Rb. Amsterdam, 11-04-2011, nr. 13/676264-11
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ0961
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
11-04-2011
- Zaaknummer
13/676264-11
- LJN
BQ0961
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ0961, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 11‑04‑2011; (Raadkamer)
Uitspraak 11‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Meervoudige raadkamer. Vordering gevangenhouding. Vermoeden dat verdachte drie strafbare feiten heeft gepleegd: poging tot verleiding van minderjarigen, grooming en het voorhanden hebben een wapen van categorie I.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/676264-11
De beschikking betreft de vordering van de officier van justitie in het arrondissement
Amsterdam van 11 april 2011, strekkende tot de gevangenhouding van:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring P.I. Amsterdam, HvB Het Schouw te
Amsterdam.
In besloten raadkamer van 11 april 2011 zijn verschenen en gehoord de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman mr. W.H. Jebbink.
Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat de rechtbank de gevangenhouding van verdachte zal bevelen wegens het vermoeden dat verdachte drie strafbare feiten heeft gepleegd. Deze feiten zijn, in volgorde van de vordering tot inbewaringstelling: poging tot verleiding van minderjarigen, grooming en het voorhanden hebben een wapen van categorie I.
Poging tot verleiding
Uit het tot op heden gevormde dossier blijkt dat verdachte wordt verweten dat hij enkele minderjarigen in zijn auto's heeft laten rijden, hij de minderjarigen te eten en te drinken heeft gegeven, hij met de minderjarigen naar de bioscoop is geweest, hij de minderjarigen bij hem thuis heeft uitgenodigd, hij de minderjarigen een keer een stukje uit een heteroseksuele
pornofilm heeft laten zien en hij met de minderjarigen heeft gestoeid.
Eén van de minderjarigen, [persoon 1], heeft volgens de buurtregisseur tegen hem verteld dat hij heeft gezien dat verdachte een andere minderjarige, [persoon 2],"van achteren nam", maar hiernaar gevraagd in een studioverhoor heeft [persoon 1] verklaard dat de buurtregisseur hem niet goed had begrepen en dat hij had gezien dat verdachte bovenop een andere minderjarige, [persoon 3], lag. Volgens verdachte zou dit in een stoeipartij zijn geweest. [persoon 1] heeft ook verklaard dat verdachte een keer in de bioscoop aan zijn been heeft gezeten, maar de rechtbank kan deze handeling – zonder nadere informatie hierover, die ontbreekt – niet kwalificeren als ontuchtig. De rechtbank merkt hierbij nog op, dat waar [persoon 1] lijkt te spreken over voltooide handelingen, de vordering ziet op een poging.
Bij gelegenheid van hun verhoren hebben alle betrokken minderjarigen verklaard dat verdachte nooit iets seksueels bij ze gedaan heeft en dat hij ook geen seksuele voorstellen heeft gedaan.
Het dossier bevat op dit moment onvoldoende ernstige bezwaren dat verdachte de minderjarigen heeft geprobeerd te bewegen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. De vordering tot gevangenhouding voor het eerste cumulatief/alternatief deel van feit 1, zal worden afgewezen.
Grooming
Sinds 1 januari 2010 is het strafbaar om – onder meer en kort samengevat – langs geautomatiseerde weg iemand die de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt een ontmoeting voor te stellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen. Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte via MSN over seksuele handelingen heeft gesproken met, en een ontmoeting heeft voorgesteld aan een zestienjarige die op dat moment het MSN-account van zijn jongere broertje gebruikte.
De vraag of het bovenstaande een strafbaar feit oplevert, zal eerst na het onderzoek ter terechtzitting ten gronde worden beantwoord. In de voorfase van het onderzoek zal de rechtbank zich beperken tot een inschatting van de kans dat de zittingsrechter, later inhoudelijk oordelend, deze vraag ontkennend zal beantwoorden. Indien deze kans reëel is, moet de vordering tot gevangenhouding worden afgewezen, omdat waar mogelijk moet worden vermeden dat verdachte ten onrechte in voorlopige hechtenis wordt gesteld.
Feitelijk heeft verdachte niet gecommuniceerd met iemand die de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt. Naar de tekst van de wet lijkt verdachte geen strafbaar feit te hebben gepleegd. Het is de vraag of het wel de bedoeling van de wetgever is geweest om gedragingen strafbaar te stellen zoals die verdachte worden verweten.
De wetgever heeft met artikel 248e Sr een bepaling in het leven geroepen die strekt tot de bescherming van personen beneden de zestien jaar (TK 2008-2009, 31 810, nr. 3, pag. 8). Ter gelegenheid van het wetgevingsoverleg met de Tweede Kamer hebben de leden van de vaste commissie voor Justitie met elkaar en met de minister van Justitie gesproken over het voorgestelde artikel 248e Sr (TK 2008-2009, 31 808, nr. 6). Daarbij is door het lid Teeven de vraag gesteld wat er moet gebeuren als een volwassen man denkt en voornemens is een kind te verleiden, terwijl de persoon aan de andere kant daadwerkelijk meerderjarig is. De minister van Justitie heeft deze vraag als volgt beantwoord: "Het voorgestelde artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht gaat uit van een objectieve leeftijd die wij op zestien zetten. Als iemand objectief achttien was, maar de verdachte subjectief dacht dat het om een minderjarige ging, is van strafbaarheid geen sprake." Tegelijkertijd heeft de minister van Justitie gezegd dat de vraag naar de strafbaarheid van dergelijke gedragingen afhangt van de intentie en dat in de meeste gevallen de contactuitingen niet het bewijs zullen inhouden dat de ontmoeting gericht was op het ontmoeten van een minderjarige. Als de intentie om contact te hebben met een minderjarige kan worden afgeleid uit de communicatie, aldus de minister, is voldaan aan de delictsomschrijving. De Eerste Kamer heeft over het wetsvoorstel niet gedebatteerd.
De vraag of de aan verdachte verweten gedragingen een strafbaar feit opleveren kan gezien de wetsgeschiedenis op verschillende manieren worden beantwoord; de antwoorden van de minister lijken op het eerste gezicht niet geheel eenduidig. De kans dat de rechtbank - later inhoudelijk oordelend - zal beslissen dat geen sprake is van een strafbaar feit is echter reëel. Onder die omstandigheden dient de vordering tot gevangenhouding voor dit feit te worden afgewezen.
Verboden wapenbezit
Verdachte wordt verweten dat hij namaakvuurwapens voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van dit feit is in de situatie van verdachte geen voorlopige hechtenis toegelaten. De vordering tot gevangenhouding zal ook voor dit feit worden afgewezen.
BESCHIKKENDE:
WIJST AF de vordering van de officier van justitie voormeld;
HEFT OP het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte voornoemd per heden.
Aldus gedaan in raadkamer van 12 april 2011 door
mr. M.M. van der Nat, voorzitter,
mrs. J.H.J Evers, C.W. Inden, rechters,
in tegenwoordigheid van M. van den Broek-van Overmeeren, griffier,