
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing om jegens [appellant] spoedeisende bestuursdwang toe te passen in verband met het op 21 december 2010 ontmantelen van een hennepkwekerij in de woning aan de [locatie] te Rotterdam (hierna: de woning) op schrift gesteld. Daarbij heeft het de aan de bestuursdwang verbonden kosten voor rekening van [appellant] gebracht.
Bij besluit van 1 februari 2011 heeft het dagelijks bestuur de kosten van de uitvoering vastgesteld.
Bij besluit van 6 september 2011 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 16 januari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Kuijer, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.A. Karreman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
- 1.
[appellant] heeft op 15 juni 2011 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 18 januari en 1 februari 2011. Het dagelijks bestuur heeft het bezwaarschrift van [appellant] bij besluit van 6 september 2011 wegens overschrijding van de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) genoemde termijn niet-ontvankelijk verklaard. Het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank ongegrond verklaard.
- 2.
[appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur zijn bezwaar tegen de besluiten van 18 januari 2011 en 1 februari 2011 terecht niet-ontvankelijk heeft geacht. Daartoe voert hij aan dat hij vanwege een ruzie met zijn moeder de woning waar hij woonde moest verlaten en dat het niet mogelijk was voorzieningen te treffen om te voorkomen dat poststukken hem niet zouden bereiken. Hij voert voorts aan dat hij niet bedacht hoefde te zijn op de mogelijke ontvangst van de besluiten, omdat hij geen huurder was van de woning waarin de hennepkwekerij ontdekt werd. De besluiten zijn is om die reden evident onjuist. Reeds om die reden is het bezwaar ontvankelijk, aldus [appellant].
- 2.1.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de omstandigheid dat [appellant] vanwege een ruzie met zijn moeder de woning waar hij woonde moest verlaten, niet leidt tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Onder verwijzing naar de uitspraak van 12 mei 2011 in zaak nr. 2010121872/H1 (www.raadvanstate.nl) dient een belanghebbende om te voorkomen dat aan hem gerichte poststukken hem niet bereiken, zelf de nodige maatregelen te nemen indien hij tijdelijk afwezig is en behoort het tot de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbenden om zorg te dragen voor behartiging van hun belangen. Dat zijn moeder, naar [appellant] stelt, niet toestond dat aan hem gerichte post werd opgehaald, geeft, evenals de omstandigheid dat [appellant] er niet bedacht op was dat aan hem een besluit zou worden toegezonden, geen grond voor een ander oordeel, omdat dit voor risico van [appellant] komt.
Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 juli 2010 in zaak nr. 200908516/1/H2; www.raadvanstate.nl) biedt artikel 6:11 van de Awb, indien een verzuim niet verschoonbaar wordt geoordeeld, geen ruimte voor een belangenafweging als gevolg waarvan buiten het kader van deze bepaling een uitzondering wordt toegestaan op een voor belanghebbenden fatale termijn. De omstandigheid dat het besluit, naar [appellant] stelt, evident onjuist is, omdat hij het pand waarin de hennepkwekerij is aangetroffen nooit werkelijk heeft gehuurd en hij dus niet als overtreder kan worden aangemerkt, kan, wat daar ook van zij, daarom niet leiden tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het bezwaar tegen de besluiten van 18 januari 2011 en 1 februari 2011 op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De brief van 2 februari 2012 van het arrondissementsparket Rotterdam aan de gemachtigde van [appellant] waarin wordt bevestigd dat de strafzaak jegens [appellant] is geseponeerd, maakt dat niet anders, omdat dat niet tot gevolg heeft dat het dagelijks bestuur de termijnoverschrijding om die reden verschoonbaar moest achten.
Het betoog faalt.
- 3.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
- 4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2012
407-724.